Regelnummers proza verbergen
| |
Tiende hoofdstuk
Het reces
722Toen de Vergadering weder bij een gekomen was, bragt de PresidentGa naar voetnoot722
723de Zaak ter baan, waarover men handelen zou, met een bijgevoegd
724zeer ernstig verzoek, dat men toch elkander met bedaardheid ver-
725staan, en met reden overtuigen zou.
726Nommer een merkte aan, dat het Conciliatoir, (om naamlijk alle
727de Aapen, behalven de Leden der Vergadering de staarten afte-
728kappen,) wel een Conciliatoir genaamd kon worden ten opzigten
729der verschilhebbende Partijen, maar geenzins met betrekking tot de
730zaak als zaak; want deeze bleef er even wreed, even onäaplijk door,Ga naar voetnoot730
731- ja! dat meer was, men bragt juist door dit Conciliatoir de erkende
732wreedheid te meer aan den dag, om dat men zig zelve van de afkap-
733ping uitsloot.
734Nommer vijf verdeedigde zig hier op met te zeggen, Dat, wat hem
735betrof, hij zeer wel in het Conciliatoir kon toestemmen, om de rust
736der Vergadering te behouden; maar dat hij anders zijn staart, voor
737't algemeene welzijn, zeer gaarne ten besten gaf.
738Nommer zeven, die het Conciliatoir had voorgeslagen, nam toen
739het woord.
740Wanneer men, zei hij, het afhakken der staarten op zig zelve be- | |
| |
741schouwt, dan is het eene schreeuwende wreedheid, die de Aaplijk-
742heid in 't aangezigt vliegt.
743Maar wanneer men in opmerking neemt, dat de opoffering onzer
744Staarten, de bereiking van dat groote en verheven doeleinde, (de
745Menschwording,) ten gevolge heeft, dat is het een kleinigheid, waar-
746toe elke redenlijke Aap greetig besluiten zal.
747Indien men nu echter zulk een heilzaam werk zag agterblijven,
748enkel en alleen, om dat twee of drie Perzoonen, zo vast aan staarten
749verkleefd zijn, dat zij liever de Aapen Aapen willen laaten blijven,
750dan afstand doen van deeze hunne slingerende agterëinden, - is
751dan de beste weg niet deeze, dat men deeze weinige hunne staarten
752laat behouden? - en uit dit licht beschouwd zijnde, is dan de voor-
753stelling van het Conciliatoir niet ten volle gerechtvaardigd?
754Nommer twee
Maar welk eene mislij ke vertooning zal het maaken, wij gestaarteGa naar voetnoot754
755Aapenhoofden bij onze staartlooze Committenten?Ga naar voetnoot755
756Nommer zeven
Is het niet billijk dat een Opperbewindsäap iets meer hebbe dan een
757burgerlijke Aap?Ga naar voetnoot757
758Nommer twee
Zekerlijk! maar moet die meerderheid juist in een langen staartGa naar voetnoot758
759bestaan?
760Nommer zeven
Om dat er een staart is neemen wij de staart; was er een ander Lid,
761wij zouden het er ook voor neemen.
762Nommer een
Immers zegt het gezond oordeel, dat de meerderheid in wijsheid,Ga naar voetnoot762
763eerlijkheid en deugd bestaan moet.
| |
| |
764Nommer vijf
o! Dat is volgens de Staatkunde van de Wijsgeeren! - Maar moeten
765wij de Menschen niet ten voorbeeld neemen? -
766Nommer zeven
Gewis, -
767Nommer vijf
Wel nu! dan is een staart meerderheid genoeg.
768Nommer een
Is de meening niet, om den voortreflijken Mensch gelijkvormig teGa naar voetnoot768
769worden? - en zullen wij hier door niet de gebreken der Sterve-
770lingen overnemen, met ter zijde stelling van hunne deugden? -
771Nommer vijf
Wilt gij dan van de Aapen maaken 't geen de Menschen nooit wor-
772den kunnen?
