Reize door het aapenland (onder pseudoniem J.A. Schasz)
(1972)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
Veertiende hoofdstuk
| |
[pagina 92]
| |
1009Men vertelt ons dat de Manmenschen geen Staarten hebben, 1010is dat waar? 1011(Ik keek hen aan en werd met de zaak verleegen.) 1012Geen Staarten? - hoe! - 1013Gij, Manmensch! gij weet immers wel wat een Staart is? - Gij 1014hebt wel van 't afhakken gehoord. 1015o Goede en rechtvaardige Hemel! dagt ik, deeze zijn gekomen,Ga naar voetnoot1015 1016om mijn Staart aftehakken! 1017Nu komen wij onderzoek doen, om - 1018(Ik werd zo bleek als een doode.) 1019te zien, of het waar is, dat gij geen Staart hebt. 1020Maar, mijn lieve Mevrouwen en Jufvrouwen! zei ik in mijne ver- 1021bijstering tegen de Aapinnen, wat heb ik u misdaan, dat gij zo 1022wreed zoud zijn, om mij te berooven van, - 1023Berooven? - ganschlijk niet, Manmensch! wij komen slechts 1024zien, of gij er een hebt. 1025(Dit stelde mij al vrij gerust.) 1026Gij komt eens zien of ik, - 1027Een Staart heb. 1028Maar eischt de welvoeglijkheid niet, dat gij u in dit geval, met 1029een bloote verzekering te vreeden houd?Ga naar voetnoot1029 1030De welvoeglijkheid? - de welvoeglijkheid? - Is dat ook een 1031Aap? 1032Helaas! dagt ik, er is geen genade te wagten. 1033Wij moeten het zien, Manmensch! wij verzoeken het u vriendlijk, 1034of anders, - 1035Ik ben hier immers niet onder de Menschen?Ga naar voetnoot1035 1036Gij zijt onder die geenen, die Menschen willen worden, en daar- 1037om van te vooren willen zien, wat Menschen zijn. Wij hebben 1038belang bij uw staart, en daarom, - geene weigeringen meer! 1039Dit laatste was precies de toon van een getrouwde Vrouw, of 1040van een Meisje, dat twee Vrijers heeft. Ik keek vrugtloos naar alle 1041zijden heen, om te zien of er geen weg van ontkoming ware, - dan, 1042de Aapmeisjes waren zo digt op elkander en om mij heen gedron- 1043gen, (want elk wilde het digst bij de beschouwing weezen,) dat ik 1044mij naauwlijks meer verroeren kon. | |
[pagina 93]
| |
1045Ik gebruikte nog verscheiden redenen, ontleend van de maagd-Ga naar voetnoot1045 1046lijke schaamte, eerbaarheid, zedigheid enz. maar alle deeze dingen 1047waren hier ten eenemaale onbekend. Zij dagten, dat ik van een 1048onbekend soort van Aapen sprak, waarmede zij niets te doen had- 1049den, en waarvan het geschiedkundig verhaal, thans in 't geheel 1050niet te pas kwam. 1051Eindlijk begon het de nieuwsgierige Aapinnen te verveelen: zij 1052pakten mij gesaamlijk aan, en stelden mij, moedernaakt, op een 1053hoogen breedgetopten boom ter beschouwing aan de gansche 1054gemeente voor. 1055Tot mijn uiterste verbaazing riep de gansche menigte, met een 1056soort van gejuich: Hij heeft geen Staart! Hij heeft geen Staart!Ga naar voetnoot1056 1057Iemand, die door een fellen bliksem, of door een kanonkogel, 1058eenige ledemaaten worden afgeslagen of afgeschooten, kan niet 1059vlijtiger de revue over alle zijne zelfstandigheden passeeren, danGa naar voetnoot1059 1060ik mij zelve bekeek. - Allerhande Denkbeelden reezen er in mij 1061op. - Vader Sijmen de Vries verhaalt, in een zijner verwonderlijkeGa naar voetnoot1061 1062werken, van een Man, die uit een diepen slaap wakker wordende, 1063en opstaande, beiden zijn armen in 't bed ziet leggen: dit errinnerde 1064ik mij, en sloeg verbaasd mijne oogen naar 't gras, waar ik geleegen 1065had, ten einde te zien, of er niet het een of ander van mijn lighaam 1066was afgevallen. 1067De Aapinnen bekreunden zig mijner niet verder; zij vertrokken 1068met den uitersten spoed; onderweg overluid schreeuwende: Hij 1069heeft geen Staart! hij heeft geen Staart! 1070Ik gevoelde, dat ik kwaad werd: want ik beschouwde deeze han- 1071deling als eene boosäartige beschimping van mijn perzoon. Met 1072een diepe verontwaardiging sprong ik van den boom, en mijn toorn | |
[pagina 94]
| |
1073den vollen teugel vierende, liep ik dit Aapengebroedzel agter na, 1074insgelijks uit al mijn magt schreeuwende: Hij heeft er wel een! 1075Hij heeft er wel een!. |
|