Weerkundige aanteekening
Den zomer van 1788 is over 't algemeen ongewoon warm geweest. Den 12en july in de middag tekendende de thermometer 88 graden en de volgende morgen tegen de middag was dezelve boven de 90 graaden, zeeker hier te lande een zeer zeldzaame hitte.
's Nagt tusschen den 12 & 13 july was de wind zuidzuidoost; er dreef een donderbui ten westen van deze stad, die zeer zwaar was, in geduurige weerligten bij 't westen met een geheele stilte omdrijvende tot 's nagts half een, wanneer in één oogwenk er een vervaarlijke storm ontstond uit het westzuidwesten, dog welke slegts een half uur duurden, zijnde de lugtsgesteldheid toen weer als vooren.
Even zulk een nog geweldiger storm uit het westzuidwesten (terwijl de doorgaande wind als vooren zuidzuidoost was) ontstond er namiddags den 13 om 3 uuren.
Ten plattenlande werden de boomen omgerukt, de daaken der huisen op veel plaats zeer beschaadigt, het op hoopen staande hooi weggerukt en ver heen weggedreeven.
De oogenblikkelijke losbarsting en geweldigheid van deze storm was zo snel en groot, dat een aantal vaartuigen op het 't IJ bij Amsterdam en elders erdoor omgerukt werden en veele menschen het leeven verlooren.