Redevoeringen, verhandelingen en losse geschriften
(1854-1855)–J.H. van der Palm– Auteursrechtvrij
[pagina 52]
| |
Redevoering,Ga naar voetnoot(*) als agent der nationale opvoeding,
| |
[pagina 53]
| |
spreken, en om de tolk hunner gevoelens bij het Opperwezen te zijn. Mijne gedachten doorloopen het tijdperk der vier jongst voorleden maanden; de vreeze en onzekerheid bij het aanrukken des gevaars; de verslagenheid en angst, toen hetzelve ten top geklommen was; de hoop, die zich beurtelings opdeed, aanwakkerde, en weder in rook verdween; den moed, dien de regtvaardigheid | |
[pagina 54]
| |
onzer zaak, en de trouw onzer verdedigers ons inboezemde, en die door elke treurige uitkomst ter neder geslagen, uitgebluscht scheen te worden; het vreeslijk vooruitzigt, 't welk zich opende, dat zoo vele jaren arbeids vruchteloos besteed, en zoo vele stroomen van menschenbloed enkel zouden vergoten zijn, om voor de Volken, die hunne kluisters hadden afgeschud, nieuwe en prangender boeijen te smeden; om oude vooroordeelen, door nieuw geweld ondersteund, met een nieuw kleed van heiligheid omhangen, voor eeuwen lang terug te roepen; om eene nieuwe heerschappij van onkunde, priesterbedrog en onderdrukking te stichten, en den opgaanden dageraad der verlichting in een eeuwigen nacht te verkeeren. Mijne gedachten doorloopen dit tijdperk van vreeze en gevaar, en eensklaps vinde ik mij zelven verplaatst in de dagen der verlossing en blijdschap, die zoo onverwacht, zoo volkomen en zoo roemrijk voor ons zijn aangebroken; ik vind mij in uw midden, Vaderen des Vaderlands, Zonen en Dochteren der vrijheid, daar gij in dezen tempel zijt zamengekomen, om een feest der overwinning en der dankbaarheid te vieren, om de stem uwes gejuichs en uwer erkentenis door de wolken te doen heendringen tot voor den troon des Almagtigen!....O vergeeft het mij, indien de volheid van een ontroerd hart mij nog dit oogenblik niet toelaat, om van den roem onzes Volks, van de dapperheid, die den schedel onzer helden met onverwelkbare lauweren heeft gekroond, van de onsterfelijke eer hunner broeders, die den zoeten, den schoonen dood voor het Vaderland zijn gestorven, naar de inspraak van mijn eigen gemoed, en naar den eisch van uwe harten te spreken. | |
[pagina 55]
| |
Gunt mij, dat ik nog een poos adem scheppe; dat de toonen des gezangs de stem mijner woorden vervangen, en de geestdrift der verrukking in onzen boezem doen ontvlammen. Hef aan, regtschapen kroost der Vad'ren!
Bataven! heft den feestzang aan:
De Heerschzucht durfde uw kusten nad'ren,
Zij vlood, met schande en smaad belaên:
Der Volken vijand ligt verslagen,
Der Volken heilzon is aan 't dagen,
En Neêrlands oude roem hersteld.
Hef aan, Bataaf! gij zijt gewroken;
Gij hebt der Britten trots verbroken;
Triumf! triumf! zij zijn geveld!
Een woeste drom van 't barre Noorden,
Gehuurd door 't goud van Albion,
Rukte aan op onze vruchtbaarste oorden:
Gods Almagt sprak - de Belg verwon -
Zij zijn, met Albion, bezweken,
En Neêrlands aangerande streken
Ontrukt aan Englands dwinglandij: -
Viert dan verheugd dit feest, Bataven!
Verheft den heldenmoed der braven,
De vuist dier braven vocht U vrij!
CHORUS.
Hef aan, regtschapen kroost der Vad'ren!
Bataven! heft den feestzang aan:
De Heerschzucht durfde uw kusten nad'ren:
Zij vlood, met schande en smaad belaên.
