| |
| |
| |
Aanspraak en dankzegging, gehouden in de Oostkerk te Middelburg,
op het feest der alliantie tusschen de Fransche en Nederlandsche republieken,
op last van de Municipaliteit derzelve Stad. (1795.)
Waar...hoe...tot wat oogmerk zijn wij hier bij elkander? Gewapende burgers, dappere Franschen, zonen en dochteren der vrijheid! - in eenen tempel des Allerhoogsten, die thans ook de tempel der Vrijheid is - om een feest der verlossing, als kinderen des Vaderlands, als kinderen van den eeuwigen Vader der menschen te vieren!....Vergeeft het mij, Broeders, zoo ik, gereed om de taak mij opgelegd te volbrengen, door duizende gewaarwordingen, die ik nimmer te voren kende, door ontelbare en onnoembare aandoeningen overstroomd, nog voor een oogenblik zwijge, om adem te scheppen, en mijne overkropte borst lucht te geven!
| |
| |
Vrijheid! hoe schoon, hoe welluidend klinkt dit woord in onze ooren, hoe dringt de toon van hetzelve tot in onze harten door! Ja wij zijn vrij! zoo ver wij het thans, daar ons maatschappelijk bestuur nog niet is gevestigd, daar de chaös, door heerschzucht en staatkunde listig ineen geward, nog niet geheel is ontwikkeld, zoo ver wij het thans kunnen wezen. Wij zijn vrij, want wij kennen geene trotsche gebieders meer, geen meesters, die naar welgevallen over ons beschikken kunnen: wij kennen geen gezag, dan 't geen uit onzen boezem is ontleend; geene Wet, dan het algemeen belang; geen bestuur, dan 't geen in ons vertrouwen gegrondvest, en aan ons verantwoording schuldig is. - Zij bestaan niet meer, die dwaze onderscheidingen, die gehate rangen, om den troon des gewelds te onderschragen, waardoor de eene aardworm tot den hemel werd opgeheven, den naam en de eer eener Godheid vorderde, om den anderen, met al het gewigt zijner grootheid, des te dieper in het stof te drukken. Wij zijn vrij, want wij zijn gelijk! de waardij, de eer der menschelijkheid is hersteld en gewroken: wij zijn allen burgers, allen broeders!
Dierbare vrijheid! waar waart gij, toen wij, meêgesleept, voortgedreven door onze Beheerschers, in het eedgespan van Europa's zaamverbonden geweldenaars, ons vermogen en onze schatten moesten uitputten, om aan de Franschen een nieuwen Dwingeland, en aan ons zelven nieuwe ketenen te geven? Toen waart gij verborgen in het hart der misnoegde, der verontwaardigde Vaderlanders; zij gevoelden het bij elke zegepraal der Fransche helden, en bij elke gewaande nederlaag, die doorgaans de voorbode van nog grooter
| |
| |
overwinning was. Hunne wenschen liepen uwe krijgsbedrijven vooruit, voorvechters der vrijheid en der menschelijkheid! zij staarden met verlangen op het oogenblik, dat gij hunne verlossers zoudt worden; maar zij moesten dien wensch en dat verlangen in hunnen boezem smoren, of alleen, als een geheim der vriendschap, elkander toefluisteren. Thans, dierbare vrijheid! zweeft gij op onze lippen, bezielt gij alle onze handelingen, en ontvangt onze openlijke hulde, zelfs in dezen tempel, aan de eeuwige Godheid geheiligd.
Maar door welk wonderwerk zijn wij thans vrij, ontslagen van hen, die ons drukten en verslonden, hersteld in onze regten?....en onze akkers zijn niet verwoest, onze bezittingen niet geroofd, onze huizen niet in de asch gelegd? - Slechts op de grenzen, en aan de boorden onzes Vaderlands heeft het vernielend oorlogszwaard onze broederen in het ongeluk gestort; slechts het bloed van hen, die zich aan de heerschzucht verkocht hadden, maar niet het bloed der vrije burgers heeft gestroomd! Immers hadden onze geweldenaars, met hunne vloekgenooten, gezworen, dat eer onze Vaderlandsche grond, van voet tot voet betwist, onze velden, dronken van bloed en bezaaid met lijken, onze bezittingen aan de vlammen ten prooi zouden worden; dat men eer dit land, uit de wateren gewoekerd, weer door de golven zou doen overstroomen, en in een moeras veranderen; ja! dat men eer de voorstanders der vrijheid aan de woede hunner vijanden zou opofferen, eer men de zegepraal der vrijheid, en der menschelijke regten, in Nederland dulden zou! De braven en edelen onder ons hoorden dien eed, en sloegen het oog ten hemel, om den bijstand des Almagti- | |
| |
gen af te smeken! De Almagtige hoorde dien eed, en spotte met den euvelmoed der Vorsten! Hij gebood de elementen en zij gehoorzaamden; de wateren vloeiden niet meer, zij verstijfden tot ijs en werden een gebaande weg, waar langs onze verlossers en de overwinnaars der tirannen, tot in het hart onzes Vaderlands doordrongen. Schrik dreef de benden der huurlingen voor zich henen; naauwelijks konden hunne aanvoerders door eene overhaaste vlugt zich redden; en binnen weinige dagen zag de verbaasde menigte, 't geen voor geen menschelijk doorzigt mogelijk scheen, door de Godheid zelve tot stand gebragt!
