| |
| |
| |
[V]
Maar voor een herhaling van de Anjerdag-demonstratie op Koninginnedag is weinig gelegenheid. De Duitsers hadden al begin juli met de strengste straffen gedreigd, gemeentebesturen en hoofden van politie waren aangeschreven. Het blijft dan ook rustig op de 31ste. Massale betogingen vinden niet plaats. De uitingen van aanhankelijkheid voor de vorstin in ballingschap blijven beperkt tot het hier en daar demonstratief opnemen van een snipperdag, het plaatsen van oranjekleurige bloemen voor de ramen en het - liefst in een café waar nsb'ers of Duitsers aanwezig zijn - luidruchtig bestellen van oranjebitter.
Oranjebitter. 's Middags loopt in Vlaardingen iemand dronken op straat, een kind op de arm. Hij zwalkt heen en weer, zingt luidkeels ‘...leve de Willemien’, wankelt, valt. Krabbelt overeind, wil weer een café binnengaan. Een Vlaardingse inspecteur van politie belet hem dat, en neemt hem mee naar het bureau. Daar wordt hij een cel ingeduwd. Twee uur later: alarm. De arrestant blijkt in zijn cel brand gesticht te hebben. Hij wordt er uit gehaald, geboeid, en dan pas gefouilleerd. En wat vindt de inspecteur in zijn binnenzak? Een gestencilde pagina ‘Vervolg Geus no. 3’ met een artikel ‘Geuzen te land en water’.
‘Ik stelde vast, dat dit geschrift in hoge mate beledigend was voor de Duitse Overheid en Weermacht’, schrijft de inspecteur in zijn rapport. ‘De ss te Rotterdam wordt hiermede in kennis gesteld.’ Drie dagen later wordt de arrestant door de sd opgehaald.
De Maasmonding wordt - zoals praktisch dagelijks het geval is - bezocht door enkele Engelse vliegtuigen, voornamelijk alleen opererende verkenningstoestellen. De uitkijk in de Vlaardingse toren heeft het druk. Al in de nacht van de dertigste moet hij om de paar minuten zijn pen grijpen om aantekening te maken van activiteiten in de lucht: lichtkogels, zoeklichten, motorgeronk, lichtspoormunitie, een brandje in de richting van Waalhaven, en dan weer, steeds maar weer, rode lichtkogels. Overdag is het - ook als gewoonlijk - rustig. Maar 's avonds om een uur of half tien begint het weer:
| |
| |
21.38 |
Vliegtuig in 't Zuiden. Zoeklichten aan. Wordt beschoten. 2 lichtkogels boven de Shell. Meerdere kleine lichtkogels. |
21.45 |
Op Rozenburg een groot licht. |
21.49 |
Boven Holl. voetbalveld rode en witte lichtkogels. Vliegtuig in de stralen, wordt hevig beschoten in 't Zuidwesten. |
21.50 |
Vliegtuig duikt, zoeklichten uit. Neergeschoten in 't Zuidwesten ver achter de Shell. |
22.00 |
In 't Zuiden zoeklichten aan. |
22.03 |
In 't Zuidoosten wordt geschoten; alle zoeklichten aan. Lichtkogels vanaf de grond. Vliegtuig in stralen en is er dadelijk weer uit. |
22.04 |
Vliegtuig in 't Westen even in de lichtbundels. In Zuid lichtkogels. |
22.05 |
Lichtkogels maken lichtstrepen.
Gele en rode lichtkogels vanaf de grond. Lichtbal boven de Shell. |
22.11 |
Vliegtuig brandt steeds feller. |
23.20 |
Grote rij lichtkogels in 't Zuiden. Zoeklichten aan. Er wordt geschoten. Vliegtuig is te horen. |
23.28 |
Zoeklichten in 't Zuiden in werking. |
23.30 |
Motorgeronk en zoeklichten boven Rozenburg. |
23.32 |
In 't Zuiden wordt geschoten. Vliegtuig in zoeklichten, komt richting Vlaardingen, duikt, schiet terug en verdwijnt in richting Overschie. |
23.35 |
Lichtballen in het Oosten vanaf de grond. |
23.37 |
Zoeklicht in 't Westen. Wordt beschoten. |
| |
| |
23.40 |
Wordt in 't Zuidwesten geschoten. Vliegtuig vliegt zeer laag en stort brandend neer. |
23.44 |
Zoeklichten in 't Westen. Boven Pernis wordt geschoten. Lichtbal. In 't Oosten wordt ook geschoten. |
23.48 |
In 't Zuiden en Oosten zoeklichten aan. Uit vorige vliegtuig is één persoon met parachute gesprongen.
