Reinhart: Nederlandse literatuur en slavernij ten tijde van de Verlichting
(1984)–A.N. Paasman– Auteursrechtelijk beschermd1.2. Korte inhoud van het Reinhart-verhaalAangezien de Reinhart een even omvangrijk als onbekend werk is, zal ik alvorens op de problematiek rond deze tekst in te gaan, een uitvoerige samenvatting van de inhoud geven. Zoals meegedeeld, verscheen de roman in drie delen. Het verhaal is verdeeld in zes boeken, twee boeken per deel. Het wordt ‘briefsgewijs’ verteld; alle brieven zijn geschreven door Reinhart en gericht tot zijn vriend Karel. De boeken zijn achtereenvolgens getiteld:
De inhoud per boek luidt aldus: | |||||||||||||
Boek 1: De zeeNa enige weken gewacht te hebben op gunstige wind vertrekt het schip ‘De Hoop’ uit Texel met bestemming Guiana.Ga naar voetnoot* Reinhart is op weg naar deze kolonie om aldaar te proberen | |||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||
Titelpagina Reinhart (uba).
| |||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||
voldoende geld te verdienen om zijn oude moeder die levensstandaard te verschaffen die zij gewend was voordat Reinharts vader door een groot aantal tegenslagen en rampen getroffen werd. Omdat zijn vader nadien overleden is en zijn enige zuster Constantia ook, rust de plicht om zijn moeder te onderhouden alleen op Reinharts schouders. Het afscheid van Karel, die met zijn vrouw Charlotte en twee kinderen op het Gelderse landgoed ‘Kommerrust’ woont, is Reinhart zeer zwaar gevallen, maar dankzij correspondentie kan de vriendschap in stand gehouden worden. Reinhart zal aan Karel zijn hart meedelen, aan boord heeft hij geen gevoelig mens kunnen ontdekken. Behalve met schrijven brengt hij de tijd aan boord door met lezen, mediteren, tekenen en musiceren. Zijn hond Cheri houdt hem gezelschap. De reis leidt achtereenvolgens door het Kanaal (Dover), zuidwaarts langs Madeira, de Canarische eilanden; vandaar wordt de Atlantische Oceaan overgestoken richting Guiana. Reinhart beschrijft de zee onder wisselende omstandigheden: bij nacht en dag, bij windstilte en brandende hitte, bij mist en bij storm. Ook aan het onderwaterleven in de oceaan wijdt hij een lange, deels speculatieve beschouwing. Altijd demonstreert de zee Gods grootheid, almacht en goedheid. Wanneer het schip risico's loopt, zoals bij mist of zware storm, wordt Reinharts angst weggenomen door zijn vertrouwen in de Voorzienigheid: buiten Gods wil kan er niemand iets overkomen. Van het voortrollen van de golven tot de dood van een matroos doet op zee Reinhart alles herinneren aan de vergankelijkheid van mens en schepping. Reinhart leest met plezier in Robertsons boek over de ontdekking van AmerikaGa naar voetnoot** over de moed van Columbus en anderen, maar ook over hun lage heerszucht, hebzucht en hun wreedheden. In de laatste fase van de reis beginnen de indrukwekkende zeegezichten door gewenning hun bekoring te verliezen. Reinhart is dan ook blij dat na 11 weken de Guianese kust in zicht komt. Hij logeert in Guiana aanvankelijk bij een gastvrije planter. De op zee aan zijn moeder en aan Karel geschreven brieven worden met het bericht van veilige aankomst gebundeld en met het eerste schip naar het vaderland verzonden. | |||||||||||||
