Reinhart: Nederlandse literatuur en slavernij ten tijde van de Verlichting
(1984)–A.N. Paasman– Auteursrechtelijk beschermd5.2. DesiderataUit het voorafgaande zal duidelijk zijn dat één centrale notie zowel uit de fictionele wereld van Reinhart als uit de werkelijke wereld van H.H. Post, ònonderzocht is gebleven in haar historische en literatuurhistorische context, namelijk die van de Providentia. Uit een eerste oriëntatie is mij gebleken dat een reconstructie van de verwachtingshorizon vrijwel ab ovo opgezet zou moeten worden vanuit de primaire, veelal theologische teksten en dat er nauwelijks adequate studies te vinden zijn over de betekenis van het Voorzieningsheidsgeloof in het leven en de literatuur van de 17e en 18e en begin-19e eeuw - zeker niet over de Voorzienigheid als structurerend beginsel, denkelijk als opvolgster van Vrouwe Fortuna, in de Nederlandse romanliteratuur van die tijd.Ga naar eind5 Het zou mijns inziens van groot wetenschappelijk belang zijn als in deze lacune ‘voorzien’ zou worden. Een niet minder urgente wenselijkheid heb ik ervaren op het gebied van de onderzoeksmethode. Het is niet mijn bedoeling geweest door mijn Reinhart-onderzoek een bijdrage te leveren aan de studie van de receptie-esthetica. Ik heb slechts enkele uitgangspunten aan deze tak van de literatuurwetenschap ontleend; met name heb ik mij in de hoofdstukken over Reinhart als briefroman (2) en Reinhart als roman over slavernij (3) ‘zo consequent mogelijk’ op een lezersstandpunt trachten te plaatsen. Uit de communicatieketen van auteur tot en met lezer heb ik slechts enkele schakels intensiever kunnen onderzoeken; ik heb vooral de nadruk gelegd op de reconstructie van de socio-culturele verwachtingshorizon van contemporaine lezers op het gebied van slavernij: welke ideeën waren uit literaire en niet-literaire gedrukte Nederlandstalige teksten bekend, welke publieke opinie had zich ontwikkeld. De reconstructie diende om een hypothetische receptie en een hypothetische functie van de Reinhart als koloniale roman over slavernij te kunnen ontwikkelen. Ondanks de talrijke beperkingen die ik mij daarbij gesteld heb (zie 3.2) is een en ander een omvangrijke opgave gebleken. Bij een eventuele reconstructie van de literaire en socio-culturele verwachtingshorizon van meer aspecten van de roman, formele en inhoudelijke, zou die taak buitensporig arbeidsintensief kunnen worden. Men stelle zich bijvoorbeeld een reconstructie voor van de lezersverwachtingen ten aanzien van epistolaire verteltechnieken en van de motieven van liefde en vriendschap, deugd, beste aller werelden, opvoeding, natuur en Voorzienigheid. Het lijkt me dan ook een redelijke wens aan het adres van de receptie-theoretici de ogenschijnlijk eenvoudige en vanzelfsprekende ‘eis tot reconstructie van de verwachtingshorizon van de contemporaine lezer’ te voorzien van een adequaat model - waardoor met name meer duidelijkheid zou moeten ontstaan over de breedte en diepte van zo'n reconstructiepoging.Ga naar eind6 Van de verdere desiderata waarvan het belang mij tijdens mijn onderzoek duidelijk werd, wil ik ten slotte nog noemen: een geschiedenis van de Nederlandse briefroman; een geschiedenis van de Nederlandse koloniale literatuur; een studie over het goede-wildemotief in de Nederlandse letterkunde; en, last but not least, een studie over het Nederlandse leespubliek in de Verlichte Eeuw.Ga naar eind7 |
|