Kroniek van Alkmaar in de Bataafs-Franse tijd, 1787-1797
(2015)–Jan van Panders– Auteursrechtelijk beschermd[rechterbladzijde]1789Den 3 february dezes jaars stierf de weledlegestrenge heer mr. W. Winder, oud-burgemeester & raad, alsmede ontvanger ten gemeene lands comptoire. Deze heer, schoon gesteld onder de patriotten, was egter door commissarissen van Zijn Hoogheid weder tot raad der stad aangesteld en in zijn post als ontvanger gecontinueerdt. Na deszelfs overlijden werd gezegd dat zijn weledlens laatste wil ook bevatten: ‘Aan niet een eenig burger, 't zij raadslid of particulier, die voor prinsgezind bekend stond, van het overlijden bekendmaaking te doen noch op deszelf begrafnis toe te laaten, alsmede dat niemand van die aanhang tot eenige dienst van lijk- of sterfhuis gebruikt zouden worden’. Ingevolge van deze laaste wil (waaraan veelen twijffel hegten) werden ook door de bezorgers van het sterfhuis alle schikkingen & verrigtinge[n] zodanig (en wel zeer nauwkeurig) aangelegt & uitgevoerd, geschiedende de bekendmaaking van het overlijden mitsgaders de noodiging ter begrafenis alleen bij opentlijk bekendstaande patriotten. Deze verregaande partijschap in deze dagen en dat weegens een man die aan den stadhouder groote verpligting had wegens het behouden van zijn post als ontvanger, baarde veel opziens en zeer sterke gesprekken, waaruit men reeds met reeden besloot dat de begrafnis niet Den 10 february de begraaving geschiedende, zo rotten er een groot aantal van het gemeenste volk en jongens t'saamen voor het sterfhuis. Alle dezen zouden egter niet of zeer weinig hebben durven onderneemen in een stad van die gesteldheid als Alkmaar, indien niet een stuk 5 à 6 jonge officieren van het hier ingequartierde gurarnisoen Saxen Gotha dat gemeen hadden aangevuurd. Zo ras de lijkstatie | |
[linkerbladzijde]aanvang nam, hitsten deze officieren de jongens & verder gemeen aan en het geroep was ‘Orange boven’. Dit geschreeuw eens begonnen zijnde, nam meer en meer toe, onder een meenigte van zwaare vervloekingen op de overleedenen en uitjouwinge der begrafnisgaanders. Onder dat geschreeuw, vervloeken & uitjouwen volgden het gemeen de lijkstatie na de kerk. Er is een order dat niemand bij zulk een gelegenheid in de kerk mag gaan dan dengeenen die tot de lijkstatie behooren. Een gemeen karel, die egter in wilde dringen, werd door een oppasser teruggekeerd & geslaagen. De voorzeide officieren gearmt door de begrafnisgangen zwierende dit ziende, schooten naaderbij en drijgden, waardoor de oppassers de deuren verlieten, zodat dezelve geheel open geraakten, waarop die officieren en het gemeen vrij ter kerke indrongen. Bij het vernieuwend geroep ‘Orange boven’, gepaard met zwaare vervloekingen, 't welk op een verschrikkende wijse algemeen werd toen het lijk ten grave werd ingelaaten, roepende veelen: ‘Haal die valsche donder &c. eruit, en hang hem aan de galg’. Met verhaasting, en niet zonder confusie, ging de lijkstaatie terug, bestaande uit 80 à 90 paaren van de aanzienelijkste lieden der stad, weder gevolgt van hetzelve gemeen onder dezelve gedraagingen. De lijkstatie gescheiden Deze samenrotting aldaar duurden tot 7 uuren 's avonds, niet zonder vrees dat het huis zelve aanstoot zoude lijden, doch daar de justietie op dien tijd er zig mede bemoeiden, geraakten het gemeen uit elkander en van de straaten, krijgende de stille wagt order terstond de wagt bij 't stadhuis hunne hoofdmagt te betrekken en op het stadhuis daar kortbij staande zicht te geeven, loopende daarmede deze geheel onrustigheid ten ende. |
|