Die wt de werelt scheydt, hoeft niet meer aen te trecken,
Dan slechts soo veel gewaeds om sijn bloot lijf te decken.
Het was een heydensch man, die ons dees leere gaff:
Hij ruymden al sijn goet, sijn rijck, en Coninx-staff,
En siende dat hij al dat hij had, moest verlaten,
Deed roepen over-luyd langs al de Heeren-straten:
Den man die tlant van Oost geheerst heeft en getemt
En houdt, eylaes, voor hem niet meer dan dit vuyl hemd.
Monstrelet schrijft, dat Salladin, Soudaen van Babylonien ende Damasco, insgelijcx ooc Coninck van Egypten, liggende op sijn wtterste binnen de stadt van Ascalon (ten tijden van Filips Augustus, Coninck van Vranckrijck) beval dat al soo haest als hij overleden soude wesen, sijn hembd op een Lancie gesteken, langs de voorseyde stadt Ascalon over straet int openbaer gedragen soude worden, door sijnen oppersten schilt-knecht, roepende overluydt: Den Coninck van geheel Oosten is gestorven: ende en draegt met hem anders niet van alle sijn goet ende cleederen, dan dit hembd alleen. Het welck voorwaer alle menschen een waerschouwing ende vermaning moet wesen, hoe machtich ende rijck sij zijn, dat sij't al moeten verlaten tgene dat sij gehadt ende beseten hebben in hun leven, soo wanneer de Doot comt: ende alsoo bloot van dese werelt scheyden, als den armsten ende behoefelicksten mensch die ter werelt wesen mach.