Reinhart: Nederlandse literatuur en slavernij ten tijde van de Verlichting
(1984)–A.N. Paasman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
1. Inleiding1.1. Introductie van auteur en oorspronkelijke uitgave(n)De merkwaardige, exotische briefroman Reinhart, of natuur en godsdienst (3 dln. Amsterdam, 1791-1792) werd door Elisabeth Maria Post omstreeks haar 35ste jaar in en om Arnhem geschreven.Ga naar eind1 Het werk verhaalt de geschiedenis van een jongeman die om zijn moeder financieel te steunen, naar Zuid-Amerika reist, daar met behulp van negerslaven een plantage opbouwt, een vrouw ontmoet met wie hij trouwt, vader wordt, en ten slotte na een reeks tegenslagen, waaronder de dood van zijn vrouw, besluit terug te keren naar het moederland. De schrijfster was toen al geen onbekende meer: zij debuteerde in 1788 met de briefroman Het land, waarvan nog in hetzelfde jaar maar liefst twee herdrukken verschenen, en publiceerde een jaar later een bundel prozastukken en gedichten onder de titel Voor eenzaamen, die reeds in 1790 herdrukt werd.Ga naar eind2 In deze werken staan de motieven natuur en godsdienst, liefde en vriendschap, dood en onsterflijkheid centraal. In Arnhem, waar haar broer Evert Johan Post als predikant stond, was Elisabeth Maria opgenomen in een kring van verlichte burgers die belangstelling hadden voor levensbeschouwelijke onderwerpen, kunsten en wetenschappen, vooral voor natuurwetenschappen. Een centrale figuur was hier ongetwijfeld de in protestant Nederland bekende predikant-dichter Ahasuerus van den Berg, die Elisabeth Maria in de literaire wereld geïntroduceerd heeft. Men hield zich in deze kring op voorzichtige wijze bezig met zaken als verlichting en emancipatie, niet alleen van de gegoede burger, maar soms ook met die van de ‘gemene man’.Ga naar eind3 Elisabeth Maria deelde zowel de belangstelling voor de natuurstudie als voor de sociale problematiek. Haar sociale gevoeligheid en vrijheidsdrangGa naar eind4 kunnen natuurlijk niet losgezien worden van de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in de westerse wereld welke zich o.a. manifesteerden in de Amerikaanse vrijheidsoorlog (1775-1783), de ‘Nederlandse revolutie’ (1780-1787) en de Franse revolutie (1789). ‘Les hommes naissent et demeurent libres et égaux en droits’, aldus begint de Déclaration des droits de l'homme et du citoyen die op 26 aug. 1789 tijdens de Franse revolutie geproclameerd werd. Zowel in het persoonlijk leven van de schrijfster als in het door haar verbeelde leven van Reinhart heeft de stellingname rond dit natuurlijk recht, de vrijheid, tot conflictsituaties geleid - niet alleen in de relatie van mens tot medemens, maar ook in die van mens tot God. De concrete aanleiding voor Elisabeth Maria om een roman te schrijven die zich voornamelijk afspeelt in de toenmalige Nederlandse plantagekolonie Guiana (thans: Guyana), was het feit dat haar broer Hermanus Hillebertus sinds 1774 in die kolonie verbleef. Hij was daarheen getrokken om het door tegenslagen getroffen ouderlijk gezin financieel te steunen. Zijn talrijke brieven, en de verhalen die hij verteld heeft toen hij in 1784 met zijn vrouw de Republiek bezocht, zijn een belangrijke inspiratiebron voor Elisabeth Maria geweest. Zij droeg het werk dan ook aan haar broer op, er overigens nadrukkelijk op wijzend dat Reinhart en Hermanus Hillebertus niet geïdentificeerd moeten worden. Zij bezat voorts een grote kennis van reisverhalen en van land- en volkenkundige beschrijvingen. Haar verbeeldingskracht stelde haar in staat uit deze elementen (haar levensbeschouwelijke interesse, de ervaringen van haar broer en haar kennis van literaire en andere geschriften over verre landen en volken) een fictioneel werk te scheppen dat speelt in een haar onbekende tropische wereld en waarin godsdienst, exotische natuur en sociale problematiek een voorname plaats innemen. Die sociale problematiek betreft in de eerste plaats de intermenselijke verhoudingen in een koloniale samenleving: de relatie tussen kolonisten en gekoloniseerden, vooral die tussen meester en slaaf. Het werk werd uitgegeven door de Amsterdamse uitgever Johannes Allart, een even uitgekiend als omstreden zakenman, bij wie ook haar Gelderse literaire relaties, Ahasuerus van | |
[pagina 11]
| |
den Berg, Margriet van Essen-van Haeften en Johannes Florentius Martinet, hun werk publiceerden, alsmede andere literaire coryfeeën uit het laatste kwart van de 18e eeuw van wie Jean le Francq van Berkhey en Rhijnvis Feith de bekendste waren. Zijn fonds bevatte nogal wat populaire theologische en zedekundige werken, historische werken (o.a. Wagenaars Vaderlandsche historie), reisbeschrijvingen (o.a. Stedmans Reize naar Suriname) en vertalingen van literaire werken uit het Duits, Engels en Frans (o.a. van Klopstock, Gessner, Goethe, Lavater, Schiller, Hermes, Von Knigge en Zschokke; van Thomson en Richardson; van Rousseau). Tot de vertaalde werken behoorden de populaire briefromans Clarissa Harlowe, Sir Charles Grandison, Julie ou la nouvelle Héloïse en Die Leiden des jungen Werthers.Ga naar eind5 De delen 1 en 2 van de Reinhart verschenen in 1791, deel 3 in 1792. Het boek was aantrekkelijk gemaakt doordat er 12 gravures in opgenomen waren en een gegraveerd portret van de auteur. Ook de titelpagina's waren gegraveerd en bevatten een vignet waarop de auteur wordt voorgesteld schrijvend in een landelijke omgeving. Deze afbeeldingen zijn ontworpen en gegraveerd door de bekende graficus Reinier Vinkeles; het portret van de auteur is ‘naar het leven’ getekend door I. van 't Hoff en eveneens door Vinkeles gegraveerd.Ga naar eind6 Het omvangrijke werk van in totaal 1069 pagina's kostte, inclusief de afbeeldingen, bij verschijnen ƒ9.12.- (ƒ3.-.- voor de eerste twee delen en ƒ3.12.- voor het derde deel), wat een normale prijs is wanneer men deze vergelijkt met die van andere in de tachtiger en begin-negentiger jaren verschenen werken.Ga naar eind7 Binnen tien jaar verscheen van het werk een tweede druk (1798-1802), opnieuw bij Johannes Allart. Een Duitse vertaling kwam in vrijwel dezelfde tijd (1799-1800) uit bij Friedrich Severin en Comp. in Weiszenfels en Leipzig, onder de titel Reinhard oder Natur und Gottesverehrung.Ga naar eind8 Voorzover bekend hebben noch de schrijfster noch de uitgever hiervan kennis gehad. Ook werd de vertaling niet door contemporaine recensenten en door latere literatuur-historici gesignaleerd. De vertaler was de Duitse theoloog Philipp Rosenmüller (1776-1844), die gedichten, preken en andere moraliserende werken schreef en vertaalde uit het Nederlands en het Engels.Ga naar eind9 Het Reinhart-exemplaar van de eerste druk waarnaar ik in deze studie verwijs en waaruit ik citeer, bevindt zich in de Bibliotheek van het Instituut voor Neerlandistiek (Universiteit van Amsterdam).Ga naar eind10 |
|