LII. Prosti buli elegantia.
Wilt ghij aensien t'cieraet van lichte vrouvven,
Comt dese Soch, met heuren rinck aenschouwen.
Een domme lichte vrouw, wtwendichlijck verciert
Met peerlen en met gout, wort al te wel geleken
Bij een Soch, diemen heeft in heuren muyl gesteken
Een gulden rinck, en blijft nochtans een vuyl gediert.
Want al het groot ciraet dat sulcke lichte vrouwen
Vertoonen tot heur eer, strect heur veel meer tot schandt,
Dat sij heur lichaem soo in eeren connen houwen,
Maer laten in bederf heur siel, heur waerdste pandt.
Den Wijsen-man in sijn Proverbien, int 2 capittel, maect een gelijckenis van de ciering oft schoonheyt, mitsgaders de vuylicheyt, van een lichte oft oneerlicke vrouwe; met een Soch die eenen gouden rinck door heur muylgaten stekende heeft.