Der Volken vijand ligt verslagen,
| |
[pagina 56]
| |
Der Volken heilzon is aan 't dagen,
En Neêrlands oude roem hersteld.
Hef aan, Bataaf gij zijt gewroken;
Gij hebt der Britten trots verbroken;
Triumf! triumf! zij zijn geveld!
Zij zijn geveld - zij zijn met schande heengevloden, die onze vrijheid en welvaart belaagden; overwinning heeft onze helden gekroond; blijdschap heeft onzen druk vervangen; erkentenis vervult onze harten, en trouw aan het geredde Vaderland is de leus der Bataven op dezen heugelijken feestdag! Het geredde Vaderland.....overweegt met mij, Medeburgers! den veegen nood des Lands, dien wij zoo roemrijk zijn doorgeworsteld. Wij werden aangevallen, op onzen Vaderlandschen bodem aangevallen en overrompeld door een magtigen vijand, den eeuwigdurenden benijder van onzen voorspoed en luister; door eenen vijand, wiens kielen alle zeeën bedekken, wiens goud alle Natiën zich dienstbaar maakt, en wiens trouwlooze staatkunde uit verraad en bedrog is zamengeweven. Met eene geduchte en voor ons onweêrstaanbare magt, nadert hij onze kusten; hij plant zijne banieren op onzen Vaderlandschen grond; dagelijks groeit het getal zijner benden; de oceaan voert hem geheele duizenden van Noordsche huurlingen aan; lafhartigheid en verraad banen hem, langs de wateren, den toegang tot in het hart van dit Gemeenebest; en, nog naauwlijks gerust op deze driedubbele overmagt, paart hij list met geweld, durft zich den verlosser van Nederland noemen, | |
[pagina 57]
| |
en U en uwe zwakke medeburgers de trouwloosheid als een pligt voorschrijven.....Bataven! mijn gansche ziel walgt van dit rampzalig mengsel van heerschzucht, bedrog, geweld en lafhartigheid; maar wie onzer, die den ganschen omtrek gekend had van het gevaar, 't welk ons bedreigde, wie had zich eene uitkomst durven beloven, waarbij het ons éénmaal wenschelijk zou voorkomen aldus te zijn aangevallen? Niet, dat wij geheel wanhoopten aan de behoudenis des Vaderlands, aan de eindelijke zegepraal der Republikeinsche Vrijheid en beginsels - maar verwoesting en ellende vertoonden zich in een akelig verschiet; de vlam der vernieling, die reeds zoo vele onzer bloeijende dorpen had in de assche gelegd, scheen zich wijder en wijder te zullen verspreiden, tot dat wij, in de gezegendste oorden van dit Gemeenebest, slechts onze puinhoopen zouden te verdedigen hebben! Waaraan hebben wij het te danken, dat het vuur des oorlogs op onze kusten zoo spoedig is uitgebluscht? dat een vijand, die zich onweêrstaanbaar waande, zoo eensklaps de wapenen zich uit de handen zag vallen, en door een vernederenden, gevraagden aftogt, zijne eigen schande, en onzen roem, voor het oog der wereld moest staven? Buiten twijfel hebben wij dit allereerst te danken aan dat weldadig Albestuur, 't welk voor onze behoudenis zich in de bresse heeft gesteld, en hetwelk in den ganschen za menloop der gewigtige gebeurtenissen, die het tijdperk onzer verlossing kenmerken, zoo zigtbaar heeft doorgestraald. Na deze gunstige beschikking der albesturende Voorzienigheid, is het de bijstand onzer Fransche Bondgenooten, zijn het hunne spoedig aansnellende hulpbenden, wier bekende dapperheid, wier dagelijks | |
[pagina 58]
| |
