Princelijcke deuijsen
(1563)–Claude Paradin, Gabriel Simeon– Auteursrechtvrij
[Folio 41v]
| |
[Folio 42r]
| |
met een keten aende Dadelboom, daer by geschreuen stondt Col. Nem. Dat is, Colligauit nemo. Als oft by auenturen de voorseyde Augustus hadde willen te kennen gheuen, dat niemant voor hem tlandt van Egipten tonderghebracht hadde. Egipten segghe ick, om dattet landt is dat vande riuiere Nilus ouerloopen wort, dwelcke beteekent wordt bijde Crocodile, die nerghens dan in dese riuiere en wordt gheuonden. Ten anderen soo staet inde selue munte die Crocodile op de Palmen oft tacken vanden Dadelboom, in een teeken dat hy triumpheert in Egipten, tlandt veruarschende in stede van reghen. Die Keyser Augustus, tot propoost van dese deuijsen hadde oock viccorie in Egipten, teghen M. Antone ende Cleopatra. |
|