Boek 2: Guiana.Reinhart vertrekt naar de plantage ‘Le Bienveillance’Ga naar voetnoot*** van zijn ‘beschermer’. Hier kan hij voorlopig geld verdienen en ervaring opdoen met het plantageleven. Hij lijdt enigszins onder het geestdodend administratief werk dat hij moet verrichten, maar veel meer door het ontbreken van gevoelige, zedelijk- en godsdienstig-hoogstaande medemensen. Nieuwe vriendschappen sluiten kan Reinhart dan ook niet. Het leven van de planters is uitsluitend gericht op geld verdienen en op zinnelijke vermaken. Reinhart hoopt door hun leefwijze niet in verleiding te worden gebracht en zoekt steun bij Gellerts Zedekundige lessen.Ga naar voetnoot**** Dadelijk na zijn aankomst in Guiana wordt Reinhart geconfronteerd met de slavernij. Hij raakt diep onder de indruk van het onrecht, de vernederingen en de mishandelingen waaronder de negerslaven te lijden hebben. De meesters zijn wreed, de opzichters ongevoelig. Hij vraagt zich af hoe een dergelijke barbaarse handelwijze bij christenen heeft kunnen ontstaan. Hij beseft overigens wel dat wanneer hij zijn reisdoel wil bereiken, namelijk geld verdienen, hij ook zal moeten meedoen aan het onrecht dat hij veroordeelt. Hij stelt zich voor in dat geval zijn slaven goed te behandelen. Zo nu en dan schrijft Reinhart over de exotische natuur waarvan hij geniet: op de plantage, in | |||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||
de savannen, langs de rivieren. Hij wil overigens niet over de natuurlijke historie van dit deel van Amerika schrijven, maar over de uitwerking die de natuur op zijn hart heeft. Hij is dolgelukkig met de brieven die uit het vaderland arriveren en dankbaar voor de vriendschap die behalve Karel ook diens vrouw Charlotte hem toedraagt. Als hij ooit een vrouw ten huwelijk zou vragen, zou die in verschillende opzichten op Charlotte moeten lijken. Eens per jaar, in de heetste tijd, breekt in de kolonie een periode van ziekte uit. Vele planters sterven en Reinhart vraagt zich af of dit de bewoners niet dichter bij God zal brengen, maar dat is niet het geval. Als hij er hen over onderhoudt, vinden ze hem een dweper. Reinhart wordt zelf ernstig ziek. Een jonge negerslaaf, Violet, verzorgt hem dag en nacht totdat Reinhart hersteld is. Hij voelt sympathie voor deze neger en wil zijn slavenjuk zoveel mogelijk verlichten. Ook wil hij hem God leren kennen. Hij leert de taal van Violet en kan diens tragische levensverhaal opschrijven. Violet leefde in zijn ouderlijk gezin onder welhaast idyllische omstandigheden aan de oever van de Senegal-rivier in Afrika. Samen met zijn broertje werd hij door een neger van een andere stam ontvoerd. Deze verkocht hem aan een slavenhaler. Tijdens de zeereis werden ze slechter behandeld dan vee. Aan land werden de broers gescheiden verkocht. Violet had vier jaar bij een andere meester gewerkt voordat hij in Reinharts bezit kwam. Reinhart besluit dit levensverhaal met een felle aanklacht jegens de christenen die door geweld en verwoesting hun medemensen ongelukkig maken. Hij hoopt op betere tijden waarin menselijkheid en recht zullen heersen. Op een reis naar de afgelegen plantage ‘La bonne Esperance’ ontmoet Reinhart een nobel mens die een schoolvriend van zijn overleden vader blijkt te zijn: Edelhart. Reinhart vertelt hem de oorzaak en het doel van zijn reis. Twee weken later biedt Edelhart hem een verwaarloosd terrein en 12 negerslaven aan zodat Reinhart zijn eigen plantage kan beginnen. Reinhart bezoekt het terrein aan de kust samen met zijn weldoener. Vanwege de aangename ligging en de levenswijze die hij er denkt te zullen hebben, noemt Reinhart zijn nieuwe bezit: ‘L'heureuse Solitude’. | |||||||||||||