vermeerderend aantal den schrik in het hart onzer vijanden hebben gejaagd: - maar, hoezeer wij dit dankbaar erkennen, en gaarne met onze edelmoedige en strijdbare Broeders den lauwer der overwinning deelen; wij kunnen, wij moeten echter hulde doen aan den moed, de standvastigheid en trouw onzer Bataafsche jongelingen, onzer dappere legermagt, en edele vrijwilligers, die hun eigen bloed en leven niet te dierbaar achteden, om het Vaderland in deszelfs nood ter hulp te snellen! Indien de trouw onzer verdedigers door de schoonklinkende beloften des vijands aan het wankelen gebragt; indien hun moed door het voorbeeld der misleide en trouwlooze vlotelingen was ter neder geslagen, indien der Britten overmagt hun vrees had ingeboezemd, en elk hunner zijne borst niet gesteld had als een ondoordringbaren muur voor het Vaderland; indien, in weêrwil der rampspoedigste uitkomsten, hunne dapperheid niet onbezweken had pal gestaan; indien niet, bij elken nieuwen aanval, de aêloude leeuwenaard der Batavieren zich op nieuw in hen had geopenbaard.....spreekt, Burgers! zou al de standvastigheid en kracht, door onze hooge Volksbestuurders zoo luisterrijk aan den dag gelegd, zou alle de waakzaamheid der Magten tegen de verstoorders van orde en rust, de geheele overstrooming van onzen Vaderlandschen grond, en den ondergang onzer vrijheid hebben kunnen voorkomen? en zou de hulp onzer getrouwe Bondgenooten, met welk een voorbeeldeloozen spoed dezelve aanrukte, voor onze redding en behoudenis niet te spade zijn gekomen? Aan U dan, heldhaftige verdedigers der Vaderlandsche vrijheid, aan U, Bevelhebbers onzer legerbenden, | |
[pagina 59]
| |
en aan alle de strijdbare mannen, die onder uw geleide den dood braveerden, aan U brengt het Vaderland zijnen vurigen dank, het draagt er roem op, zulke regtschapen zonen in zijnen boezem gekoesterd te hebben, en schaars geoefende benden, maar bezield door een goddelijke aandrift voor regt en vrijheid, in éénen veldtogt, den roem der ervarenste krijgslieden te hebben zien op zijde streven; het verlaat zich op uwen arm, en acht zich veilig onder uwe banieren; want in den nood werd uwe trouw beproefd, en in den jongsten nood hebt gij de overwinning aan uwe vanen geboeid. Toen de trotsche Eilanders zich vleiden ook in U een hoop lafhartige verraders te zullen vinden; toen zij waanden U als een kudde weerlooze schapen voor zich henen te drijven, toen heeft uwe deugd hen met schande overladen, en zij vonden den dood op de spits uwer bajonetten!....Komt dan, jongelingen en jongedochters! komt, Vaders, Moeders, grijsaards en kinderen! vlecht palm- en lauwerkransen voor den schedel onzer Helden, verheft in uwe gezangen hun moed en hunne trouw, en brengt op het altaar des Vaderlands het offer uwer erkentenis en liefde! - Zoo zal hun bloed U ten waarborg zijn voor uwe vrijheid en uwen roem! - Zoo zweren zij eeuwige trouw aan het Bataafsch Gemeenebest; ondergang aan allen, die den eerbied der wetten vertreden; dood en vernieling aan ieder onverlaat, die den vrijen Batavier in slaafsche ketenen wil klinken! Wanneer wij dan, Medeburgers! onze oogen wenden naar de vreedzame en stille oorden, die het tooneel waren, waarop de dapperheid onzer verdedigers zoo glansrijk heeft uitgeblonken, waar het bloed hunner | |
[pagina 60]
| |