Indien wij billijk verblijd waren, Medeburgers! toen aldus de dageraad onzer verlossing aanbrak, en wij voor het eerst gevoelden, dat wij vrij waren; hoe veel grooter is op dezen dag de stof onzer regtmatige vreugde, daar ons lot aan dat der edelmoedige Franschen is verknocht, daar wij de vrienden en bondgenooten zijn geworden van hen, die over weinige maanden onze verlossers waren. Ons lot was in de handen der overwinnaars, maar zij erkenden de billijkheid onzer eischen, zij vertoonden zich de vrienden der volken, zoowel als de bestrijders der dwingelanden te zijn, en reikten ons de hand van broederschap toe, om voortaan met ons slechts één belang te hebben. Dit verbond, Broeders! drukt het zegel op onze onafhankelijkheid; het zal het steunpunt zijn onzer vereenigde werkzaamheid; het ontneemt aan onze vijanden de laatste flikkering hunner misdadige hoop, en welhaast, indien onze wenschen verhoord worden, zullen onze misleide landgenooten zich aan onze zijde scharen, om de weldadige vruchten onzer vrijheid met ons te smaken. Dat dan
| |
| |
deze dag, aan de vreugde toegewijd, door het gevoel onzer harten geheiligd, in het geheugen onzer kinderen onuitwischbaar ingeprent, en tot aan den afloop der eeuwen, als een dag der verlossing, in de jaarboeken der menschelijkheid zij opgeteekend.
Maar, Medeburgers! zullen wij vrij en gelukkig zijn, het betaamt ons vooral dankbaar te wezen. De ongevoelige, die bij het genot der weldaden, die hij smaakt, nimmer vraagt, van wie hij dezelve ontving, en nimmer de edele drift ontwaart, om ze te beantwoorden, om ze te vergelden, indien het hem mogelijk is; - de ondankbare moet zich nooit den naam van vrij toekennen: hij is niet meer dan de lafhartige slaaf van zijn slordig eigenbelang - en voor de maatschappij verloren! Maar aan wien zijn wij onze vrijheid en verlossing verschuldigd? aan wien hebben wij het te danken, dat niet nog gansche stroomen van bloed en tranen zijn vergoten, en onze gewesten aan eene gansche vernieling ten prooi gegeven, eer nog onze Fransche broeders ons juk konden verbrijzelen? dan alleen aan dat oneindig Opperwezen, wiens beschermende Vrijheids-engel wiens almagtige Voorzienigheid over ons waakte en zweefde, om ons te behouden en onze pogingen gelukkig te doen slagen! En waartoe zouden wij dit ontveinzen, Broeders! of het gevoel onzer harten, dat ons tot erkentenis eener weldadige Godheid noopt, in onzen boezem verstikken? Ver zij van ons de dwaasheid der roekeloozen, die voor vrijheid ons eene onbeteugelde losbandigheid zouden willen opdringen; het is geene laagheid voor God te bukken; de dienst van onzen almagtigen Schepper is geen slavernij, maar vrijheid; Hij is de bron des lichts en der liefde, en
| |
| |
wie wijsheid en deugd bemint; kan derzelver oorsprong niet haten!
In dezen tempel, Broeders! zou mijn geweten mij noopen, indien zelfs deze post door hen, aan wie gij nw vertrouwen geschonken hebt, mij niet was opgedragen, om u uit de volheid mijnes harten toe te roepen: Vergeet niet voor uwe vrijheid, voor uwe onafhankelijkheid, voor de vreugde van dezen dag, voor al het wonderbare uwer verlossing, het vrijwillig offer van een warm, liefdevol en dankbaar hart aan den God der vrijheid op te dragen! Hij is het, die de zaden der vrijheid in onze harten heeft gelegd, en dien afkeer der dienstbaarheid ons ingedrukt, die de ziel is van alle groote ondernemingen; Hij zegent de pogingen der natiën, die hunne ketenen verbreken, en zich vrij worstelen; Hij maakt door vrijheid de volk en gelukkig, en roept ons tot eenen staat der eeuwige vrijheid, bij onzen uitgang uit dit leven!