Zoeklichten uit. |
Vlaardingen heeft zijn vuurwerk gehad. Een Geus heeft, vanaf het vallen van de duisternis, met zijn fototoestel gereed gestaan en een prachtige opname kunnen maken. Het zoveelste bewijs van de verbinding met Engeland schijnt geleverd.
| |
[pagina 52-53]
[p. 52-53] | |
| |
| |
Elke Nederlander, die het noodzakelijk maakt, dat er een Duitser extra in ons land moet komen, doet daarmede een daad van grote waarde in de strijd tegen het Duivelse Hitlerisme.
Hoe meer mannen er nodig zijn in de bezette gebieden, hoe minder Hitler tegen Engeland kan doen. En hoe sneller Engeland met de hysterische tyran kan afrekenen. Leer daarom Uw landgenoten, hoe ze zo langzaam mogelijk kunnen werken, hoe ze hun werk zo slecht mogelijk kunnen doen. Tenslotte moet er dan bij elke werker een Duitse opzichter worden geplaatst... Laat de oogst mislukken (we krijgen er zelf toch niks van!)
Laat de lokomotieven stukroesten of stook ze kapot. Kortom, saboteer zoveel als mogelijk is. Beter steun kunt ge Engeland op het ogenblik niet verschaffen!
Het vierde nummer van ‘De Geus’, waarin bovenstaande zinnen voorkomen, doet in Vlaardingen een heftige discussie ontstaan. Kop, heftig en fanatiek, bereid alles tegen de vijand te doen wat maar mogelijk is, komt wat triomfantelijk met de tekst aandragen. Maar hij ontmoet, tegen de gewoonte in, wat tegenstand. De rustige Ter Horst herhaalt zijn argumentatie over de nutteloosheid van al dat ‘padvindersgedoe’ met die kabels. Anderen worden door het vuur van Kop meegesleept en ze bespreken een nieuw plan. Je gaat binnenkort van die aardedonkere nachten krijgen. Alle auto's zijn verduisterd; de Duitse auto's hebben van die onmogelijke kleine pitjes voorop. De chauffeurs oriënteren zich volledig op de witte strepen op het wegdek. Als we nou eens lange zwarte doeken nemen, daar een witte streep op kalken en die neerleggen in de richting van sloot of vaart... Ze wrijven zich al in de handen van plezier.
Onverbeterlijk zijn ze. Ze kennen maar één gedachte, de gedachte
| |
| |
die vijf jaar lang bepalend zal zijn voor duizenden en duizenden Nederlanders, de gedachte die het uitgangspunt moést zijn voor alle verzet, voor alle strijd tegen de onderdrukker: waar we de Duitsers kunnen treffen, slaan we toe.
