Redevoeringen, verhandelingen en losse geschriften
(1854-1855)–J.H. van der Palm– Auteursrechtvrij
[pagina 101]
| |
Korte schets, bevattende eenige levensbijzonderheden,
| |
[pagina 102]
| |
den Lezeren van het Geneeskundig Magazijn, een beknopt verslag mede te deelen, van het leven en de belangrijke werkzaamheden van dezen jeugdigen Arts, te vroeg, helaas! aan zijnen gewigtigen post, aan de Maatschappij, en aan zijne vrienden en betrekkingen ontrukt. Hij werd op den 26 December des jaars 1774 te Amsterdam geboren. Zijn Vader bekleedde aldaar met lof het beroep van Artsenij-mengkundigen, hetgeen door denzelven niet aanvaard was, dan na alvorens een geregelden loop van geneeskundige studiën aan eene onzer Vaderlandsche Hoogescholen te hebben afgelegd. Deze gelukkige zamenloop van omstandigheden moest natuurlijk veel toebrengen, om den zoon tot het edel beroep van Geneeskundige te doen bestemmen; de natuur had denzelven daartoe den gunstigsten aanleg en de vereischte talenten gegeven, en aan het uitmuntend Gymnasium en Athenaeum Illustre te Amsterdam, onder de opleiding van van ommeren, wijttenbach, bonn en van swinden, ontbrak het aan geene gelegenheid; om dezen aanleg te vormen, deze talenten te ontwikkelen, en den leergierigen jongeling, in ieder vak van wetenschap, tot de verhevenheid eener juiste en tevens liberale beoefening derzelve op te leiden. Aldus toebereid verscheen hij in den jare 1791 aan de Leydsche Hoogeschool, om aldaar, onder de lessen der beroemde mannen van dien tijd in alle de voorbereidende en beoefenende gedeelten der Geneeskunde, zijne letterkundige loopbaan te beginnnn en te voltooijen. De kortheid van dit verslag laat geenszins toe, aangaande den aanleg en voortgang zijner studiën, gedurende dit tijdperk, de berigten mede te deelen, die wij uit | |
[pagina 103]
| |
den mond zijner tijdgenooten gereedelijk zouden kunnen verzamelen. Het zal genoeg zijn op te merken, dat hij zich beijverde, om de wetenschap, waaraan hij zich toewijdde, van alle kanten, en in hare geheele uitgestrektheid te omvatten; dat geene belangrijke nasporingen der Ontleedkunde met de daaraan verwante takken, geene verbazende ontdekkingen der Scheikunde, geene nieuwe stelsels van Geneeskunde, zijne aandacht en navorsching ontgingen, en hij zich alzoo volkomen op die hoogte trachtte te plaatsen, van waar men de kennis des menschen, in den staat der gezondheid en der ziekte, en de kennis der middelen, om den eersten te behouden en te verzekeren, en den laatsten te hulp te komen, overzien en bevatten kan. Gelijk hij te dezen aanzien aan alle zijne uitmuntende Leermeesters de wezenlijkste verpligting had, betuigde hij steeds die inzonderheid te gevoelen omtrent den Hoogleeraar s.j. brugmans, wiens uitgebreide smaak, levendigheid van voorstelling, en minzame omgang de verdienstelijkste jongelingen rondom hem lokte; die, ook buiten de uren zijner lessen, hun alles, wat tot hunne vorming strekken kon, aan de hand gaf, en die, door hen toe te laten tot de vervaardiging der toebereidselen ter verrijking zijner keurige verzameling van voorwerpen, betrekkelijk de vergelijkende Ontleedkunde, door zich daarin van hunne hulp te bedienen, en bij die gelegenheid hun geest met allerlei kundigheden te verrijken, hunne leergierigheid opscherpte, en den weg tot verdere navorsching voor hen baande en gemakkelijk maakte. Van heekeren kon, uit hoofde van zijnen natuurlijken aanleg, geen beminnaar zijn eener drooge en | |
[pagina 104]
| |
