Zij vormden een komité olv de uit Curaçao verbannen sociaal-demokraat Doedel en overhandigden aan de Gouverneur een reeks voorstellen voor de verbetering van de positie van de kleine landbouwers.
In een toespraak tot de werklozen, zei Doedel nu eerst het resultaat van de aktie af te wachten. Het vertrouwen werd beschaamd. De Gouverneur nam de voorstellen in overweging, maar deed niets.
Integendeel, hij overwoog nieuwe belastingen op het houden van vee en dreigde met een hoge geldboete voor wie zijn inkomstenbelasting niet tijdig betaalde. Het geduld was op! Op 31 oktober stroomden de werklozen opnieuw de straat op. De demonstratie werd met vuurwapens en sabels door de politie beantwoord. Er viel één dode, velen werden gewond. Doedel werd gearresteerd en in het krankzinnigengesticht gestopt, evenals anderen, die in verzet waren gekomen. Als oplossing voor het probleem van de werkloosheid stuurde de regering de ‘lastige elementen’ naar het oerwoud, waar deze stadsmensen goud mochten zoeken in afgewerkte mijnen, of wilde rubber mochten tappen, waarvoor geen markt te vinden was. Zij kwamen nog ellendiger terug, dan zij gegaan waren. In deze situatie bevond zich Suriname, toen in 1933 aan de kade van Paramaribo een menigte van duizenden mensen wachtte op het schip met aan boord hun geliefde landgenoot: Anton de Kom.