Drie en twintigste hoofdstuk
Het pikpleistertje
1566Het gansche Aapenland was eerlang vervuld met gesprekken,Ga naar voetnoot1566
1567krakkeelen, harrewarren, enz. over deeze handelingen. Er ont-
1568stonden eene menigte partijschappen; men had dus Afkappiaanen,Ga naar voetnoot1568
1569Aanzettisten, Tweestaartigen, Enkelstaartigen, en dergelijken.
1570Nommer Een deed, met zijn aanhang, zijn uitterste best, om de
1571gansche Aapenwaereld te beduiden, dat het niet alleen moorde-
1572naars werk zou zijn, een der voornaamste Ledemaaten aftekappen,
1573maar dat het ook hoogstgevaarlijk zou weezen; dat de wond van
1574die natuur zou zijn, dat zij dood konden bloeden.Ga naar voetnoot1574
1575Dan, om dit laatste argument lachten de Nommer VijfiaanenGa naar voetnoot1575
1576zo geweldig dat zij meenden te bersten. - Ziet, riepen zij, zo tragt
1577men u in de luuren te winden! - Zo dra de staart afgekapt is, hebtGa naar voetnoot1577
1578gij slegts een pikpleister op de wond te leggen; dan is het gat
1579gestopt! en voor de onkosten van een onnozel Pikpleistertje zult gij
1580allen Menschen worden!
1581Nommer Een mogt nu verder alles zeggen, wat zijn aapenlievend
1582hart hem ingaf, bij verre den grootsten hoop vond het geen ingang.
1583Wanneer hij uitgesprooken had, dan wederlegde men hem, met
1584te zeggen: Met een Pikpleistertje is alles te helpen!