Reize door het aapenland (onder pseudoniem J.A. Schasz)
(1972)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
Drie en dertigste hoofdstuk
| |
[pagina 134]
| |
2108En, tot vermeerdering, of liever tot voltooijing van het ongeluk, 2109- in stede dat elke Aap, daadlijk, na de afkapping, het Pikpleis- 2110tertje zou gegreepen en het op de wond van zijnen voorzigzittenden 2111Aap zou gelegd hebben, - werd hij derwijzen door de verwoede 2112smart beduiveld, dat hij, zonder om 't pleistertje te denken, metGa naar voetnoot2112 2113beiden zijn pooten, naar zijn eigen bloedende agterkwartier greep, 2114en even als raazende uit den kring sprong.Ga naar voetnoot2114 2115In één oogenblik was alle order verbannen. - Hoe zeer de Hoof- 2116den zig bemoeiden, om de pleistertjes gelegd te krijgen, - de 2117woedende Aapen luisterden niet: zij schreeuwden, zij grijnsden, 2118zij huilden, zij knerssetanden, en liepen als zinneloozen onder en 2119over elkander heen. - De verdringing, begrijpt men, dat aller-Ga naar voetnoot2119 2120gedugtst groot was. 2121De ellenden van het staartlooze Aapendom waren onbeschrijf- 2122lijk. Zommigen bloeddeden zo geweldig, dat zij binnen tien mi- 2123nuuten flaauw werden, en als dooden daarheen vielen; anderen, 2124niet weetende wat zij deeden, staaken hunne pooten in hunne won- 2125den, en trokken er de darmen uit; anderen werden zo vehementGa naar voetnoot2125 2126gedrongen of vertrapt, dat alles, wat maar eenigzins vloeibaar 2127in hun lighaam was, er van agter uitspoot, even als het water uit een 2128glaze waschspuit; anderen zogten hunne staarten wederom op, enGa naar voetnoot2128 2129deeden moeite, om ze er wederom aan te zetten, - dan, - recht- 2130vaardige Goden! - te vergeefsch! - anderen wentelden in hun 2131eigen bloed, zig zelf met vuisten slaande. - Het bloed liep met 2132gansche stroomen het Aapenland uit. - Het veld lag tien uuren 2133in de rondte, twaalf voeten dikte, opgehoopt met afgekapte staar- 2134ten, waarvan de meesten nog eenige trekkingen van leeven hadden, 2135zo dat zij flaauwlijk door een krioelden, omtrent als pas gekurvenGa naar voetnoot2135 | |
[pagina 135]
| |
2136palingen. Alles wat zijn staart verlooren had vervloekte de Nom- 2137mervijfiaanen, die kort te vooren zo algemeen gezegend en toege- 2138juicht werden. Eindlijk, door verlies van bloed en hevigheid van 2139pijn, stortede het gansche Aapendom, dat, helaas niet meer dan 2140uit vel en beenen bestond, in onmagt daar heenen! 2141De Vijfiaanen, ziende wat het gevolg hunner dwinglandij ware, 2142droopen beschaamdlijk af, en verborgen zig in hunne rijkgelaaden 2143Okkernootenboomen. 2144Nommer Een, met al de zijnen, schoot ter hulpe toe, en bepleis- 2145terde alle de bloedende Aapengaaten, die zij konden - hij verweet 2146de ongelukkige menigte niets: neen! hij vertrooste haar, en deelde 2147haar al de versnaperingen mede, die hij zelf bezat. Hij bezorgdeGa naar voetnoot2147 2148de zieken, pastte hen zelf in eigen perzoon op, en droeg met eigen 2149handen de dooden uit hun midden weg. 2150De Aap Pasquilmaaker zat wederom in zijn boom gelijk te 2151vooren. Ik verwonderde mij, dat ik hem even druk bezig zag als 2152onlangs. Hebt gij uw staart nog? vroeg ik hem. - Neen! antwoorde 2153hij. - En dat zo in staat om te kunnen schrijven? Vroeg ik.
2154De aap
2155Nommer 17
2156De aap
2157Nommer 17
2158De aap
2159Nommer 17
| |
[pagina 136]
| |
2160De aap
2162Nommer 17
2163De aap
|
|