Boek 3: L' Heureuse Solitude, of de gelukkige eenzaamheid.Reinharts plantage grenst aan de voorzijde aan zee, aan de achterzijde aan een savannengebied. Als hij er arriveert ziet alles er onvoltooid en verwaarloosd uit: de vorige eigenaar was tijdens de aanleg overleden. De werkzaamheden om de plantage in orde te brengen vergen langdurige, grote inspanning van Reinhart en zijn slaven. Een systeem van sloten (‘trensen’) wordt aangelegd om te zorgen voor een juist waterbeheer op de plantage waarvan de bodem moerassig is. Het belangrijkste gewas dat hij gaat verbouwen is katoen, naderhand komen daar koffie, cacao en rijst bij. Anders dan de meeste planters legt Reinhart ook een moes- en bloementuin aan. Reinhart leeft als een kluizenaar, eenvoudig gehuisvest in een houten hut, met eenvoudig huisraad, en hij is eenvoudig gekleed. Hij voelt zich verwant met Robinson Crusoe, wiens lotgevallen Karel en hij in hun jeugd zo graag lazen en naspeelden. Niet ver van zijn hut staan in een halve cirkel de negerhutten. Reinhart heeft de slaven grond toegewezen waar ze voor zichzelf voedsel en vruchten kunnen verbouwen. De slaven zijn gelukkig met hun nieuwe meester. Karel hoeft niet bang te zijn dat Reinhart qua opvattingen over slavernij ingekapseld is. Het ontnemen van de vrijheid keurt hij af, maar hij gelooft dat zijn slaven een beter leven in onvrijheid genieten, dan de vaderlandse dagloners en de kleine Duitse en Poolse boeren in vrijheid. Teneinde een woonhuis te kunnen bouwen, trekt Reinhart met enkele slaven het oerwoud in. Na een moeilijke tocht bereikt hij een indianendorp waar volop geschikt hout voorhanden is. | |||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||
Terwijl indianen en negers de bomen voor hem kappen en voor vervoer gereed maken, vertoeft Reinhart in het dorp en in het oerwoud dat er rondom ligt. Bij gebrek aan papier noteert hij zijn ervaringen en beschouwingen op vliezen van de cocospalm en de oulmarij. Het hout wordt over de rivier naar ‘L'heureuse Solitude’ vervoerd. Naast zijn werk neemt Reinhart dagelijks enige en zondags geruime tijd om zich voor te bereiden op de eeuwigheid. Met de godsdienst is het in de kolonie slecht gesteld. Reinhart bouwt zelf een soort kapel, zijn ‘Retraite’, waar hij zich temidden van bijbelse voorstellingen en zedelijke en godsdienstige boeken kan terugtrekken om zich aan zijn godsdienstoefening te wijden. Voor hem moet het geloof een bron van vreugde zijn. Hij hoopt dat deze gewijde plaats een Bethel voor hem zal worden. | |||||||||||||
Boek 4: Onvolmaakt genoegen.Reinhart schrijft uitvoerig over de wijze van verbouwen en oogsten van zijn voornaamste gewassen en produkten. Het aantal negerslaven is gegroeid tot 40. Zij zijn niet ontevreden, noch ongelukkig. De bedrijvigheid die er op zijn plantage heerst, vergelijkt hij dikwijls met die op en rondom Karels landgoed ‘Kommerrust’. Ondanks grote verschillen in omstandigheden ervaart hij het geluk van het landleven zoals de boer uit Poots Akkerleven. Het enige wat aan zijn geluk ontbreekt, is een lotsvriendin. Edelhart heeft hem weliswaar een rijke en knappe plantersdochter voorgesteld, maar Reinhart vindt deze eigenschappen niet belangrijk genoeg: zijn aanstaande vrouw moet de wensen van zijn ziel kunnen vervullen. Toch moet hij zich een enkele maal wapenen tegen wellustige gedachten bij het zien van een jonge negerin. Na enige tijd ziet hij een ideaalbeeld van een vrouw in zijn droom; aan dat beeld blijft hij sindsdien denken. Zijn gemoedsrust en werkzaamheden lijden eronder. Klopstock en Hölthy geven hem troost, en zo nu en dan beseft hij dat hij ook in dit geval op de Voorzienigheid moet vertrouwen. De dood van een neger is een gevoelige financiële tegenslag. Ook is dit sterfgeval aanleiding om over de hiernamaalsverwachtingen van de negers te schrijven. De jaarlijkse ziekteperiode is voor Reinhart reden om een graf aan te leggen voor het geval hijzelf zou sterven. Bij een