Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap
(1996)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |
Tiende brief
| |
[pagina 132]
| |
De gevolgen hiervan zijn onoverzienlijk. Heeft nu het algemeen gevoelen geen gelijk, wanneer het mij onder de ongelukkigen telt? Maar, - wat is het algemeen gevoelen? Ten grootsten deele, louter vooroordeel! Dan is het niet altoos vooroordeel! Dan moet ik zien, wat het in dit mijn tegenwoordig geval zij! Ik sluip, als op wolle zoolen, in de duisternis, verkleed, beschilderd, enz. uit mijn Vaderland! dit is waar! - Maar, enz. [Ik moet hier etlijke regels weglaaten, om dat ik hier geen ergernis wil geven, en elders breedvoerig deeze verdediging van mijn Patriottismus zal inlassen.] - Derhalven ben ik, in dit geval, niet ongelukkig. - Zelf zou ik het niet zijn, wanneer mij dat geene overkwam, om het te ontlopen ik verpligt ben, zo veele voorzorgen te gebruiken. Ik heb niet veel; dus kan ik niet veel verliezen, en verlies ik het, de goede God heeft mij een fonds bezorgd, waar uit ik het verloorene, door eene verdubbeling van vlijt, kan wedervinden. Ik heb geleerd mij met zeer weinig te behelpen. Overal vind men brood en water, en, behalven dat dit een veel gezonder voedzel is, dan men wel denkt, smaakt het mij beiden bij uitstek wel. De gevaaren die mij thans, [nog in 't Vaderland zijnde,] omringen, zijn reeds, ten grootsten deele, op mijne twee valsche paspoorten en mijne bruine boerenkleur afgestuit, en morgen ontzeil ik de overigen, voor wind en stroom, binnen weinige uuren. Een ligte beurs was ten allen tijden een bij uitstek lelijk artikel: maar geen zwaarigheid! wij zullen de vertering naar onze neering inrigten! En, zo dra ik een veilig hoekje op Gods aardbodem vind, waar ik slechts schrijven kan, dan zal de teeringziekte van mijn beurs zig spoedig herstellen. - Zulk een schrijfhoekje, al was het dan in een strooije of kleije hut, is er buiten allen twijffel in Braband te vinden. Gebannen te worden strekt mij, enz. [Het overige ten dezen opzigte, zult gij in een ander boek lezen.] Nooit mijn Vaderland weder te zien, zou misschien eenigen indruk op mij maaken; wanneer ik in staat was, om het te willen en te kunnen wederzien, in de tegenwoordige omstandigheden. Een Wijsgeer vind overal zijn Vaderland. Ik ga onder een vreemd Volk zwerven! - Des te beter! Mijn hart heeft altoos ten sterksten getrokken, om de waereld wat dieper in te wandelen. Wanneer ik regt uit zal spreken, dan gaat het mij volgens het spreekwoord: ‘Smijt mij waar ik wezen wil en ik rol er van zelf!’ De onoverzienlyke gevolgen van dit alles kunnen zo wel goed als kwaad | |
[pagina 133]
| |
zijn, en het is waarschijnlijk dat ze goed zullen wezen; want ik denk mijn uitterste best te doen, om ze goed te maken. En derhalven, met hooggunstig verlof van het algemeen gevoelen: GERRIT PAAPE is niet ongelukkig. Maar! ben ik dan gelukkig? Tot nog toe niet; - maar ik ben op den weg, om het te worden. Ik heb slechts goede maatregelen te nemen; de lessen der vrolijke Wijsgeerte te volgen, en mijn geluk of ongeluk niet aftemeeten, volgens de beoordeelingen en maatstokken van mijne buuren; maar volgens mijne eigen bevinding. Vooraf echter moet ik vaststellen, als een heilige wet, waarvan niets mij zal beletten af te wijken: Dat ik de Waereld uit het zelfde oogpunt zal blijven beschouwen, waar uit ik haar steeds beschouwd heb, - dat zij, om dit mijn tegenwoordig geval, noch haatlijker, noch belachlijker in mijne oogen zal worden! dat ik haar, over 't algemeen genomen, daarom geen meerder verwijtenGa naar voetnoot89 zal doen, of de verdiende bespotting zal vergrooten! - Dit vordert mijne eer; dus zou ik slechts vooroordeel en partijdigheid verraaden. Dit belet echter niet, dat ik de waarheid zal blijven spreken en schrijven, - dat ik de gebreken der waereld zal blijven berispen, en mij nu slechts tot wat meer bijzondere gebreken zal bepaalen, die, ten minsten in onze eeuw, nieuw zijn, en die mij wat nader betreffen - Dat ik de gezwooren Vijand van alle Onderdrukkers des Menschdoms zal blijven! dat ik hen overal, met die wapens, welken God mij gegeven heeft, zo gedugt zal aanvallen en op den huid komen, als mij mooglijk is. - Dat ik, - als weetende, dat hij, die kaatst, den bal verwagten moet, - mij deswegens alles zal getroosten, wat er op deeze kaart zit! - evenwel zonder ooit een vrijwillige Martelaar te worden; - maar de gevaaren ontwijkende, al waar ik kan. De gebreken ten strengsten agter her zittende, zal ik echter de toegeeflijkheid en verdraagzaamheid, zelve zijn, met betrekking tot de Perzoonen! - Een of twee Perzoonen uitgezonderd, waaromtrent ik niet geloof, dat ik mijn zwak zal kunnen overwinnen, van hen mijne billijke ongenade, zo lang ik leef, op allerlei wijzen te doen gevoelen. Alle Menschen, in alle landen waarheen ik geschokt zal worden, zal ik aanzien als mijne Broeders. Mijn brood zal ik gaarne met hen deelen; maar, zij moeten mij ten goede houden, dat ik hunne dwaasheden zal belagchen. - Op hun beurt kunnen zij mijne grillen hekelen, zo lang en zo hevig als het hun zelf gelusten zal. De spotprenten, schimpschriften, enz. voor zo verre ze mij betreffen, zal | |
[pagina 134]
| |
ik, wanneer ze mij ten geschenke aangeboden worden, aanneemen; bij mijne andere rariteiten wegsluiten, en ze lezen of zien, zo dra ik gebrek aan uitspanning zal hebben. Zo er iemand zig vermoeijen mogt, om mijne Werken te beoordeelen, te berispen, of in een zot daglicht te stellen, zal ik, als de gelegenheid het toelaat, zijnen arbeid lezen; het goede, dat er in mogt zijn, mij ten nutte maaken, en, voor het overige, hen nooit antwoorden of wederleggen. Ik zal mij, al daadlijk naar mijne aankomst, naar de huishouding der Volken schikken. Hunne onschuldige zeden en gewoonten, zullen de mijnen zijn, zo dra ik ze kennen zal. Onder een rietendak zal ik even zo vergenoegd leven als in een vorstlijk paleis. Ik zal, in weerwil van alle ergernis en verdenking, de Menschen leeren kennen, overal en daar ter plaatze, waar ze het best gekend kunnen worden; het zij in een kroegje, in de kerk, in een kleije hut, of in een paleis. Mijn gespaarde overwinst zal ik aan deeze kennis te kosten leggen, en er, ten behoeve mijner Lezers, het beste gebruik van maken, dat ik zal kunnen. Dan zal ik de eenzaamheid zoeken, en boeken maken, - zo lang als mijn Lezers dezelven kopen willen.
* * *
Nu volgen er nog eenige kleinigheden, waarmede ik u al of niet zal lastig vallen, zo als het mij in 't hoofd zal komen. |
|