Reize door het aapenland (onder pseudoniem J.A. Schasz)
(1972)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
Derde hoofdstuk
| |
[pagina 60]
| |
150het wel degelijk er op gemunt ware, om mijn perzoon in handen teGa naar voetnoot150 151krijgen. 152Want een zekere hoogte bereikt hebbende, keek ik eens naar het 153Dorp te rug; en ziet, vier benden Volks toogen uit, langs vier onder-Ga naar voetnoot153 154scheiden wegen. De eerste had den Heer; de tweede den Schout, de 155derde den Dominé, en de vierde den Voorleezer aan 't hoofd. - In 156't eerst kon ik mij niet begrijpen, wat dit heirleger in 't zin had. IkGa naar voetnoot156 157verbeelde mij, dat er een onverwagten inval, door den een of anderen 158Staatsvijand gedaan ware, en dat uit dien hoofde Geestlijk en 159Wareldlijk, zijn rang en waardigheid, (ter liefde voor 't algemeen 160en uit dringende nood) ter zijde stellende, de wapens had opgevat, 161om het Vaderland te helpen behouden. 162Uit dit denkbeeld werd ik evenwel schielijk geholpen, door eenige 163Maaijers en Akkerbouwers, die mede op den heuvel stonden, en met 164handgeklap uitriepen: Daar komen ze! daar komen ze! 165En wat komen ze doen? nam ik de vrijheid hen te vraagen. - 166Hoe! zeiden deeze luiden, bijna allen te gelijk, weet gij dan van dat 167afschuuwlijk geval niet, waar elk den mond van vol heeft? 168Welk geval, mijne Vrienden? 169Van dien Dief die een Paard gestoolen; die zijn Vrouw de harsens 170ingeslagen; de meid verkragt; haar een dollen hond op den buik 171gebonden en ze dus al te saamen in 't water gesmeeten heeft; en die | |
[pagina 61]
| |
172er toen bij is gaan staan, ten einde te beletten, dat zij er niet uit- 173geholpen wierden? 174Ik hield mij zo cordaat als ik kon, op dit berigt, dat slechts een 175half uur van de plaats waar 't gebeurd was, zulk eene ijslijke gedaan- 176te had aangenoomen; maar ik gevoelde, dat ik, tot in het merg 177mijner beenderen toe, ontroerde. Wanneer ik bekend wordt, dagtGa naar voetnoot177 178ik, zal ik ten minsten aan vijfentwintig stukken gescheurd, voor de 179vierschaar mijner vijanden gebragt worden; daar ik als dan vrijheidGa naar voetnoot179 180zal hebben, om mij te verdeedigen. - Want de Maaijers en Akker- 181bouwers waren woedende op zulk een vervloekten Moordenaar. 182Ik bleef nog een poos zeer onverschillig staan kijken, en gezien 183hebbende werwaards de mars der Benden heenliep, droop ik onge-Ga naar voetnoot183 184merkt af, en ging al regt toe regt aan, even als of ik een regte lijn 185uit het middenpunt van mijn Vaderland, tot op deszelfs grenzen wil- 186de trekken. |
|