Maar ze zijn nog zo naïef. Niets weten ze van de techniek of de taktiek van het verzet. Niets beseffen ze van de risico's. Nimmer hebben ze zich afgevraagd: ben ik wel geschikt voor het verzet, of: voor welk sóórt verzet ben ik geschikt? Soorten verzet bestaan er niet voor hen. Het is alles of niets. Hun verzet is totaal, omvat alle vormen die ze zich maar kunnen indenken. Vandaag werven ze een medestander. Waarom? Omdat hij zo nodig is of zo geschikt voor een bepaald werk? Alleen maar omdat hij wel een geschikte jongen lijkt en ‘tegen de moffen’ is. De macht van het aantal fascineert hen nog: van de gevaren van het aantal zijn ze zich niet bewust. En morgen gaan ze er op uit, op een mooie zomeravond, zo maar wat rondkijken, en ze maken een krabbeltje, een schetsje op een velletje papier: daar en daar, in die en die school, zijn Duitse soldaten gelegerd. En ze geven het door, aan hun luitenant, aan Kop, aan Kijne, aan IJzerdraat, ‘aan Engeland’. Ze vragen zich niet af of Engeland wel belang stelt in hun informatie, ze vinden het niet vreemd dat er maar nooit opdrachten komen om bepaalde doelen te verkennen. Een paar dagen later trekken ze er weer op uit. Ze zien niets dat de moeite waard is. En bijna vinden ze het een verloren avond. Bijna. Want ze struikelen zowat over een telefoonkabel, die daar half verborgen in het gras ligt. 't Lijkt wel of ze er op gerekend hebben - net hebben ze een snoeischaar of een dolkmes op zak. En vijf minuten later blijkt hun avond toch niet verloren te zijn geweest. Wat was het voor kabel? Waar leidde hij naar toe? Wat voor hinder bezorgde de verbroken verbinding? Hoe snel zou hij weer hersteld kunnen worden? Hoe zou de vijand reageren? Och kom, dat doet er toch niet toe! De moffen hébben er last van, reken maar!
En op weg naar huis lopen ze nog even langs Ary, slurpen een kop koffie leeg en nemen een pakje Geuzenkranten mee, om te bezorgen. Tussen de bedrijven door hebben ze dan nog de tijd gevonden om
| |
| |
een naam en adres op de achterkant van een envelop te schrijven en die aan Ary te geven, ‘voor de y-lijst’.
Die lijsten grijpt Ter Horst aan bij zijn redenering tegen het ‘padvindersgedoe’. In opdracht van IJzerdraat hebben ze ze opgesteld, drie lijsten: op lijst x staan namen en adressen van nsb'ers, y bevat andere moffenhelpers en collaborateurs en z de moffenmeiden. Regelmatig worden ze bijgehouden en aangevuld. Want ook Vlaardingen kent zijn slappelingen, die, nu het de nazi's goed gaat, plotseling bemerken dat ze eigenlijk al jaren nationaal-socialistisch voelden, of die in de gaten krijgen dat er aan de Duitsers goed geld te verdienen valt. Ook Vlaardingen kent zijn vrouwen en meisjes, die niet tegen de bekoringen van het vreemde uniform zijn opgewassen.
Die lijsten, daar hebben we wat aan, redeneert Ter Horst. Als de Engelsen landen, moeten we die compleet hebben, dan kunnen we onmiddellijk alle verdachte elementen arresteren, zodat we van die kant geen verraad of gevaar te duchten hebben. En als de Engelsen landen moeten we klaar staan om ze te helpen, met inlichtingen over de Duitse troepenopstellingen en voorraden. Dan moeten we klaar staan met zo veel wapens als we maar te pakken kunnen krijgen, klaar staan met een goed lopend en strak georganiseerd leger. Dàn kunnen we wat doen. Tot zo lang moeten we ons kruit droog houden en geen onnodige risico's nemen. Als we echte belangrijke sabotage zouden kunnen plegen, een munitietrein in de lucht konden laten vliegen, een oorlogsschip tot zinken zouden kunnen brengen... dan was het wat anders.
Ze zijn wat onthutst. Sommigen knikken nadenkend. Kop schudt heftig het hoofd, wil wat gaan zeggen. Maar dan gaat Van Kralingen door op de laatste zin van Ter Horst. Dan was het wat anders, ja. Maar wat zullen de moffen doen in zo'n geval? Dachten jullie dat die stil zouden blijven zitten? Die zouden terugslaan, en hard. Ze zouden best weten wáár ze zouden moeten slaan. Heel Vlaardingen weet van ons af. En bij de politie zitten er een paar die waarachtig niet zo best zijn. Dát is mijn bezwaar altijd al geweest: nooit hebben we ons afgevraagd, wat de reactie van de moffen zou kunnen zijn.
| |
| |
En het is toch een kwestie van de simpelste taktiek, dat je je instelt op wat je tegenstanders zullen kunnen gaan doen? Dat hebben we van begin af aan verwaarloosd. Hoe dikwijls ben ik er niet over begonnen, maar er werd nooit geluisterd. Levensgevaarlijk is het op deze manier, en nutteloos bovendien.
