geconstitueerd wordt. Naarmate inhoud en vormgeving meer op elkaar afgestemd zijn, zal de mogelijkheid dat de communicatie slaagt, toenemen. In hoeverre deze werkelijk slaagt, hangt ten slotte van de lezers als ontvangers van de boodschap af. De receptie wordt bepaald door de interferentie van de levensbeschouwelijke en literaire waarden en normen van de te lezen tekst enerzijds en die van de lezers anderzijds. De mate waarin die waardensystemen elkaar bevestigen, aanvullen, bestrijden of ontkennen, bepaalt de uitwerking van de boodschap: het esthetisch en ethisch oordeel over het werk en de gevolgen die dat heeft voor het verder esthetisch en ethisch beleven en handelen van de lezers - waarbij dus de maatschappelijke functie van het literaire werk gerealiseerd wordt, al of niet in overeenstemming met de intentie van de auteur.
In het geval van de Reinhart zullen daarom de intentie van de auteur, de in de tekst besloten boodschap en de ontvangst door de lezers nader onderzocht moeten worden, om enig inzicht te krijgen in de functie van deze roman (hfdst. 2). Om de aard van de boodschap te bepalen zal het werk geanalyseerd en geïnterpreteerd moeten worden op zijn ideële inhoud en de vormgeving ervan - wat tot een z.g. werkingsinterpretatie leidt. De receptie van het werk door de contemporaine lezers zal afgeleid moeten worden uit concrete lezersreacties, of, bij het geheel of gedeeltelijk ontbreken daarvan, geconstrueerd moeten worden (een z.g. hypothetische receptie) door de vergelijking van de werkingsinterpretatie en de gereconstrueerde literaire en levensbeschouwelijke waarden en verwachtingen van de lezers.
Aangezien een reconstructie van alle 18e-eeuwse waarden die in het geval van de Reinhart relevant zouden zijn een zeer omvangrijke taak zou inhouden, kies ik welbewust voor één terrein van onderzoek waarop teksten in hun maatschappelijke context bestudeerd kunnen worden, namelijk dat van de slavenhandel en de slavernij (hfdst. 3). De stand van wetenschap in het Reinhart-onderzoek geeft daartoe aanleiding, het onderwerp geniet behalve belangstelling van derden (met name ook in Guyana en Suriname) ook mijn persoonlijke interesse: het gaat over in onze ogen volstrekt onrechtvaardige machtsverhoudingen tussen mensen waarvan de gevolgen nog heden ten dage waarneembaar zijn. De receptie- en de functievraag zullen dan ook toegespitst worden op de receptie van de ideeën over slavernij en op de functie van de roman in het denken over koloniale problematiek.
Niet los te maken van deze aspecten van onderzoek, de intentie van de auteur, de interpretatie van de tekst en de receptie c.q. functie ervan, staat, zoals gezegd, het onderzoek naar het leven van H.H. Post en zijn activiteiten in de kolonie Guiana (hfdst. 4). Dit verband zal duidelijk zijn voor de auteursbedoelingen en de wordingsgeschiedenis van de te interpreteren tekst; wat betreft de receptie en de functie van de roman zal ten slotte ook worden nagegaan in hoeverre de Reinhart een rol gespeeld heeft in het koloniale ‘bedrijf’ van H.H. Post. Op haar beurt biedt de geschiedenis van deze historische planter uit Guiana een welkom repoussoir voor zijn ‘literaire collega’.
Aangezien de drie deelonderzoeken (1o. presentatie en thematiek van de Reinhart als briefroman; 2o. het motief slavernij in zijn literaire en socio-culturele context; 3o. het leven van H.H. Post in Guiana) in hoge mate als op zich zelf staande onderdelen gelezen kunnen worden, zal ik tenslotte in een nabeschouwing (hfdst. 5) trachten ‘de eindjes aan elkaar te knopen’, ondermeer door literatuur en werkelijkheid - Reinhart en H.H. Post - te vergelijken en door de plaats van de roman te bepalen in de Nederlandse literatuur over negerslavernij ten tijde van de Verlichting.