Er werd geen stofgoud gevonden, maar de geruchten bleven vreemde kapers lokken. In 1594 nam Domingo de Vera Guyana plechtig in beslag voor Spanje. Aanvoerders en soldaten knielden neer voor een kruis. Domingo de Vera nam een kop vol water en dronk die uit, hij nam een tweede en stortte die op de grond. Daarna trok hij zijn zwaard en sneed het gras rondom hem af en ook enige boomtakken, zeggende: In naam van God neem ik bezit van dit land voor Zijne Majesteit Don Philips.
Toen zij aan de kust geen goud vonden, dachten de veroveraars, dat de Indianen het goud in het binnenland verborgen hielden. Met wapens en bloedhonden joegen zij hen na en vielen hun dorpen binnen. Waar zij tegenstand ontmoetten, hakten zij meedogenloos op de Indianen in, mishandelden hen, sloten hen in ketenen en probeerden hen tot slavernij te dwingen. Verbitterd stelden de Indianen zich te weer.