diensten dede, voor Acre, dat hij bedienende het ampt van Groot-Meester, van de gantsche Ridderschap versocht was om de Wapen van de selue Ridderschap voor de sijne (oft ten minsten bij de sijne) te voeren, ende sijne naecomelingen int Graefschap (tegenwoordichlijck Hertochdom) van Savoyen nae te laten: ende dat in gedenckenis dat hij de voorseyde Christene Ridders door sijne cloeckmoedicheyt ende vromicheyt verlost hadde ende bevrijt van de tyrannije ende felheyt der Vijanden des Geloofs. Aldus dan desen Groenen Grave, als instelder van dese Orden, noemende sich seluen hooft ende opper-heer van de selue, beriep insgelijcx ende verkoos tot hem noch viertien edele Ridders, daer hij den vijftiende toe was: ende een iegelijck van dien begaefde hij met eenen gouden halsbant, met de boven-gestelde Devise van vierde letteren F.E.R.T. De namen van de welcke eerste Ridders van dese orden, tot hun gedachtenis, ende eeuwige vermaning, hier onder gestelt zijn: te weten,
Den Groenen Grave, hooft ende opperste des ordens.
Ameet Grave van Geneve.
Antonis Heere van Beaujeu.
Huyg van Challon, Heere van Arlay.
Ameet van Geneve.
Ian van Vienne, Amirael van Vranckrijck.
Willem van Grandzon.
Willem van Calamon.
Roeland van Veyssy Bourbonnois.
Steven, bastaert van Baume.
Iasper van Monmeur.