Het leven en sterven van een hedendaags aristocraat
(1985)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd[XVIII]Verschrikkelijke toestand van de adellijke familie. Anna vorst er de reden van uit en ontvangt de ontzettendste berichten. Anna bekomt van haar dodelijke ontsteltenis en ontwerpt een plan haar waardigZodra de weledelgeboren Anna de voet over haar huisdrempel zette, aanschouwde zij de diepste verslagenheid, waarin haar ganse adellijke familie gedompeld was. De baker had allerlei soorten van verbanden van doeken om haar hoofd en kakebenen. Enige daarvan waren rijkelijk in de azijn en brandewijn gedoopt, andere bedekten verwarmende hoofd- en wangpleisters, en nog andere ondersteunden, aan haar edeles keel en hals, de gekookte kruiderijen, gortpappen, enzovoort. De oude edelman lag op een rustbed met een tafeltje vol medicijnen voor zich en met een bediende aan zijn hoofd- en een aan zijn voeteneinde. Mevrouw had zich in een zo donker gemaakte kamer op een ledikant neergelegd, dat het de scherpzichtigste schilder onmogelijk zou vallen om er een enigszins bevattelijk tafereel van te malen. Men hoorde hier alleen de zware ademhaling van haar weledelgeborene, de zuchten van de kamenier, het gesteun van de linnenbewaarster, en het snikken van de derde meid, die af en aan liep om allerlei soorten van dranken, pillen, poeders, lavementen, enzovoort aan te brengen. Voor het overige zag | |
[pagina 70]
| |
men hier niets dan een kwart Egyptische duisternis. De toestand van Willem was erger dan van alle anderen. Hij liep als een razende door het huis, hij vloekte als een bootsgezel bij een zware storm op zee, hij verwenste het gehele mensdom, zowel het tegenwoordige als het toekomstige, inzover het niet van echte adel was. Tussenbeide scheurde hij zijn kleren open en bood zijn edele boezem aan alle moordenaars die veraf waren. Of hij sloeg zichzelf voor de kop en deelde rijkelijk muilperen en voetschoppen uit aan de bedienden die hem te nabij kwamen, of hem eten en drinken dorsten aanbieden, en dit was een der redenen, waarom hij deze woedende rol voor het grootste gedeelte in zijn eenzaamheid speelde! Het is waar, dit was gevaarlijk, doch de koetsier, die nogal een van de bedaardste was, ofschoon hij zich al tweemaal had doen aderlaten, bespeurd hebbende dat Willem, in hevige gramschap, wel eens een groot, scherp keukenmes opvatte, evenwel blijkbaar met geen ander oogmerk dan om het weer voorzichtig neer te leggen, stelde alle overigen, wegens een gevreesde zelfmoord, in dit geval volkomen gerust. Eindelijk, de drie lijfknechten zaten met de handen onder het hoofd en rustend met hun ellebogen op de livreirokken, livreibroeken en kamizolen, welke zij uitgetrokken hadden. Hun aangezichten stonden angstig en wanhopig, en ofschoon zij wel geen eau de luce, de lavande, of soortgelijke reukwateren hadden om aan te ruiken en hun verslagen geesten op te beuren, hadden zij echter een tamelijk groot borrelflesje, waaruit zij nu en dan vrij grote teugen ter krachtdadige zielsvertroosting namen. Veel moeite kostte het aan de edele Anna om te weten wat de eigenlijke oorzaak van deze schrikbarende tonelen was. De adel, zei men haar met korte woorden, is vernietigd! De adellijke wapens zijn vertrapt en verbrijzeld of tot brandhout gekapt! Het dragen van livrei is verboden, en de vorst heeft men op het schavot het hoofd afgeslagen!Ga naar eind* | |
[pagina 71]
| |
De weledelgeboren Anna stond als van de donder getroffen! Zij verbeeldde zich door de grond te zinken. Enige minuten was zij bewegingloos en sprakeloos. Dit was de gevoeligste slag die men haar immers kon toebrengen. ‘De kop van de vorst,’ dacht zij bij zichzelf, ‘is gevallen! De koppen der edelen zullen volgen!’ Zij scheen hiervan een denkbeeld te hebben, evenals van het spelletje der kinderen, die ettelijke kaarten, met een vouw in het midden, op een lange rij opzetten, dan een stootje tegen de eerste kaart geven, waarop alle kaarten, in statige orde, de een na de andere bezwijken en neervallen. Bij de uitkomst is het gebleken, dat deze vergelijking zo geheel oneigenaardig niet was. Gelukkig echter schoten haar tijdig de veelbeduidende woorden van haar hooggeleerde oom te binnen: Dat, namelijk, in ons vaderland, niet de zaken, maar alleen de benamingen veranderen zouden. Deze herinnering beurde haar derwijze op, dat zij al de adellijke en onadellijke zieken, verschrikten, bedroefden en razenden in haar huis vergat, en zich eenzaam op haar kamer, met pen en papier voor zich, en omgeven door alle staatkundige schrijvers van de oude en nieuwe tijd neerzette, teneinde een beredeneerd plan te ontwerpen, waarvan zij tot nog toe slechts een ruwe en onsamenhangende schets in het adellijke hoofd had. |
|