Eén zinsdeel
16 Wat doen we als we twijfelen of iets één of twee zinsdelen is?
16 Als het geen ww betreft mogen we zeggen: alles wat
hoogstens voor de pv kan staan, vormt één zinsdeel:
Morgenavond om half acht precies is het grootste stuk dat nog voor de pv kan staan; het vormt dus één zinsdeel.
Voor deze proef kan elke pv dienst doen; we hoeven niet per se de pv te nemen uit de zin die we ontleden. Stel: we hebben een gebiedende wijs:
(geef) dat 's aan iemand die het kan beoordelen
In deze zin kan er nooit iets voor de pv (vgl. antwoord 3). Nu kunnen we de proef van het ene zinsdeel nemen met een andere pv, bv. met moet:
aan iemand die het kan beoordelen (moet) je dat 's geven
Het schuin gedrukte is dus één zinsdeel.