dorre studie; zijn goede smaak en gevoel voor het schoone, leidden hem van zelve tot de beoefening der letterkunde, als het sieraad van alle geleerdheid en wetenschap, terwijl hij tevens inzag, en hierin door het voorbeeld zijner Leermeesteren bevestigd wierd, van welk gewigt een beschaafde geest, en kennis van der menschen neigingen en hartstogten voor den beoefenenden Geneesheer zij. Het kan derhalve niemand bevreemden, dat hij van zijn verblijf te Leyden gebruik maakte om de lessen van pestel in de Natuurlijke Regtsgeleerdheid, en van rau in de Welsprekendheid bij te wonen; dat hij oude en hedendaagsche dichters en redenaars vlijtig doorbladerde; en dat al wat beschaafdheid, smaak en genie bezat onder de studerende jongelingen, tot den kring. van zijnen gemeenzamen omgang behoorde. Wij kunnen ons hier, uit zijne nog in leven zijnde tijdgenooten, beroepen op den tegenwoordigen Amsterdamschen Hoogleeraar d.j. van lennep en plaatsen uit de reeds verstorvene nevens denzelven den edelen j.w. van sonsbeek, den roem der Zeeuwsche jongelingschap, van wien het, reeds in zijne pas ontloken jaren, onzeker was, of hij eenmaal aan de Maatschappij als Staatsman, of als Dichter aan de Vaderlandsche Letterkunde gewigtiger diensten zou bewijzen. Door zulke vrienden omgeven (en hoe vele mannen van erkende groote verdiensten zouden wij onder dezelve niet kunnen optellen) bragt hij zijne Akademische loopbaan met even veel genoegen als vrucht ten einde, en verkreeg in den jare 1797 de Doctorale waardigheid, na het openbaar verdedigen eener Verhandeling de Osteogenesi praeternaturali, die, afzonderlijk gedrukt en | |
[pagina 105]
| |
uitgegeven, met gretigbeid en toejuiching ontvangen, en met welverdienden lof is beoordeeld in verscheiden zoo buiten- als binnenlandsche Journalen. De Hoogeschool verlaten hebbende, zettede hij zich in zijne geboortestad Amsterdam neder, waar de roem zijner loffelijk volbragte studiën, de achting en genegenheid voor zijn persoon, en de bescherming van groote mannen, gelijk een van swinden, deiman en dergelijke, hem eene uitgebreide en schitterende praktijk beloofden, waarvan reeds de eerste, in dit vak altijd geringe beginselen de bewijzen droegen. Doch niet lang daarna, in den aanvang des jaars 1798, werd het Agentschap van Nationale Opvoeding opgerigt. De voormalige Franeker Hoogleeraar th. van kooten, die het eerst dat Agentschap bekleedde, en de talenten, den geest en de werkzaamheid van van heekeren kende, droeg hem den post op, om als Secretaris bij dat Agentschap hem ten dienste te staan. Dat hij dezen post, na eenig beraad, aanvaardde, en voor denzelven zijne, inderdaad zeer voordeelige uitzigten als Geneesheer varen liet, is zekerlijk grootendeels toe te schrijven aan jeugdige eerzucht, aan de betoovering van het denkbeeld, om in eenen nieuwen uitgebreiden kring, nieuwe en uitgebreide diensten aan de Maatschappij te bewijzen; en welk jong mensch van verdiensten kent dezen prikkel der eerzucht, deze begoocheling eener loffelijke eigenliefde niet? maar er was echter nog eene andere beweegoorzaak, die hiertoe natuurlijk en krachtig medewerkte. Van heekeren had zich naauwlijks te Amsterdam gevestigd, of hij werd benoemd tot Lid der Commissie van Geneeskundig Toevoorzigt binnen die Stad. De belangrijke werk- | |
[pagina 106]
| |
