Reize door het aapenland (onder pseudoniem J.A. Schasz)
(1972)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
Vierde hoofdstuk
| |
[pagina 62]
| |
197mijner redding bezigde, tot mijn verderf kon strekken, dewijl ik 198daardoor verdagt geraakte, koos ik wederom den gewoonen weg. 199In een der Herbergen mij ververschende, vroeg ik aan den Hospes, 200of er geen nieuws was? Ja! gaf hij mij ten antwoord, maar een zeer 201slegt nieuws. 202En wat is dat? 203In een zeker Dorp, - de naam is mij vergeeten, - is een ver- 204vloekte Booswigt geweest, die al de Paarden daar omstreeks denGa naar voetnoot204 205hals afgesneeden, en al de honden vergif heeft ingegeeven, - en 206die daarenboven, - o gruwel! als ware dit niet genoeg, al de 207Meisjes en getrouwde Vrouwen van het Dorp, geweldaadig verkragt; 208de buiken opengesneeden, en aldus in zee geworpen heeft. 209En heeft men dien Booswigt in handen? 210o! Ware de Hemel zo goed, om dat toe te laaten! - 211Dan loopt hij nog vrij? 212Waarschijnlijk; want hij is het op eene zeer zonderlinge wijze 213weeten te ontkomen. 214En op wat wijze? 215Hij is met een gloeiende kar, door zeven vuurspuwende Draaken 216voortgetrokken, door de lugt gereeden. 217Is 't mooglijk? 218Het was zekerlijk een Atheist, een Toovenaar! - althans, waar is 219het, want verscheiden Boeren hier omstreeks hebben de flikkering 220in de lugt gezien. 221Dan zou het er slegt met hem uitzien, wanneer hij gekreegen werd?Ga naar voetnoot221 222Dat geloof ik, mijnheer! - en hij was het waardig. - Ten minsten 223hier op ons Dorp hebben wij groote planken laaten gereed maaken; 224vol met groote spijkers, waarvan de punten naar om hoog steeken. 225En wat zult gij daar mede doen? 226Wij zullen er hem, als hij, uit de lugt, hier mogt willen neerzakken, 227op vangen, en fluks met een andere plank er over heen schuuren; zo | |
[pagina 63]
| |
228dat hij even als de wol gekaart zal worden.Ga naar voetnoot228 229Maar, weet gij met zekerheid, dat het geene men hem te laste 230legt de waarheid zij? 231De waarheid? de waarheid? - Neemt gij het voor dien Verdoem- 232ling op? 233In 't geheel niet, mijn Vriend! - Ik vraag alleen maar, of gij zeker 234weet, dat die Historie waar is; want dan wil ik hem ook wel helpen 235raspen. 236Onze Dominé zegt het. Hij zal er van avond over preeken. 237o! Dan is het zeker waar. 238Ik vroeg met een naar mijn gelag; betaalde den Hospes gaf hem 239de hand en vertrok. 240Hoe is het mooglijk, dagt ik, dat aan de onschuldigste zaak zulke 241helsche gedaanten kunnen gegeeven worden! - Dit is het werk van 242den Boozen! - Men heeft beslooten zig te wreeken en mij in denGa naar voetnoot242 243grond te bederven! 244Ik rigtte mijn gang naar de grenzen en stapte zonder eens om te 245zien, mijn Vaderland uit. |
|