bezoek aan een rotseilandje voor de kust verdrinkt Reinharts hond Cheri. Nu voelt hij zijn eenzaamheid steeds meer als een last. Voor gevoelige, vriendschappelijke contacten zijn de negers te stomp; de collega-planters zijn te lichtzinnig. Edelhart woont een paar uur gaans van hem af en bovendien voelt Reinhart ondanks de voortreffelijke eigenschappen van Edelhart enkele bezwaren tegen een echte vriendschapsrelatie: Reinhart ziet hem in de eerste plaats als zijn weldoener; het verschil in leeftijd is te groot; Edelhart is niet gelovig. Tijdens een tocht in het binnenland verdwalen Reinhart en zijn beide metgezellen. Hij had zijn kompas vergeten. Ze brengen de nacht grotendeels in het oerwoud door, niet zonder angst vanwege de griezelige geluiden en een hevig onweer. De volgende morgen arriveren zij bij een afgelegen suikerplantage ‘La Recompence’. De eigenaar Dubingthon, die van Engelse afkomst is, ontvangt hen gastvrij. Reinhart herkent hem als een verwante ziel en herkent zijn dochter Nannie, die Richardson en Gessner leest, als het ideaalbeeld uit zijn droom. Zij kenmerkt zich door een grote natuurlijke bevalligheid. Hij is op slag verliefd op haar en hoewel zij wat voorzichtiger is om haar gevoelens te tonen, blijkt spoedig dat zij zijn liefde beantwoordt. Het is een probleem of Reinhart en Nannie het haar oude vader, die al jarenlang weduwnaar is, wel mogen aandoen om hem alleen achter te laten in zijn eenzame en geïsoleerde woonplaats. Dubingthon laat Nannie vrij om haar keuze te volgen, omdat hij vertrouwen heeft in Reinhart. Hij hoopt dat hun huwelijksgeluk niet te spoedig verstoord moge worden; zijn eigen vrouw, Melide, was na korte tijd gestorven. Reinhart is dankbaar jegens de Voorzienigheid, die hem liet verdwalen om zijn lotsvriendin te vinden. Hij keert terug naar zijn plantage waar hij alles in gereedheid brengt voor de ontvangst van zijn aanstaande. Hij maakt ondermeer een begin met de aanleg van een | |||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||
Engelse tuin voor Nannie. Na enkele maanden waarin hij met Nannie correspondeert, kan hij haar eindelijk ophalen. | |||||||||||||
Boek 5: Het huislijk geluk.Na een eenvoudige huwelijksceremonie is Nannie Reinharts vrouw geworden. De plantage draagt het adjectief ‘heureuse’ in de naam nu eindelijk met recht. Hun huwelijksgeluk grenst aan het volmaakte. Nannie werkt mee in huis en tuin, wat de achting voor haar bij de slaven doet toenemen. Ze verzorgt de ‘bloemhof’ of Engelse tuin, en de talrijke huisdieren en vogels. Haar lievelingen zijn haar hond Diaan en haar lam. Zij houdt toezicht op de bereiding van de maaltijden. Als er een negerkind ziek is, verpleegt Nannie het dag en nacht. Violet doet zijn uiterste best het zijn meesteres naar de zin te maken; de negerin Mibi heeft in het bijzonder de opdracht om Nannie te assisteren. Nannie en Reinhart leiden een bijna pastoraal leven te zamen. Ze wandelen dikwijls en discussiëren over levensproblemen, zoals de betekenis van liefde en vriendschap, het leven na de dood, en over de kosmos. Ze lezen elkaar essentiële teksten voor uit hun lievelingsschrijvers en musiceren getweeën. Samen houden ze godsdienstoefeningen in hun ‘Retraite’. Ze hopen samen te sterven, want het grootste ongeluk zou zijn wanneer de een de ander zou moeten overleven. Het geluk dat ze genieten maakt Reinhart wel eens angstig: is het niet tè groot voor de wereld van na het paradijs; kan het wel blijven bestaan? Edelhart vertrekt naar het vaderland. Reinhart bidt om een veilige overtocht en hoopt dat Edelhart aan Reinharts moeder en aan Karel een ooggetuigeverslag