zaamheden dier Commissie in het vak der Medicina Politica, waarvan derzelver uitgegeven gewigtige stukken en rapporten de blijken dragen, moesten zijn zucht noodwendig ontvlammen, om in dit zoo heilrijk, en echter in ons Vaderland zoo weinig bearbeid gedeelte der Geneeskundige Wetenschappen, zich met ijver te oefenen; en nu werd hem een post aangeboden, waarin de geneeskundige zorg van het Staatsbestuur voor de gezondheid en welvaart der Ingezetenen, een der voorname voorwerpen zijner werkzaamheid zou moeten uitmaken, waarin hij de gelegenheid zou hebben de belangrijkste berigten hierover in te zamelen, en om hetgeen de bekwaamste mannen, in dit en andere landen over dit onderwerp gedacht en geschreven hadden, dadelijk in praktijk te zien gebragt. Is het wonder, dat zijn nieuwe post, voornamelijk uit dit oogpunt beschouwd, hem bekoorde, en dat hij niet langer zwarigheid maakte, zich tot de waarneming van denzelven te verleenen? Naauwlijks bekleedde hij dezen post, of eene andere waardigheid wierd hem voorgesteld. Curatoren van het Amsterdamsch Gymnasium plaatsten hem onder de twee benoemden, ter vervulling van het Hoogleeraarschap in de Ontleedkunde, 't welk door vrijwilligen afstand van den beroemden a. bonn, vacant was geworden. Niemand twijfelde, of hij was de bedoelde man, 't geen daarna ook bevestigd werd, toen zijn medebenoemde niet is beroepen. De Agent van kooten gebruikte derhalve alle middelen van overreding, ten einde hem te bewegen, om de Curatoren voor de hem bewezen eer te bedanken, en alle verdere aanmerking op zijn persoon voor te komen, hetgeen dan ook van | |
[pagina 107]
| |
deze aangewende pogingen het eindelijk gevolg is geweest. Zijn loopbaan, als Secretaris bij het Agentschap van Nationale Opvoeding, is niet genoeg van duur geweest, om over zijne verrigtingen in denzelven anders te kunnen doen oordeelen, dan door diegenen, die zijnen arbeid van nabij hebben beschouwd; en wanneer men dan in aanmerking neemt de omstandigheden en afwisselingen van dien tijd, de menigvuldige moeijelijkheden, uit het onbepaalde der werkzaamheden van dat Agentschap, naar de denkwijs dier dagen, uit het nieuwe en vreemde der daaruit voortvloeijende bijzonderheden geboren, den overlast der waanwijsheid, der projectmaking en van den ambtshonger, die elk om beurten hetzelve bestormden; wanneer men dit alles in aanmerking neemt, en vergelijkt met hetgeen ons uit echte bronnen verzekerd is door hem dadelijk te zijn verrigt, zonder eenigen wezenlijken onderstand van aan hem toegevoegde medearbeiders, afhankelijk van hooger wenken en bevelen, en bij de noodwendige onbedrevenheid van eenen jongen Arts in ministeriele zaken, dan zou men reden hebben om niet alleen over zijne gematigdheid, in het beteugelen van den geest der vervolging en in het voorkomen van verwarringen, maar ook voor zijne onvermoeide werkzaamheid bij ontelbare afleidingen, en over zijne aan den dag gelegde talenten zich te verwonderen; terwijl de vervaardiging eener Pharmacopoea Batava, waarvan het ontwerp door hem in dien tijd is gevormd, en die thans op eene zoo voortreffelijke wijze is tot stand gebragt, zoowel zijne nagedachtenis, als de beroemde opstellers derzelve tot eer zal verstrekken. | |
[pagina 108]
| |
Toen in de maand April des jaars 1799 de Agent van kooten, als Gezantschaps-Secretaris naar Spanje vertrok, en in deszelfs post door den Leydschen Hoogleeraar j.h. van der palm werd vervangen, stelde deze aan van heekeren voor, om het Secretariaat des Agentschaps, als waarvan de menigvuldige oplettendheden en naauwkeurigheden noodwendig deszelfs ijver in het groote doel zijner werkzaamheden moesten verhinderen, met den post van Commissaris tot de zaken der Geneeskundige Staatsregeling, op gelijke jaarwedde en rang, te verwisselen. De redenen, voor die verandering opgegeven, werden door hem, en toen, en in 't vervolg, gebillijkt; de daartoe gedane voorslag bereidwillig aangenomen; en van dit tijdstip af leide hij zich geheel toe op de verbetering van den staat en de beoefening der Geneeskundige Wetenschappen in ons Vaderland, en op de