Slaan wij het oog op onzen tegenwoordigen toestand, zoo ver die de zaden van het toekomstige in zich besluit; den reddeloozen staat, waarin onze voormalige overheerschers ons gebragt en gelaten hebben, de aanslagen der openbare vijandschap, de woelingen der bedekte verraderij, den onzekeren wisselkeer der omstandigheden, waaraan al het ondermaansche is onderworpen: van waar zullen wij dan den moed, de gerustheid, het vertrouwen ontleenen, om 't geen wij naauwelijks begonnen, te vervorderen, te voltooijen. dan alleen in het uitzigt op Hem, die de gansche natuur met al hare krachten, die den ganschen zamenloop der wisselvalligheden op zijnen wenk bestuurt en regelt, en in spijt van troonen en vorsten, in spijt
| |
| |
van alle aanslagen des gewelds, der list en der duisternis, zijn welbehagen en den wensch dergenen, die Hij begunstigt, doet zegepralen! Broeders, bij onze rust, bij de blijdschap en kalmte onzer harten, bij de gelukkige uitkomst der groote dingen, die wij ondernomen hebben, bij het geluk onzer dierbaarste en beste panden, van het tegenwoordig en volgend geslacht, bij alles wat ons heilig en dierbaar is, dat wij van ons, van onzen Vaderlandschen grond de gunst des Almagtigen niet verwijderen, maar door dankbaarheid en deugd ons zelven verzekeren, dat God met ons zijn, met ons blijven zal!
Ja! Medeburgers! door deugd zoowel als door dankbaarheid. Godsdienst zonder deugd is een ijdele harsenschim, een verfoeijelijk uitvindsel des bijgeloofs, om den ijzeren zetel der dwingelandij door domheid en woede te onderschragen. - Broeders! dient God door uwe daden, en dan eerst zult gij Hem dienen: weest edel, regtschapen, getrouw aan uw pligt en betrekkingen; zijt brave jongelingen, teedere echtgenooten, zorgvuldige vaders, ijverige hoofden uwer huisgezinnen, eerlijke en werkzame leden der maatschappij, dan zullen uwe offers Gode aangenaam zijn, en in voorspoed, zegen en geluk weder tot u nederdalen.
Vergeet vooral, Broeders, het groot karakter van edelmoedigheid, gematigdheid en menschelijkheid niet, 't geen gij bij den aanvang van dezen tijd onzer herstelling zoo grootsch hebt aan den dag gelegd. Weest waakzaam tegen hen, die uwe rust belagen, straft den booswicht, die uwe vrijheid aanrandt, maar verdelgt niet, dien gij sparen en winnen kunt, en laat geene
| |
| |
offeranden van drift en gevoeligheid het altaar des Vaderlands ontheiligen!
Vereenigen wij ons rondom dat heilig altaar, en staven wij aldus het verbond, dat ons belang met dat der dappere Franschen vereenigt. Zweert, gewapende Burgers! dat gij den moed dier edelen zult volgen, en uw bloed, uw leven voor de verdediging der vrijheid zult veil hebben! Gij ook, Vertegenwoordigers van dit volk! brengt op het altaar des Vaderlands de offerande uwer rust, uwer genoegens, en zelfs van uw betamelijk eigenbelang. Zweert, dat gij het Vaderland niet verlaten zult, tot dat het geheel vrij en gelukkig zal zijn! Boezemt door alle uwe handelingen dat vertrouwen in, 't welk gij dan alleen zult kunnen eischen; en de goedkeuring van uw hart, meer dan de toejuiching der menigte, zij u het kenmerk, dat gij u bij het Vaderland verdienstelijk hebt gemaakt.
Gij allen, Burgers en Burgeressen, kinderen des Vaderlands! zweert hetzelve hulde, trouw en liefde. Geen winst, geen schade, geen gunst of ongunst, geen haat of liefde doe u immer vergeten, wat gij aan het belang en de vrijheid uwes Vaderlands schuldig zijt; zoo zullen wij toonen het nakroost van brave Vaderen te zijn; ook onze kinderen zullen ons hunne verlossers noemen, en het dankbaar nageslacht zal onze asch, als die van hunne weldoeners, en ons aandenken zegenen, tot aan den afloop der eeuwen!
En Gij, God der vrijheid, almagtige, eeuwige, liefdevolle Vader der menschen, in wiens heiligdom wij vergaderd zijn;
| |
| |
het gevoel uwer onschatbare weldaden, aan ons, als burgers van dit Gemeenebest, als leden van deze maatschappij bewezen, noopt ons, om er U onze opregte en vurige dankzegging voor toe te brengen!