zal kunnen geven over het leven dat Nannie en hij op hun plantage leiden. Een hevige aardbeving toont door zijn dreiging Gods almacht, maar door de geringe schade tevens Zijn goedheid. Reinhart wordt vader van een zoon, die hij naar zijn overleden vader, Willem noemt. Ondanks het feit dat Karel zelf vader is en het wel en wee van het gezinsleven voldoende kent, beschrijft Reinhart allerlei huiselijke taferelen waarbij moeder en kind betrokken zijn. Nannie kwijt zich uitstekend van haar moederschap. Reinhart weidt uit over de verzorging van Willem: hij gaat luchtig gekleed hetgeen veel gezonder is dan de wijze waarop de baby's in het vaderland gezwachteld en geluierd worden. Later wordt Willem gebaad (hetgeen in het vaderland ongebruikelijk is) en mag hij op een kleed in de zon liggen. Hij krijgt alle kans om zijn lichaam te ontwikkelen. Over de geestelijke ontwikkeling voeren Reinhart en Nannie zo nu en dan gesprekken; Nannie leest bovendien boeken over de opvoeding. In ‘Retraite’ wordt Willem aan God gewijd, ten teken dat de ouders zich voornemen hem een godsdienstige opvoeding te geven. Later wordt Reinhart ten tweede male vader, nu van een dochter Louize, een meisje dat sprekend op haar moeder lijkt. De opbrengsten van de plantage zijn aanvankelijk goed. Reinhart beschrijft de rijstbouw en de rijstoogst en wijdt een beschouwing aan de koffie die hij verbouwt en die door mensen in zijn vaderland gedronken zal worden. De katoenoogst mislukt echter tweemaal: een keer door een schadelijke worm en een keer door het te vroeg inzetten van de regentijd. Aangezien hij financieel sterk van dit produkt afhankelijk is, betekenen deze misoogsten een grote tegenslag, die Reinhart niet gelaten accepteert. Hij ‘mort’: waarom heeft de Voorzienigheid al zijn zwoegen voor niets laten zijn? Hij raakt tijdelijk in een geloofscrisis waaruit Nannie hem verlossen moet. Af en toe bezoekt Reinhart de plantage van Edelhart om toe te zien op een geregelde voortgang van de werkzaamheden aldaar. Bij een van deze bezoeken waarbij Nannie en Willem hem vergezelden, neemt Reinhart deel aan de jacht. Nannie keurt dit wrede bedrijf ten zeerste af. Reinhart vindt weliswaar dat het dier de mens tot voedsel mag dienen, maar zal voortaan niet meer actief aan de jacht deelnemen. Een nieuw aangekomen jongeman L..... blijkt een vroegere speelmakker van Reinhart te | |||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||
zijn uit de tijd dat Reinharts ouderlijk gezin nog in R+++ woonde. Nadat Reinharts ouders vanwege tegenslagen deze stad hadden moeten verlaten, waren Reinhart en L..... elkaar uit het oog verloren. L..... vertelt van de talrijke veranderingen die in de stad plaatsgevonden hebben: over fortuinwisselingen en de veranderingen in en om Reinharts vroegere ouderlijk huis. Reinhart neemt zich voor L..... behulpzaam te zijn in den vreemde. | |||||||||||||
Boek 6: 't Veranderd al wat is.De correspondentie is drie jaar lang gestaakt vanwege de oorlog tussen het vaderland en een andere koloniale mogendheid. Reinhart weet niet of zijn moeder nog gezond en wel in leven zal zijn, noch hoe het met Karel en zijn gezin zal gaan. Toen de vijand naderde zijn Nannie en de kinderen tijdelijk naar ‘La Recompence’, dat verder landinwaarts ligt, uitgeweken, maar het was de vijand meer om goederen te doen dan om mensenlevens en zij konden spoedig terugkeren. Reinharts katoenoogst werd in beslag genomen. Reinhart haalt fel uit naar vorsten en staten die oorlog voeren; z.g. roemruchte oorlogsdaden kunnen voor Gods rechterstoel wel eens geheel anders beoordeeld worden! De kinderen zijn inmiddels