bevordering der heilzame maatregelen van Geneeskundige Staatkunde. Dat hij zich ook reeds te voren, en onder den omslag der bezigheden van het Secretariaat, met dit onderwerp, in al deszelfs uitgebreidheid, ijverig had onledig gehouden, blijkt, onder anderen, uit deszelfs gedrukt rapport, den 22 November 1799 aan den toenmaligen Agent gedaan, waarin hij melding maakt van een reeds te voren bij hem ontworpen uitgebreid plan, om en de beoefening der Geneeskundige Wetenschappen, en het openbaar onderwijs in dezelve, en de wetten, zoo tot wering van misbruiken en kwakzalverij, als tot bevordering der staatkundige zorg voor de gezondheid en het leven der ingezetenen, in een en hetzelfde Reglement te omvatten, ten einde hetzelve | |
[pagina 109]
| |
door het Uitvoerend Bewind en Vertegenwoordigend Ligchaam te doen invoeren. De groote omvang van dit ontwerp was oorzaak, dat hetzelve niet zoodanig als het lag, werd aangenomen, en de Agent liever verkoos, elk der grootere deelen van hetzelve afzonderlijk te doen bewerken, en het een na het andere, zoo mogelijk, in trein te brengen, waarschijnlijk voorziende, dat het ook alzoo niet weinig moeite zou inhebben, in onze Republiek, en bij de gedurige dobbering van derzelver staatsgesteldheid, plaatselijke wetten en gebruiken door algemeene verordeningen te doen vervangen. Bij het zoo evengemelde Rapport was tevens een Concept-Reglement van Geneeskundig Bestuur gevoegd, 't welk te gelijk met hetzelve, door den Agent aan de voornaamste Geneeskundige Collegien en personen werd rondgezonden, ten einde met derzelver inlichtingen en aanmerkingen te worden vereerd. Het was ligtelijk te voorzien, dat een stuk, waarin zoo vele onderscheiden belangen en denkwijzen meer of minder werden aangetast, bedenkingen van allerlei aard moest doen ontstaan, die derhalve in groote menigte werden ingezonden, en welker bijeenverzameling, schifting en wederzamenstelling tot het vormen van een algemeen overzigt, niet weinig arbeids veroorzaakte. Hoezeer nu de beoordeeling der beroemdste en bekwaamste mannen over dit stuk, verre weg de gunstigste was, bleek het echter duidelijk, dat het raadzaamst zijn zou, ten einde den tegenstand, zoo veel mogelijk, te ontwapenen, de verbetering van den staat der Geneeskunde in deze Republiek nog eenvoudiger en meer in 't bijzonder aan te vangen; terwijl men tevens schijnt | |
[pagina 110]
| |
in 't begrip te zijn geraakt, om alleen zoodanige verordeningen voor te stellen, die door het Uitvoerend Bewind zonder tusschenkomst van het Vertegenwoordigend Ligchaam konden worden ingevoerd, ten einde alzoo den weg te banen en voor te bereiden voor een volledig zamenstel van Geneeskundige Wetten en Reglementen voor dit geheel Gemeenebest. Althans op den 7 November des jaars 1800 werd bij het Uitvoerend Bewind, op voorstel van het Agentschap van Nationale Opvoeding, een besluit genomen, waarbij de Departementale Besturen, en door dezelve de Gemeente-Besturen werden gelast, om met al het aan hen toevertrouwd gezag de kwakzalverij van allerlei aard en gedaante krachtdadiglijk te weren, en te beletten, dat door iemand eenige tak der geneeskunde wierd uitgeoefend, die daartoe niet wettiglijk en na afgelegd examen bevoegd was verklaard: een besluit zoo heilzaam, en in al deszelfs bijzonderheden zoo gepast, dat niettegenstaande de weinige klem van regering bij de ondergeschikte collegien van dien tijd, en de daaruit voortvloeijende flaauwhartigheid en nalatigheid, waarmede aan den inhoud van dat besluit op de meeste plaatsen is voldaan, hetzelve echter onbegrijpelijk veel heeft toegebragt, om de overheersching der grofste misbruiken voor te komen en te beteugelen. Den 3 Januarij des volgenden jaars werd bij het Uitvoerend Bewind besloten, mede op voordragt van het Agentschap, tot de oprigting van Departementale Commissien van Geneeskundig Bestuur, welke ten platten lande, en in alle steden, waar geene Geneeskundige Collegien gevestigd waren, het toezigt zouden uitoefenen op de exercitie der praktijk, en de examina | |