eervolle wonden den bodem heeft geverwd, en de heerschzucht voor hare huurlingen het graf heeft gedolven; dan weent wel ons menschelijk gevoel bij de sporen der akelige verwoesting, door den baldadigen krijgsman aangerigt, bij de nog rookende puinhoopen der bloeijende landouwen, waar vrede en welvaart eeuwen lang hunnen zetel ongestoord gevestigd hadden; dan stort wel ons oog broederlijke tranen bij de ellende van hen, die huis en have en goed ten prooi der plundering en der vlammen zagen worden; maar, terwijl wij ons hart en onze handen openen, om deze ongelukkige slagtoffers in hunnen nood te hulp te komen, om hunne rampen door milddadigheid zoo veel mogelijk te herstellen en in vergetelheid te begraven, roepen wij juichend uit: hier werd de trouw onzer helden beproefd en hunne deugd gelouterd; hier leerde der Britten trots Bataafsche dapperheid eerbiedigen; hier werd de vrijheid bewaard, in het bloed onzer verdedigers onwrikbaar gevestigd, en door den dood van zoo velen onzer dappere Broeders voor altoos geheiligd! Den dood onzer Broeders! - heilige herinnering die onze gansche ziel in weemoedige, en te gelijk verheven aandoeningen doet wegsmelten. - Ja! zij zijn gevallen, zoo vele braven, wier namen het nageslacht nog met eerbied zal noemen; strijdende voor de schoonste zaak, zijn zij den dood der helden gestorven, en bedekten nog met hunne lijken den grond, dien zij tot hun laatsten ademtogt verdedigden! Hoe zal het Vaderland het verlies van zoo velen zijner edelste zonen herstellen! waar vinden wij de mate van onzen billijken rouw, en klagten over ons onwaardeerbaar gemis! Vloeit, vloeit vrij tranen der erkentenis en liefde; zij | |
[pagina 61]
| |
zijn die hulde waard, zij, die gij beweent, zij, die onzen roem en onze vrijheid met hun leven gekocht hebben! Weent dan op hunne graven, beminnaars en beminnaressen des Vaderlands, heiligt hunne nagedachtenis in het binnenste uwer harten; beklaagt uw lot....maar niet het hunne. - Zij vielen, met eer overladen, en woekerden de onsterfelijkheid door hunnen dood. Heerlijke bestemming! toen zij de natuur den tol betaalden, dien elk onzer haar ook verschuldigd is, vereeuwigden zij hun naam en vestigden de vrijheid in hun bloed! Beminnaars en beminnaressen des Vaderlands, strooit bloemen op hunne graven! en wanneer het dankbaar Vaderland hunne deugd door een duurzaam gedenkteeken verheerlijkt zal hebben, gaat dan in statigen optogt dit heiligdom der Natie bezoeken; brengt daar uwe jeugdige kinderen, leert hun den naam dier helden met eerbied noemen, en ontsteekt in hunne borst het edel vuur der vrijheid; brengt daar uwe jongelingen, geeft daar hun voor het eerst het heilig wapentuig der Vrijheid in hunne handen; doet daar voor het eerst hen den eed zweren van trouw aan het Vaderland: zoo zal de moed der ontslapen helden in hunnen boezem overgaan, en zij ook zullen zich waardig gevoelen, om, waar het Vaderland het gebiedt, voor het Vaderland te sterven! O! zaal'ge schimmen! die uw leven,
Op 't veld des roems, ten offer gaaft!
Geen dond'rend krijgstuig deed U beven,
Uw dood heeft uwen moed gestaafd. -
| |
[pagina 62]
| |
Het vuur, dat uwe borst deed branden,
Vernielde, wat ons aan dorst randen,
Gij deedt den schoonsten eed gestand: -
Uw bloed, dat voor de vrijheid stroomde,
Der Britten overmagt betoomde,
Kweekt Helden aan voor 't Vaderland!
Elk Vader spoort zijn vrije telgen,
Door uw verheven voorbeeld, aan;
Gij leeft in 't hart der brave Belgen,
Hun oog ontspringt een dankb're traan. -
Geen weduw zal dan hulploos klagen,
Geen weesje schreijend nooddruft vragen,
Weldadigheid verligt hun rouw, -
Rust, dierb're schimmen! rust in vrede!
Gij voerdet onze erkent'nis mede; -
Bataven zijn hun pligt getrouw.