773Nommer een
Wanneer wij met verlies van onze staarten, evenwel Aapen moeten
774blijven, wat reden is er dan, om ze te laaten afhakken? - Want
775waarlijk allen, die de meerderheid in hunnen staat zoeken, zijn niet
776anders dan Aapen, of nog minder! - en gelust ons den Aapenstaat,
777dan is de staart volstrekt onöntbeerlijk; want wat is een Aap zonder
778staart?
779Nommer zeven
En waant gij dan, dat de verstandigste Menschen, wanneer zij eene
780algemeene afkapping van staarten noodzaaklijk keurden, zij geene
781meerderheid in het behouden hunner eigen staart zouden zoeken,
782wanneer zij die met zo veel welvoeglijkheid behouden konden? - en
783evenwel, het zijn de verstandigsten!
| |
| |
784Nommer een
Maar geenzins de eerlijksten. Een egt Bewindsman moet door de
785begaafdheeden en deugden zijner ziel den Rang, dien hij bekleed,
786verdienen, versieren en doen gelden - Dit is de instelling der NatuurGa naar voetnoot786
787en der Goden, en overäl, waar de staarten, - dat wil zeggen, de
788klederen den Man maaken, moeten wij ons zorgvuldig wagten, om
789er een voorbeeld aan te neemen.
790Dit verschilstuk werd vervolgens zeer breedvoerig behandeld.
791De meeste Leden, die het afkappen der staarten als wreedheid be-
792schouwden, wanneer er hunne einden onder begreepen waren,
793noemden het eene edelmoedige opoffering voor het algemeene wel-
794zijn, toen zij vernamen dat hunne hooge waardigheeden vorderden
795dat zij hunne staarten behielden. - Zelf begonnen zij er sterk op
796aantedringen, dat het voorgestelde Conciliatoir werd aangenomen.
797Zij vonden nu eene menigte drangredenen uit, die de spoedige af-Ga naar voetnoot797
798hakking ten uiterste noodzaaklijk maakten.
799Vermits ik dergelijke zaaken zeer menigvuldig gezien had, ver-
800wonderde ik mij er in 't geheel niet over.
801Men delibereerde nu wel bedaardelijk, doch echter niet minder
802ernstig. De Aaplievenheid en Grootschheid waren hier in 't worstel-Ga naar voetnoot802
803perk. De eene Partij beweerde, dat men een voortreflijk Mensch
804kan weezen, in weerwil van alle uiterlijkheden, en dat men, om eene
805ingebeelde glorie, geen gansch Geslacht behoorde te bederven.
806Want, duuwde deeze Aaplievende Partij de andere toe; om dat gijGa naar voetnoot806
807iets meer zoud hebben dan uwe Medeäapen, daarom alleen wilt gij
808hen de staarten doen verliezen! - had gij verdiensten, gij zoud het
809pleit voor de staarten opvatten, en u evenwel doen uitmunten.
810De andere Partij hield staande, dat men om Mensch te weezen,
811noodwendig de uitterlijke gedaante moest bezitten, om dat al het
| |
| |
812inwendige schoon, van verstand, eerlijkheid, deugd, enz. in 't geheel
813niet meer in den smaak viel. Dat het Plan was om de Aapen tot
814Menschen te maaken, dat wil zeggen, tot Menschen zo als zij wee-
815zenlijk bestonden, en niet zo als de pluizende wijsgeerte die af-Ga naar voetnoot815
816schetste. Dat de Menschen geen Staarten hadden; dat de Staarten
817eene Hoofdonderscheiding uitmaakte, en dat dus de Staarten af-
818gehakt moesten worden. Dat zij, uit toegeevenheid, en niet uit glorie,Ga naar voetnoot818
819het Conciliatoir wilden aanneemen, want de Staart was, volgens hun
820eigen stelling, veel meer een bewijs van minderheid dan van meer-Ga naar voetnoot820
821derheid. Het woord meerderheid hadden zij, wel is waar, ten opzigte
822van de behouding der Staart gebezigd, doch het was blootlijk in denGa naar voetnoot822
823zin van onderscheiding optevatten, enz.
