Het statuut
Suriname was ook strategisch van belang voor de westerse grote mogendheden. In 1948 was door de V.S. de Organisatie van Amerikaanse Staten (O.A.S.) opgericht om Latijns Amerika onder hun invloed te brengen. In 1953 had de Amerikaanse geheime dienst (CIA) in Suriname's buurland Brits Guyana de door het volk gekozen progressieve regering van Jagan ten val gebracht, omdat Jagan onafhankelijkheid eiste. Bij de z.g. onafhankelijkheid voor Suriname en de Antillen, die in 1954 in het ‘Statuut’ werd vastgelegd, kregen zij dan ook slechts autonomie voorzover het binnenlandse zaken betrof, maar de defensie en buitenlandse betrekkingen bleven in nederlandse handen. Een Nederlandse troepenmacht, de TRIS, verzorgde de defensie van Suriname. Haar ware bedoeling was de ‘arbeidsrust te garanderen voor het buitenlands bedrijfsleven’. Dit blijkt uit het feit, dat de TRIS niet ingreep bij grensgeschillen, maar wel in paraatheid werd gebracht bij de grote stakingen in Suriname vanaf 1969. Op de Antillen werden zelfs nederlandse mariniers ingezet tegen de bevolking, toen die in 1969 in verzet kwamen tegen de ontslagen bij SHELL. Opperbevelhebber van de krijgsmacht werden de Surinaamse en Antilliaanse gouverneurs, deze werden door de koningin benoemd of ontslagen. De koninkrijksregering, waarvan Suriname, de Antillen en Nederland volgens het Statuut deel uitmaakten, bestond uit 13 Nederlandse ministers, 1 Surinaamse en 1 Antilliaanse minister.