Wilt gij, Medeburgers, aan uwen pligt getrouw zijn omtrent de verdedigers uwer regten, die strijdende voor U zijn gesneuveld, ik behoef U dan de zorg voor hunne achtergelaten panden niet aan te bevelen; uw edelmoedig hart zelve spreekt luider dan alle andere aanbeveling, en de Bestuurders des Vaderlands beschouwen deze, als eene geheiligde nalatenschap, toevertrouwd aan de eer en de dankbaarheid der Natie. Maar gij, wilt gij de stem der erkentenis hooren, wilt gij de schimmen der helden in vrede doen rusten, laat hen dan niet vruchteloos voor het behoud uwer vrijheid zijn omgekomen; duldt niet, dat het Bataafsch | |
[pagina 63]
| |
Gemeenebest, tot zoo duren prijs verlost, door tweedragt, door baatzucht, door ijdelheid, door onverschilligheid verloren ga; redt door uwe vaderlandsliefde den geschokten Staat, en toont door uw voorbeeld en ijver, dat Nederland waardig was, om van den oever zijns verderfs terug te worden geroepen! Wanneer ik den ganschen zamenloop der gebeurtenissen, van derzelver aanvang af, gade sla, die op den tegenwoordigen toestand van ons Gemeenebest zulk een aanmerkelijken invloed hebben gehad, wanneer ik gade sla de heugelijke uitkomst, die wij thans met elkander vieren, en die aan ons Volksbestuur luister en kracht heeft bijgezet; vergeeft het mij, Medeburgers! indien innerlijke liefde voor een Vaderland, 't geen ik van de ontluiking mijner teederste jeugd af met geestvervoering bemind heb, mij in de zoete droomen der dweeperij heeft ingewiegd; maar nimmer kan ik het mij voorstellen, dat wij na zoo veel opoffering, na zoo veel leeds te hebben doorgeworsteld, alles daarin zouden zien eindigen, dat door verdeeldheid, verwarring en onedele bedoelingen, de schoonste zaak verloren ging, en de Republiek de prooi harer vijanden wierd. Een einde dan gemaakt aan de verwijderingen, die ons reeds zoo menigmaal op den rand des ondergangs hebben gevoerd, en die door de vijanden des Vaderlands listiglijk zijn aangestookt, om ons allen met elkander te verderven. Broeders! Patriotten! Republikeinen! wat schuwt en verdenkt gij elkander, daar gij allen slechts ééne bedoeling hebt, vrij te leven, en door het genot der ware vrijheid, het geluk van allen te behartigen? Treedt terug met uwe gedachten, treedt twaalf jaren achterwaarts, Broeders, en herdenkt de | |
[pagina 64]
| |
dagen, toen wij allen voor dezelfde zaak gesmaad, vervolgd en mishandeld wierden, toen wij of omzwerving en ballingschap met elkander deelden, of allen, op dezelfde wijs, miskend en vernederd wierden: hoe gloeide toen het heilig vuur der Broederschap in onze harten! met welk een eenstemmig verlangen zagen wij allen onze verlossing te gemoet! hoe zuiver, hoe edel en eendragtig waren onzer aller bedoelingen, bij den opgaanden dageraad onzer herstelde vrijheid! Broeders en lotgenooten! zullen dan die gouden dagen voor eeuwig zijn heengevloden, en een rampzalig wantrouwen voor altoos de plaats vervangen, die liefde en eendragt voormaals bekleedden? Neen Broeders, die éénmaal lotgenooten waart, en andermaal lotgenooten derzelfde vervolging zoudt geweest zijn, indien het der Heerschzucht gelukt was U andermaal onder haren schepter te doen bukken; vergeet, tot zelfs den naam der rampzalige partijschappen, die U van elkander vervreemden; offert ze op dezen feestdag op, op het altaar des Vaderlands; brengt aan de schimmen uwer gesneuvelde broeders dit offer toe; zoo zullen zij met duurzamer glorie op hunne slaapsteden rusten, zoo zal het Vaderland, 't welk, door broedertwisten altijd verscheurd, verloren moet gaan, door eendragt behouden worden! Eendragt was de schoone leus onzer Vaderen, toen zij voor twee eeuwen aan de Volken des aardbodems het voorbeeld gaven, om het juk der overheersching af te werpen; eendragt gaf hun sterkte en moed, om de vereenigde Magten van Europa te bestrijden, en onder het oorlogsrumoer nieuwe bronnen van welvaart te openen: eendragt, die niet de zamenstemming van | |