[pagina 111]
| |
afnemen der personen, welke zich aldaar tot dat einde wenschten te etablisseren; eene inrigting, waarmede aan eene der dringendste behoeften in alle gewesten der Republiek werd voldaan, en waarvan in verscheiden streken onzes Vaderlands de beste uitwerkselen zijn gezien. Voorts werd op den 8 April van dat jaar, mede bij besluit van het Uitvoerend Bewind, de instructie voor deze Departementale Commissien gearresteerd, en eindelijk door de benoeming van de Leden, die dezelve zouden uitmaken, waaronder de beroemdste namen prijken, deze instelling volkomen tot stand gebragt. Alle welke besluiten bij notificatie ter kennis der Ingezetenen zijn gebragt, en ter Landsdrukkerij verkrijgbaar gemaakt en uitgegeven, onder den titel van Geneeskundige Verordeningen van het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek; terwijl daarin bovendien te vinden is, een uit dezelfde bron voortgevloeide, en ten zelfden dage gearresteerde aanschrijving van het Uitvoerend Bewind aan de Departementale- en Gemeentebesturen, strekkende om de vreesselijke verwoestingen der kinderziekte, door het aanmoedigen en bevorderen van de inenting derzelve, langs de meest gepaste middelen en wegen, zoo veel mogelijk, voor te komen; en tevens de voorstanders der toen voor het eerst in dit land opgang makende vaccine, tot het doen van herhaalde proefnemingen, en het mededeelen van den uitslag derzelve, uit te noodigen en aan te sporen. Uit deze weinige proeven zal men over den aard der werkzaamheden van van heekeren, en ook eenigermate over derzelver omvang kunnen oordeelen. Het is toch inderdaad opmerkelijk, dat alle deze gewigtige | |
[pagina 112]
| |
stukken in dagteekening niet meer dan eenige maanden verschillen; en indien men zich daarbij herinnert, dat in dit tijdperk de beroemde van swinden mede aan het hoofd des Bestuurs geplaatst was, wiens ijver tot het invoeren van algemeen nuttige inrigtingen, vooral in het vak van wetenschappen, verlichting en wijsgeerige staatkunde, boven onzen lof verheven is, zou men dan niet ligtelijk in het vermoeden kunnen komen, dat het althans niet aan gebrek aan ijver of werkzaamheid, maar alleen aan tijdsomstandigheden, en daaruit voortgevloeide, of daarmede verbonden beginsels en oorzaken te wijten is, dat het gebouw van Staatkundige Geneeskunde in ons Vaderland, na de gelegde grondslagen, nog zoo geheel onvoltooid en naauwlijks begonnen daar staat? Intusschen zijn bij het Vertegenwoordigend Ligchaam nog onafgedaan gebleven twee gewigtige stukken, daartoe mede behoorende, en aan welker vervaardiging en bearbeiding van heekeren geen gering aandeel had; het eene betrekkelijk het invoeren van algemeene geboorte-, trouw- en sterflijsten; het andere bevattende politieke middelen, en voorbehoedselen tegen de hondsdolheid; terwijl eindelijk thans nog hij het Wetgevend Ligchaam aanhangig is eene voordragt van het Staatsbewind tot invoering van een algemeen Geneeskundig Bestuur en Toevoorzigt, geschoeid op den leest der tegenwoordige Staatsregeling; van welken zoo moeijelijken en in deszelfs bijkomende omstandigheden zoo verdrietigen arbeid hij den afloop niet heeft mogen aanschouwen. Men denke intusschen niet dat zijne werkzaamheden zich enkel bepaalden tot het stellen of beoordeelen van dergelijke Verhandelingen, zoo ver het tijdsgewricht | |