voorspoedig opgegroeid. Ze spelen met de negerkindertjes en hebben hun eigen tuinje. Nannie is grotendeels voor hun opvoeding verantwoordelijk; uit gesprekken met Reinhart blijken hun opvoedingsideeën en -idealen. Niet alleen de vermogens voor het aardse leven, maar ook de vermogens voor de eeuwigheid moeten ontwikkeld worden. Aan godsdienstige denkbeelden brengen zij de kinderen overigens niet meer bij, dan deze op hun leeftijd kunnen bevatten: voor hen nog lege begrippen worden vermeden. Reinhart is opgelucht als er op een dag brieven uit het vaderland aankomen waaruit blijkt dat iedereen gezond is. Hij maakt er voor zijn gezin en zijn slaven een feestdag van. Ondanks het feit dat hij nu niet meer ongerust hoeft te zijn en alles heeft wat zijn hart begeert, kan Reinhart zich niet los maken van een steeds sterker wordend angstig voorgevoel. Het is of alles hem voortdurend herinnert aan de vergankelijkheid. Hij meent zeker te weten dat Nannie door een zelfde voorgevoel gekweld wordt. Een logeerpartij op ‘La Recompence’ brengt hen weer wat tot rust. Dan wordt Reinhart ernstig ziek. Nannie verzorgt hem dag en nacht ten koste van haar eigen gezondheid. Als hij herstelt, is zij uitgeput. Reinhart is dan ook bevreesd dat Nannie alsnog door dezelfde ziekte aangetast zal worden. Nadat Reinhart enige tijd volstrekt niet tot schrijven in staat is geweest, deelt hij Karel in diepe wanhoop mee, dat Nannie overleden is en dat hij met haar wenst te sterven. Het schrijven aan zijn vriend brengt enige verlichting en hij zegt te zullen trachten haar ziekte en sterven mee te delen. Nannie had zware koorts en ijlde; toen het einde naderde werd haar geest helder en kon zij met Reinhart praten over een weerzien in het hiernamaals en over de kinderen. Hij beloofde haar de vader van zijn kinderen te zullen blijven. Nannie ervoer de godsdienst als enige troost toen alles haar ontzonk. Ze stierf in Reinharts armen, en werd begraven in het graf dat Reinhart voor zich zelf had laten aanleggen. Het kost Reinhart veel moeite de kinderen de aandacht te geven die ze nodig heben en hij bemerkt dat hij hen niet zo kan verzorgen en opvoeden zoals Nannie dat gekund had. Het plantagewerk doet hij nu met tegenzin. Het liefst zou hij de gehele dag treuren bij Nannies graf. Hier schrijft hij een aantal elegieën in proza en hervindt hij korte tijd zijn zielsrust. Perioden van berusting en perioden van twijfel en opstandigheid wisselen elkaar af, maar de laatste overheersen. Aangezien Reinhart blijft kwijnen en de plantage zienderogen achteruitgaat, besluit hij naar het vaderland terug te keren. Hier hoopt hij met steun van Karel en Charlotte en in de nabijheid van zijn moeder het leven weer aan te kunnen, en de opvoeding van zijn kinderen te kunnen volbrengen. Zijn vroegere speelmakker L..... zal de leiding van de plantage op zich nemen. Reinhart neemt afscheid van zijn schoonvader, en van zijn geliefde plekjes, zijn ‘Retraite’ en | |||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||
Titelpagina Duitse vertaling (bll).
| |||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||
het graf van Nannie. De negerslaven zijn bedroefd om zijn vertrek en bedanken hem huilend voor de goede behandeling die hij hen gaf. Een bootje brengt hem naar het landgoed van een kennis, waar hij het schip afwacht waarmee hij terug zal reizen. In zijn laatste brief vanuit Guiana deelt hij mee dat het schip ‘De Hoop’ gereed ligt voor de reis. Reinhart vertrouwt erop dat indien hij onderweg door de geleden ontberingen zou overlijden, Karel een vader voor zijn kinderen zal zijn en een zoon voor zijn moeder. |
|