824Dan! men kon het op verre na niet eens worden. Het gevolg was,
825dat de Vergadering andermaal op Reces scheidde, en dat er twee
826Cabaalen ontstonden, waarvan de eene zig Nommerééniaanen, enGa naar voetnoot826
827de andere zig Nommervijfiaanen noemde.
828Ik stond verbaasd dat men hier ook het gebruik der uitgangenGa naar voetnoot828
829op iaanen kende: zekerlijk dagt ik, zal men hier ook wel woorden
830bezigen die op isten en otten uitgaan, - en wee onzer dan.Ga naar voetnoot830
831Ik voor mij kon mij zeer gevoeglijk buiten deeze Partijschap
832houden, vermits ik geen eigenlijke Aapenstaart had.Ga naar voetnoot832
|
-
voetnoot755
-
Committenten: lastgevers. Versta: het apenvolk waarvan zij zichzelf als de gekozen representanten beschouwen.
-
voetnoot757
-
een burgerlijke Aap: een ‘gewone’ burger-aap, een aap-citoyen zogezegd.
-
voetnoot758
-
meerderheid: superioriteit (hoewel de interpretatie van dit woord verderop juist moeilijkheden zal geven).
-
voetnoot768
-
den voortreflijken Mensch: de nadruk valt hier op het tweede woord dat, naar de zienswijze van nr. 1, een beperking inhoudt van het streven naar gelijkheid aan de mens.
-
voetnoot786
-
versieren: eer aandoen, een sieraad zijn voor.
-
voetnoot802
-
Aaplievenheid: cf. menslievendheid.
Grootschheid: trots, hoogmoed.
-
voetnoot806
-
duuwde toe: wierp voor de voeten, verweet; cf. volgend citaat uit een reisverslag van Frans Hemsterhuis aan C. Ploos van Amstel uit 1785, gepubliceerd in Vaderlandsche Letteroefeningen, 1791, Mengelwerk, p. 479-488: ‘hy (een professor uit Dresden, P.B.)... duwde my wyders toe, dat de Hollanders en Franschen, met al schoonmaaken en vernissen hunner Schilderyen, te weegbragten, dat, binnen vyftig jaaren, de kostbaarste Stukken niets meer van den oorspronglyken Meester zouden vertoonen dan het bloote paneel.’
-
voetnoot815
-
pluizende: uiteenrafelende, navorsende; zie WNTXII, 2858.
-
voetnoot820
-
meerderheid: WNT IX, 403-404, geeft als oudste betekenis meerderheid in kwantitatieve zin (cf. ‘met meerderheid van stemmen’); daarna en daarnaast de kwalitatieve betekenis van superioriteit. Het lijdt echter geen twijfel dat deze laatste interpretatie binnen de kontekst van r. 758 vv. meer voor de hand ligt dan de numerieke betekenis. De rechtvaardiging a posteriori door de Vijfianen is een sofisme.
-
voetnoot826
-
Cabaalen: partijen (met de bijgedachte aan conspiratie en intriges; dus: kliek, côterie; zie WNT III, 1946).
-
voetnoot828
-
uitgangen op iaanen: gelijk Voetianen, Coccejanen, Lampianen, Arminianen, Socinianen.
-
voetnoot830
-
die op isten en otten: allusie op de partijnamen Orangisten en Patriotten. Cf. Het land der willekeurigen, p. 91: ‘'t Is of 't een vloek van den Hemel was, dat alle Isten en Aanen zulk een verdoemd spel in de waereld maaken.’
-
voetnoot832
-
eigenlijke: eigenlijk gezegde; Schasz' bedoeling wordt pas duidelijk op p. 86.
|