De vrijheidsstrijder Anton de Kom
Anton de Kom werd in 1898 in Paramaribo geboren. Als jongen werkte hij bij de Balata-Compagnie. In 1920 vertrok hij naar Nederland.
Door lezingen, gedichten en artikelen gaf hij bekendheid aan de armoede in zijn land en het eeuwenlange verzet van zijn volk. Intussen schreef hij zijn boek: ‘WIJ SLAVEN VAN SURINAME’. Vanwege zijn felle aanklacht werd hij uit zijn werk ontslagen. Toen zijn moeder ernstig ziek werd, ging hjj terug naar Suriname, waar hij op 4 jan. 1933 aankwam. De koloniale autoriteiten waren in paniek. Het gerucht werd verspreid, dat De Kom een ‘kommunistische opruier’ was. Ford Zeelandia werd versterkt en een heel garnizoen werd gemobiliseerd. Men was bang, dat De Kom zijn volk tot een eenheid zou smeden, die opkwam voor haar rechten. Tussen de menigte, die hem aan de kade opwachtte, bevonden zich rechercheurs, die hem dag en nacht volgden. De Kom richtte een adviesbureau op, waar honderden Bosnegers, Hindostanen, Creolen, Javanen en Indianen dagelijks hun problemen aan hem vertelden. Hij leerde hen, dat alleen door organisatie en door eenheid van alle bevolkingsgroepen de strijd voor een menswaardig bestaan tot succes kan leiden. Op 31 jan., toen het erf weer volgestroomd was met mensen die naar De Kom kwamen om advies, verscheen een afdeling politie en gaf bevel het erf te ontruimen.
De Kom werd gearresteerd. Op 4 febr. trokken ongeveer 4000 mensen naar het Parket om zijn vrijlating te eisen. De politie dreigde te schieten, maar de voorste mannen sprongen uit de menigte naar voren en ontblootten de borst met de woorden: ‘Hier, schiet maar!’