[pagina 113]
| |
derzelver voordragt raadzaam maakte; neen, hoezeer men van den arbeid, daaraan verbonden, zonder dadelijke ondervinding, zich geen juist denkbeeld kan maken, was echter daarenboven aan hem aanbevolen de behandeling van alle, bij het Agentschap of den Binnenlandschen Raad dagelijks voorkomende zaken, het geneeskundige betreffende, en het stellen der rapporten of adviezen op dezelve, zoo ver zulks noodig was, terwijl de geheel of gedeeltelijk officiele correspondentie, met Geneeskundige Collegien, of de Leden derzelve, in minder bezige uren zijne vlijt kon gaande houden. Onder dit alles bleef hij zijnen geest met de voortbrengselen der Nieuwe Letterkunde, en met het bestuderen der Oude voedsel verschaffen, en wisselde daardoor af zijne steeds voortgezette nasporingen van alles wat genees-, schei-, natuur- of geneeskunde in deze dagen nieuws of belangrijks ontdekten. De kunstbewerking der vaccinatie, die zulke weldadige uitzigten voor het menschdom opent, trok uit dien hoofde bijzonder zijne aandacht; zijne eigen waarnemingen desaangaande, bijzonderlijk verzameld bij gelegenheid van een verblijf te Zierikzee, waar hij aangaande het onderscheid tusschen de ware en valsche koepokken, en het mededeelen der pokstof door inenting aan koebeesten, gelegenheid had om gewigtige proeven te nemen; deze zijne waarnemingen had hij geschikt voor dit Geneeskundig Magazijn; doch gedeeltelijk zijne bezigheden, gedeeltelijk de vertraging, door het teekenen en graveren der noodige platen veroorzaakt, hebben te weeg gebragt, dat dit voor zijnen dood niet heeft kunnen geschieden; terwijl wij echter hoop hebben, dat met gunstige toe- | |
[pagina 114]
| |
stemming zijner erfgenamen, zijne nagelaten geschriften desaangaande, door ons nog zullen kunnen medegedeeld worden. Als praktisch Geneesheer heeft hij weinig gelegenheid gehad om zijne verdiensten te doen kennen, dan gedurende den korten tijd, dien hij, na het verlaten der Hoogeschool, te Amsterdam doorbragt, en bij zijn verblijf in den Haag, wanneer zijne vrienden hem om zijne geneeskundige verzorging bij ziekten van hen of de hunnen aanzochten. In de behandeling dezer laatste, en men kan onder dezelve voorbeelden van zeer ernstige en gevaarlijke ongesteldheden opnoemen, was hij steeds bij uitstek gelukkig; terwijl zijne voormalige lijders zijne zorgvuldige, oplettende en deelnemende verpleging niet genoeg lofs kunnen toezwaaijen. Zoodanige bijzonderheden hadden hem aangespoord, om voortaan de praktijk der Geneeskunde bij zijne overige bezigheden te voegen, en zich tot dat einde in de rol der Geneesheeren in den Haag te doen inschrijven: doch deze en alle zijne andere uitzigten van toekomstig geluk zijn verijdeld door zijnen dood, die op den eersten Junij dezes jaars inviel, slechts zeer weinige dagen na dien, die tot de voltrekking zijns huwelijks met Mejufvrouw adriana de jong, zijne treurend achtergelatene Bruid, bestemd was. Het is hier de plaats niet, om van zijne gezellige deugden, van zijne standvastige vriendschap, van zijne dienstvaardigheid of van alle die beminnelijke hoedanigheden te spreken, die zijn verlies voor zijne vrienden altijd onvergetelijk zullen maken. Het is niet de pligt der vriendschap, waarvan wij ons hier kwijten; en voor den lezeren van dit Tijdschrift, welks redactie gedurende | |
[pagina 115]
| |
een geruimen tijd aan hem was opgedragen, vertrouwen wij genoeg gezegd te hebben, om zijne waarde te doen erkennen, en zijnen naam met ons in dankbaar aandenken te doen houden. |
|