Aan U zijn wij onze vrijheid verschuldigd! Gij hebt de wapenen onzer verlossers gezegend, Gij hebt door uwe almagt hun den toegang tot ons gebaand, Gij hebt ons Vaderland voor verwoesting en verderf bevrijd, en onzen landgenooten stroomen bloeds, en gansche beken van weduwen moedertranen bespaard.....Wij doen U hulde als onzen eersten en grooten Verlosser; ontvang den lof en dank onzer harten, o Gij, die in den hemel woont!
Aan U zijn wij het verschuldigd, dat wij het werk onzer herstelling hebben mogen beginnen, en tot op het tegenwoordig oogenblik voortzetten. Gij hebt de maatregelen onzer vijanden tot dusver verijdeld, Gij hebt mannen in dit Gemeenebest doen opstaan, wier ijver, wier verlichte vaderlandsliefde en trouw de grondslagen van onze toekomstige welvaart hebben gelegd. - Ontvang het offer onzer levendige erkentenis, Gij, die de bron zijt van alle wijsheid en liefde!
Door uwe voorzorg zien wij thans eene verbindtenis tot stand gebragt, die den voorspoed van twee natiën, die de rust van dit gedeelte der wereld, die het geluk des ganschen menschdoms bedoelt; aan U, die het hart en de gezindheid der volken leidt en buigt, aan U geven wij de eer dezer heugelijke gebeurtenis, die op dezen dag de stof onzer feestvierende vreugde is, en ons in dezen uwen tempel heeft zamengebragt.
Dat de blijken uwer goedkeuring, Vader der volken! op dit verbond der vrijheid en der regtvaardigheid nederdalen! - Wij weten, door eene blijde ondervinding, dat
| |
| |
geene verbindtenissen van vorsten of natiën ons lot kunnen beslissen of onherroepelijk vast maken, zoo Gij er uw zegel niet op drukt. - Maak Gij zelve dan deze vereeniging bestendig, onbreekbaar, en een bron van geluk en heil voor ons en onze bondgenooten!
Dat de Fransche natie, getrouw aan de beginsels van deugd en billijkheid, die haar maatschappelijk bestuur kenmerken; gevoelig voor het heil, dat Gij en Gij alleen aan haar hebt beschikt, en verder beschikken kunt, als het gelukkigste, het magtigste, het edelste volk des aardbodems, in vrede en rust de vruchten plukke harer langdurige opofferingen, en harer verbazende overwinningen!
Dat het Bataafsche volk, door wijsheid, godsdienst en edele deugden zich den weg bane tot een geluk, 't geen het nimmer te voren smaken mogt. Ontsteek in den boezem onzer jongelingen, onzer helden en verdedigers, het edel vuur der vrijheid en der dapperheid, en zoo zij eenmaal de aangegorde wapenen tot bescherming onzer dierbaarste panden voeren zullen, beveilig Gij hen dan in het midden des gevaars, en Uw arm verzekere hun de overwinning!
Breng Gij van hunne doling terug zoo velen onzer misleide landgenooten, die onze oogmerken miskennen, en, verblind door vooroordeel en eigenbelang, nog hunkeren naar de vernederende boeijen, die uwe almagt zelve verbrijzeld heeft! Laten wij met den geest der zachtmoedigheid bezield, door geduld en liefde hen pogen te winnen, door edelmoedigheid onze vijanden in onze vrienden veranderen!
Verdoof toch meer en meer in ons alle onedele drift, alle haat en partijzucht, en doe ons, 't geen wij groot en roemrijk begonnen, niet door ontijdige hartstogt verderven.
Voltooi Gij zelf, o God, het werk dat Gij onder ons hebt aangevangen; dat welhaast onze natie één, ons bestuur
| |
| |
één, en onzer aller harten en werkzaamheden één worden, om voor het Vaderland het goede te zoeken. Uw licht bestrale daartoe onze wettige Vertegenwoordigers, Uwe kracht ondersteune hen, Uwe liefde ontgloeije hun ijver en vuur, om moedig voort te gaan, en alle hindernissen te overwinnen!
God, Vader der menschen, Vader der volken, Vader van alle uwe schepselen - neem onze geringe offeranden aan! Schenk vrede aan de gansche aarde! Weer van ons alle rampen af! Leer ons U nimmer te vergeten, en vergeef het ons, wanneer aardsche bezigheden en bekommeringen ons U doen vergeten! Beziel onze vreugde van dezen dag. - Verhoor ons; maak ons vrij en gelukkig - het zij zoo! |
|