Voor de volledige resultaten en de verantwoording ervan verwijs ik naar hoofdstuk 2, de Biografische schets, en naar de Bibliografie van en over E.M. Post, die in hoofdstuk 3 volgt. Het onderzoeksverslag bestaat uit drie delen:
A. | Stand van zaken bij het begin van het onderzoek; |
B. | Het literatuuronderzoek; |
C. | Het archief- en bibliotheekonderzoek. |
Het tweede hoofdstuk bevat ondanks alle naspeuringen slechts een biografische schets. Vooral door het archiefonderzoek is een hoeveelheid feiten die tot nu toe geheel of gedeeltelijk onbekend waren, aan het licht gekomen. Maar, door het vrijwel geheel ontbreken van ‘documents humains’, brieven, dagboeken, mémoires e.d., blijft de kennis omtrent E.M. Posts gevoels- en gedachtenwereld, haar intieme leven, haar psychische ontwikkeling, te gering om te voldoen aan de eisen die men aan de moderne biografie mag stellen. In de hoop dat ‘de kist’ met documenten uit het privédomein toch nog eens op de een of andere zolder ontdekt zal worden, wordt deze biografische studie voorlopig afgesloten.
Het hoofdstuk is ingedeeld naar drie levensfasen die samenvallen met haar verblijf in resp. 1. Utrecht, Emminkhuizen en Amerongen (in het gezin Post), 2. Arnhem en Velp (zelfstandig optreden als schrijfster), 3. Noordwijk en Epe (huwelijksleven).
Om de tekst van de biografie niet onnodig langer te maken door toevoeging van andere gegevens dan die over E.M. Post, vindt men in de aantekeningen bij hoofdstuk 2 de korte bio-bibliografische notities over de weinig bekende relaties van Elisabeth Maria, onder wie zich een aantal ‘minor poets’ bevindt: P.C. van Alphen, Ah. van den Berg, M. van Essen-van Haeften, S.M. Harscamp-Mill, J. Scharp en J.A. Streso.
Het derde hoofdstuk wil niet meer zijn dan een opsomming van alle teruggevonden werken van E.M. Post, en een opsomming van de literatuur over Post en haar werk.
Mocht men de verwijzingen en de verantwoording in de aantekeningen soms te overvloedig vinden, dan vergeet men wellicht dat een zo groot mogelijke controleerbaarheid de toekomstige neerlandicus (of cultuurhistoricus) die zich verder met E.M. Post wil bezighouden, vele uren zoekwerk kan besparen. In 150 jaar Poststudie heeft men maar al te vaak òf de ander gelezen en klakkeloos overgeschreven zonder enige grensverlegging, òf de ander niet gelezen en een groot stuk onderzoek voor de zoveelste maal opnieuw uitgevoerd.
Om de toekomstige onderzoeker zoveel mogelijk voor overbodig werk te vrijwaren, heb ik tot in details opening van zaken gegeven.