[pagina 65]
| |
sommige, maar de vernietiging van alle partijen ten grondslag heeft, die al het voedsel der twisten en verdenkingen, in het ééne brandpunt der ware vaderlandsliefde, doet wegsmelten en verteren.....Waar woont zij, deze beminnelijke godes, in wier hand alleen het geluk der volken is? dat wij haar opsporen, haar in ons midden een tempel stichten, en van haren hemelschen invloed ons voor altijd verzekeren! Zij woont, Medeburgers! alleen daar, waar deugd en menschelijkheid haren zetel hebben opgerigt; waar alle bijzondere bedoelingen wijken voor de stem van het algemeen belang; waar niemand zijn bijzonder geluk op de puinhoopen van eens anders welvaart wil stichten; waar elk de regten eens anderen eerbiedigt, gelijk hij de zijne wenscht geëerbiedigd te zien; waar trouw aan het Vaderland niet naar woorden, maar naar opofferingen, geschat wordt; waar regtvaardigheid de regelmaat is van elks openbaar bedrijf, en de beste Burger ook voor den besten Patriot wordt gehouden. Deugd en menschelijkheid! woonde immer vaderlandsliefde in een boezem, die niet door u werd verwarmd? - Verwijderd, voor altoos verwijderd zij van ons een vaderlandsliefde, die slechts van vervolgingen droomt, die wedervergelding der onregtvaardigheid in haar wapen voert, en de handelwijs der onderdrukkers aanneemt voor de rigtsnoer der hare. Deugd, regtvaardigheid en menschenliefde! woont altijd in het hart onzer Volksbestuurders! Bezielt altijd de vrijheidsmin der rustige, der kloekmoedige Bataven, en vereenigt alle hunne bedoelingen tot verkrijging van duurzaam volksgeluk! Mijn oog doolt in verbeelding rond, door den gan- | |
[pagina 66]
| |
schen omtrek van het afgefolterd Europa: het ziet alom beken van menschenbloed stroomen; het ziet wezens, die geschikt waren om elkander als broeders te beminnen, als wilde dieren zich onderling verscheuren; verwoesting en akeligheid, honger en ellende doen zich alom aan hetzelve voor. - Wanneer, roept de menschenvriend weenend uit, zal het zwaard ophouden te vernielen, en de volken elkander te verdelgen! Wanneer daalt van den hemel de liefelijke vrede op het aardrijk neder, om rust en kalmte te schenken in den woedenden storm der driften en der belangen! Deugd, regtvaardigheid en menschenliefde kunnen alleen dit heugelijk tijdstip verhaasten: reeds zien wij haar in 't verschiet dien zegen aanbrengen; een straal van hoop is voor ons aangelicht, en - mogen wij de stem gehoor geven van ons vurig verlangen, dan zien wij hem tot ons naderen, den zoo gewenschten, den onwaardeerbaren vrede! Der volken uitgeput vermogen; orde en regtvaardigheid wedergekeerd in den schoot der dapperste Natie van den aardbodem; - en de barmhartigheid van dat eeuwig Wezen, 't welk geen behagen schept in weedom en tranen; ziet daar, wat ons moed kan inboezemen, en den morgen van den dag des vredes ons in het verschiet doet aanschouwen. Komt, Burgers en Burgeressen! daar wij deze plegtigheid gaan besluiten, met het eindeloos Opperwezen het offer van onze dankbaarheid toe te brengen, en onze hulde te betalen aan het Albestuur, 't welk in den nood ons heeft bijgestaan: laten wij, daar we ons van dezen vaderlandschen pligt kwijten, ook Hem, die de God des vredes is, met vereenigde harten om vrede, vrede aanroepen! Dat wij onze harten eerbiedig uit- | |
[pagina 67]
| |
storten voor den troon der onbegrensde Goedheid! dat deugd, regtvaardigheid en menschenliefde bij Hem onze aanbeveling zijn, en de waarborg der verhooring onzes gebeds.
