Princelijcke deuijsen
(1563)–Claude Paradin, Gabriel Simeon– Auteursrechtvrij
[Folio 95r]
| |
als den Keyser Valens bewesen werdt. De welcke besmet wesende mette ketterije van Arrius, ghescreuen hebbende veelGa naar margenoot+ dinghen aengaende tbannen van S. Basilis, en heeft nochtans in sijnder macht niet gheweest, tselue te volbringhen: Want sijn penne en wilde tot drye reysen toe gheenen inct gheuen. Ende dies niet teghenstaende, willende voorts varen om te onderteekenen sulcken wet ende ongodlijcke ordinancie, heeft sijn handt soo begonst te beuen, dat hy selue door groote veruaertheyt met sijnen handen in stucken schuerde, als dat hy hadde gheschreuen. |
|