Princeliicke deuiisen
(1615)–Claude Paradin, Gabriel Simeon– Auteursrechtvrij
[pagina 184]
| |
[pagina 185]
| |
Oft blijven tot het eynd altijt al-even sterck.
Met beyd heeft den Romeyn de werelt meest gewonnen.
Mucius had begost een over-stoute daet:
Maer doen't hem was misluct, schroemd' hij hem niet te branden
Sijn rechter hant: en sey, Dat dese vuyst vergaet
Is meer dan recht, nu sij mij heeft gebrocht in schanden.
Doch wat won hij daer met? Porsena, die't ansach,
En cond sijn vijants straff niet schouwen met verdrach:
Des maecten hij terstont met de Romeynen vrede,
Nu lijdsaem cloeck bestaen bij heur had sulcken stede.
MVcius Sceuola, den Romeyn, hadde sulcke mishagen ende onverduldichheyt in sijn selven, dat hij ghemist had den Tyran (te weten den Coninck Porsena van Toscanen, als Valerius Maximus tuygt) doot te slaen, die sijn vaderlant verdruckte, 'ende tot het wtterste toe benaeude, dat hij sijn eyghen hant in't vier stack, om heur te verbranden, als wraeck over heur nemende, om dat sij niet den Coninck, maer een verkeert man ghetreft had. |
|