O Gij! wiens tegenwoordigheid dezen tempel vervult, wiens alziend oog ons gade slaat, waar wij onze treden wenden, en die schouwt tot op den bodem onzer harten! Wij, Burgers en Burgeressen eens Vaderlands, 't welk zoo menigwerf de blijken uwes welgevallens heeft ondervonden; Burgers en Burgeressen eens Vaderlands, 't welk, uit den jongsten nood gered, aan uw almagtig bestel zijne verlossing dank weet; wij buigen ons voor U neder en aanbidden! wij betalen U de geloften der nederige erkentenis, die in de dagen der angstige onzekerheid van onze lippen vloeiden; wij doen hulde aan uwe grootheid en uwe wijsheid, Albestuurder der Volken! Toen duistere nevels onze uitzigten, en de verwachting van alle vrienden der vrijheid bedekten; toen tegenspoed de wapenen harer verdedigers vervolgde; toen slechts ééne poging, één laatste aanval der vereenigde Magten overig scheen, om het gebouw van der volken onaf hankelijkheid voor altijd in een puinhoop te doen nederstorte; en toen ons Vaderland bestemd scheen om het tooneel te zijn, waar deze laatste en beslissende slag zou worden toegebragt; toen was op U alleen ons oog gevestigd, wij spoorden de gangen uwes Albestuurs na, en gerust op uw bestel, spraken wij elkander hiermede moed in het hart: de God der vrijheid regeert! Ja! Gij zijt de God der vrijheid, Gij hebt ons niet | |
[pagina 68]
| |
geschapen, om voor den willekeur te bukken, om van den wenk eens stervelings, als ware hij eene Godheid, af te hangen. en de waardij onzer redelijke natuur te verloochenen; wij gevoelen het, dat een straal van uw Goddelijk beeld in onze ziel schittert, en geen laffe vleijerij der grooten, geen slaafsche af hankelijkheid van magtigen, geen laagheid, die den adel onzer natuur ontluistert, kan U welgevallig zijn, die ons aldus hebt geschapen, en de aandrift der vrijheid onuitwischbaar in ons binnenste hebt gegraveerd! Almagtige! wij danken U, dat Gij bij het bezit van dit dierbaarst pand ons hebt bewaard. Wij danken U, dat Gij ons Vaderland uit de vernedering hebt opgebeurd, dat Gij in den strijd aan de spits onzer helden hebt gestaan, dat Gij hunnen arm gesterkt, hun beleid ondersteund en hun leven beveiligd hebt in duizend doodsgevaren; wij danken U, dat Gij de heillooze ontwerpen onzer vijanden in damp hebt doen verkeeren; dat Gij de taal hunner vermetelheid, als streden zij voor de regten van uwen troon; dat Gij dezen ijdelen en huichelenden waan door hunne schande hebt gelogenstraft, en voor het oog der volken getoond, dat bloeddorst en wraak geen zuilen zijn van uwen heiligen zetel, en dat geene altaren, door heerschzucht en verraad gesticht, U welgevallig kunnen zijn! Ontvang, verheven Albestuurder! daarvoor, en voor alle uwe weldaden, welker getal onze gedachten te boven gaat, de hulde der dankbare Natie op dezen plegtigen dag, neem hare offers aan in uwe gunst, dat ze opwaarts stijgen tot voor den troon uwer Majesteit. En waarmede zullen wij U vergelden alles wat Gij voor onze verlossing en behoudenis gedaan hebt? daarmede, dat wij ons waardig toonen de voorwerpen uwer liefderijke zorg te wezen, dat een iegelijk onzer zich niet schame | |
[pagina 69]
| |
