Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap
(1996)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 126]
| |
Negende brief.
| |
[pagina 127]
| |
SignorGa naar voetnoot82: het grootste origineel, dat er, in zijn soort, in geheel Antwerpen te vinden was. Hij dischte goed op, en het kon nooit missen, of wij hadden altoos een vrolijken avond. Aan hem ben ik de meeste kundigheden ten opzigte van Antwerpen verpligt. - Hij is mijn Vijand geworden. Te Antwerpen, (na eenige dagen besteed te hebben, om met mijn Huisheer, al wat voornaam en niet voornaam was, te bezigtigen,) zettede ik mij aan een nieuw Werk, waarin ik gebruik maakte van alles, wat mij in deeze verwonderlijke Stad, aanmerkingwaardig voorkwam. Dit voerde ten tijtel: DE HOLLANDSCHE WIJSGEER IN BRABAND. Iets meer dan een Roman. Vier deelen, in 1788 en 1790 uitgegeven. Dit Werk, waarvoor, door een zeker toeval, geheel buiten mijn weten, mijn naam geplaatst was, werdt door eenige Hollanders, - (uit wier afval van de zwervende BroedersGa naar voetnoot83, naderhand bleek, wat hart zij mij toedroegen,) aan de Signors bekend gemaakt, en dat wel op eene wijze, die niet missen kon, mij in den geweldigsten haat bij dit nooitonderzoekende Geslagt te brengen. Zij lazen er, naamlijk, al die passagien den Heeren Signors uit voor, welke dezen noodwendig verbitteren moesten, en zij sloegen alles kwaadaartiglijk over, wat er, ter wederlegging dier passagien, of tot wezenlijken en welgemeenden lof der Signors was bijgevoegd: terwijl deeze mijne Landgenooten niet nalieten om er van hun eigen vinding rijklijk bij te voegen. - Hier door kreeg ik eene berugtheid onder de Antwerpenaaren, waarvan zeer weinigen de moeite namen, toen zij dit Werk, (het eerste deel) uit Holland, zelf in handen kregen, om er anders in te leezen, dan het geen gemelde Hollanders er hen uit hadden voorgepraat. Wilde ik nu niet, bij avond en ontijde, in 't water gesmeeten, half dood geslagen, gevild of iets dergelijks gedaan worden, dan was ik genoodzaakt dit Werk te verzaaken, en mijne lieve, maar driftige Signors, op allerlei dubbelzinnige wijzen, te beduiden, dat ik er de Schrijver niet van was, en in de daad, dit zou mij wel gelukt hebben, waren mijne braave Landgenooten niet telkens met hunne lange tongen tusschen beiden gekomen. Ik beken, dat ik hier een leugen om best wil deed. - Maar ik heb bij u geene andere verschooning noodig, dan dat ik niet zot genoeg was, om, ter liefde van zulk eene beuzelagtige waarheid, zulk een afgrijslijk Martelaar te worden. Een menigte haatlijke geschriften, gevolgen van de partijschappen in Braband, stelde men nu insgelijks op mijne rekening, schoon ik ze voor of na | |
[pagina 128]
| |
nooit gezien of gelezen had. En zie daar den grondslag van den haat der Brabandsche Patriotten, die, had ik ze niet ontweken, toen zij baas werden, mij gewis doodlijk geweest zou zijn! Eindlijk was ik ook gereed met mijn Heilig, die thans in 't licht verscheen, getijteld: SIMSON, in agt boeken. Ik zal, om niet telkens weder mijn verhaal aftebreken, u de Werken van smaak opgeven, welken ik, geduurende mijne ballingschap, geschreven heb. Zie hier de lijst. DE DWINGLANDIJ. Eene Vorstlijke Roman. 1788. | |
[pagina 129]
| |
Om u, mijn waarde Vriend! door dit boekgewurmGa naar voetnoot84, eens vooral, heen te helpen, zal ik hier die Werken van smaak, (en niet mijne patriottische,) welken thans, (in 't begin van 1792,) op de pers, ten minsten, in de handen der Heeren Boekverkoopers zijn, laaten volgen. ONDERWIJS IN HET SILHOUËTTEEREN. In dit kleine stukje heb ik eenige weinige gevallen van een goed Vriend voor de mijnen aangenomen, om het te veraangenamen. | |
[pagina 130]
| |
Nog andere stukken, die in grooter en kleiner werken staan ingelijfd te worden, en die het mij, voor als nog, niet vrij staat optegeven. Onder de Werken, welke door ongelukkige toevallen verloren zijn, behooren dezen: HET LEVEN VAN FLIP VAN BOURGONJE. Waarvan men de toepassing voor den lezer overlaat. De Copie van dit Werk is, door de Heeren Signors, toen de Boekverkoper SPANOGHEGa naar voetnoot85 te Antwerpen geplunderd werdt, met zeer veel staatsie, als een kettersch boek, verbrand.Ga naar voetnoot86 HET TOEKOMEND LEVEN; of DE HEMEL DER VERDRUKTE VOLKEN, EN DE HEL DER DWINGELANDEN. Wat al boeken! zult gij ongetwijffeld uitroepen. Maar heb geduld, mijn Vriend! In 't vervolg mijner Geschiedenis zal ik uwe verwondering een weinig te gemoet komen |
|