Ghy zijt het beste lidt dat elck heeft, in den noot:
Ghij zijt het slimste lidt, als ghij u seer ontbloot.
O mensch, leert dan u tong altijt heel wel bedwingen:
Oft sij sal u opt laest in schade oft schande bringen.
SInte Iacob, in het derde capittel, verhalende meer ander gebreckelicheden ende onghevallen die door het misbruyck der tonghen comen, seydt oock dat de tonge vol is van dootelick vergift: ende vergelijcktse bij het Roer, waer mede het heele schip ghestiert wort. Het welcke voorwaer seer wel over-een comt met het gene datmen den wijsen Heydenschen man Bias toeschrijft: want doen Amasis den Tyran van Egypten aen hem sondt een beest die versch gheslagen oft ghedoodt was, om tot een offerande aen sijn Afgoden ghebruyckt te worden; versoeckende op Bias, dat hij hem daer van weder seynden soude het quaetste oft het beste lidt, dat aen die beeste was; Bias en sondt hem anders niet weder, dan alleenlijck de Tong. Ghemerckt dan dat dit cleyn stuxken oft ledeken des gantsche lichaems, van soo grooten verlang is, soo en isset geensins niet te verwonderen, dat de Nature tselve lidt besloten heeft tusschen twee wallen oft valdeuren: waer wt dattet niet en behoorden te comen sonder oorlof vande Redelickheyt ende het verstandt, die in het diepste van dese sterckte des hoofts woonachtich zijn: Want anders, soo wanneer de Tong heur selven begint te ontgaen, ende over dese twee sloten te springhen oft te vlieghen, sonder te waerschouwen, soo ist dickwijls een iammere ende claghelicke sake om te seggen oft te be-