uwen naam te belijden, met woorden en daden te bevestigen, dat de eerbiedige erkentenis van uw Wezen en Albestuur de banden der Maatschappij versterkt; daarmede, dat deugd, regtvaardigheid en menschenliefde, onder de volken des aardbodems ons blijvend kenmerk zij; dat de Bataafsche trouw andere natiën ten voorbeeld verstrekke; geen wraak of vervolging onze handelingen bezoedele, en dat de pest der zedeloosheid uit ons midden geweerd, en in hare voortgangen gestuit worde! Schenk ons alzoo, weldadig Opperheer! de voortduring en vernieuwing van alle de zegeningen, die wij in den afloop van twee merkwaardige eeuwen ontvingen; stel paal en perk aan de rampen, die ons nu zoo vele jaren geteisterd hebben; laat de redding onzes Vaderlands uit dezen jongsten nood de voorbode zijn van eene volkomen herstelling van onzen ouden luister, de morgen eens blijden dags van herboren volksgeluk. Barmhartig God, geef ons den vrede! Barmhartig God, geef den vrede weder aan de volken der aarde! Aanschouw de tranen der ongelukkigen, die door de rampen van den rampzaligen krijg in zulk een diepte van ellende zijn gestort; aanschouw de weduw- en moedertranen, die bij gansche beken vloeijen, terwijl het menschenbloed vergoten wordt als water! Vader der menschen, geef aan uwe kinderen den vrede weder! beteugel de heerschzucht der vorsten en den overmoed der volken, en laat alle opofferingen, behalve die der vrijheid en der regtvaardigheid, gering zijn in hunne oogen, voor de verkrijging en behoudenis van dezen dierbaarsten aller schatten. - Goedertieren Vader der menschen, stel onze hoop niet te leur! één woord van U, en alle zwaarden worden in hunne scheden gekeerd, en het gejammer der beroofden en der verlatenen | |
[pagina 70]
| |
wordt vervangen door het blijde gejuich der geredde, der gelukkige volken!....Is het eene ijdele begoocheling, of hooren wij reeds van verre de feestgezangen des vredes ons liefelijk toegalmen?....Zien wij dien blijden dageraad reeds in het verschiet aan de kimmen oprijzen? God des vredes, dat het geene ijdele begoocheling zij! dat wij dien dageraad, en den vollen middag haastelijk aanschouwen mogen! daarnaar verlangen onze harten; daarvoor storten zich onzer aller smeekingen uit: God des vredes, geef het! geef het! Het zij zoo! Oneindig God! voor wien wij knielen,
Ons dankfeest zij ook U gewijd:
Uw arm, toen 's vijands benden vielen,
Uw magtige arm voldong den strijd. -
O! Gij, wiens daden wij vermelden,
Sta verder aan de spits der helden,
Herstel, door hunne hand, den vrêe: -
Zoo zal der Belgen dankstem rijzen,
Het wereldrond uw grootheid prijzen;
Hoor, God des vredes! hoor die bêe! -
Oneindig God! zie, uit den Hoogen,
Zie op het zuchtend menschdom neêr,
Één woord rol van de hemelbogen,
En 't bloedig oorlog zij niet meer! -
Één woord - en elk tiran zal bukken,
Geen snood geweld meer 't regt verdrukken,
De strijd der vrijheid is gestreên. -
Breekt spoedig door, o blijde stralen!
Doet vrede op 't aardrijk nederdalen,
En 't gansche menschdom zij slechts één! -
| |
[pagina 71]
| |
CHORUS.
Triumf! hij daagt reeds aan de kimmen!
Triumf! hij rijst, in 't schoonst verschiet!
Triumf! triumf! wij zien hem klimmen,
Den morgen, die ons vrede biedt! -
Haast zullen meer verheven zangen
De toonen van dit feest vervangen;
Haast klinkt alom der volken lied. -
Triumf! hij straalt reeds aan de kimmen;
Bataven! juicht, wij zien hem klimmen!
Den morgen, die ons vrede biedt!
|
|