Van Kralingen laat zich meeslepen door zijn eigen betoog. En ik pas ermee, ik houd ermee op. Op deze manier valt er met jullie niet te werken.
Kop springt overeind. Al zijn wrevel, al zijn gevoelsmatige protest tegen de redenering van Ter Horst richt zich nu op Van Kralingen. Woedend is hij, zijn stem slaat er van over. Dan moét Van Kralingen er maar mee ophouden. Graag, maar dan ook meteen. Dat soort lafaards heeft hij niet nodig. Wat heeft-ie eigenlijk gedaan, de laatste maanden. Een paar Geuzenkranten gestencild, meer niet. Nou, dat kunnen anderen ook. We zitten niet verlegen om die stencilmachine, en om jouw gezeur nog veel minder. Zo gaat hij nog even door. Dan, even plotseling als hij opgevlogen is, kalmeert hij. Goed, niemand zal je dwingen. Als je bang bent, hou er dan mee op. Voor jou een ander.
Er valt een stilte. Dan, wat moeizaam, staat Van Kralingen op. Het spijt me, Ary, dat het zo moest gaan. Als ik nog wat... Hij ziet het gezicht van Kop, zwijgt, zucht eens en gaat langzaam de deur uit.
De anderen zwijgen, zijn het misschien niet helemaal met Kop eens. Maar als hij zo'n bui heeft, kun je beter maar niet te veel zeggen. Maar Kop is al weer rustig. Bijna verontschuldigend begint hij: ik kan daar niet tegen, jongens. Ik kan maar niet aanvaarden dat zulke mensen zich niet volledig willen geven voor ons werk. Neem nou toch ook... En hij vertelt weer het verhaal over de ptt-technicus, die hij gevraagd heeft lid te worden, vooral omdat hij op zo'n belangrijke plaats zat in verband met de telefoonleidingen. Dat was nou iemand die belangrijk werk zou kunnen doen. En dat moet dan plotseling ook weer net iemand zijn, die niet durft... Hij voelt zich weer warm worden, bedwingt zich. Labbekakken, bromt hij nog.
| |
| |
Hij weet niet dat er die zelfde avond drie Geuzen op pad zijn. Eén van hen heeft de ptt-man uitgevraagd over de plaats waar de voedingskabel ligt voor de ringkabelleiding die het hele gebied van Waterweg en Westland omsluit. Heel concreet wist de ptt-man het ook niet, maar wel ongeveer. Ergens tussen Kethel en Abtswoude moest die kabel lopen, een paar decimeter onder de grond. Drie Geuzen, drie fietsen, drie spaden. Graven maar.
Op 11 september worden de burgemeesters van Vlaardingen en Vlaardinger-Ambacht en Maasland bij de Ortskommandant geroepen. Uitgekafferd worden ze, de burgervaders, op ouderwets-Pruisische toon, en bedreigd met de ernstigste straffen, volgens nazi-methode. Wat witjes verschijnen ze weer op hun gemeentehuizen. Een paar uur later worden in Vlaardingen de aanplakbiljetten opgehangen:
| |
| |
Duizend Gulden BELOONING
Het doorsnijden van telefoonleidingen der Duitsche Weermacht heeft in VLAARDINGEN voor de ZEVENDE maal plaats gehad.
De Duitsche Weermacht zal de strengste maatregelen op de Gemeente Vlaardingen en gemeentenaren toepassen.
Het is IEDERS belang, dat de daders van bovengenoemd misdrijf gearresteerd worden.
Wie de(n) dader(s) aanwijst of mededeelingen doet, welke tot aanhouding van de(n) schuldige(n) leiden, ontvangt
Duizend Gulden Belooning
De Burgemeester van Vlaardingen,
M.C. SIEZEN.
|
|