Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap
(1996)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
Derde brief.
| |
[pagina 82]
| |
om hen vleesch en brood te brengenGa naar voetnoot15, - die altoos in staat zijn, om de ledige fles door een volle te doen aflosssen, en die niet weeten, wat het te zeggen zij, aan een beekje van enkel water te zitten, 't welk uitgedroogd is, als wij er, met den greetigsten dorst, een frissche teug uit denken te doen. Misschien zelfs zullen zij mijne Wijsgeerte belachen, die altoos vreedzaam en veilig in de schaduw hunner kerktorens wandelen, en die zelf, uit voorzorg, geen vliegende zwaluuw in den weg durven blijven staan, - die wel op hunne zagtwiependeGa naar voetnoot16 rijtuigen, langs een effen weg, eens een bezoek bij hunne buuren hebben afgelegd; maar nooit in de noodzaaklijkheid zijn geweest, om, als een agterher-gezeten dief, in den donkeren nagt, met agterlating van alles, de vlugt te moeten neemen, niet anders bergende, dan zijne onschuld en bedaardheid; of, om over heggen en slooten te moeten springen, en dan eens met den neus in den modder, of met den kop op de keijen nederteploffen! Maar, mijn waarde Vriend! God bewaare deeze lieden met hunne fatzoenlijke kamerwijsgeerte! want wee hunner, zo zij eenmaal uit hunne gemaklijke leuningstoelenGa naar voetnoot17 geschokt, en gelijk een bal door de kaatsbaan der baldaadige waereld gesmeeten worden! - dan zouden zij ongetwijffeld de rampzaligste van alle menschen wezen! Mijn vriend ThomasGa naar voetnoot18, (van wien ik u nog zeer veel te zeggen heb, daar hij veel heeft toegebragt, tot die wijsgeerige verëeltheid, waarin vrij dikwijls mijn geluk gelegen is, -) toevallig ter plaatze komende waar zijn Zoon in de sloot gevallen was, en ziende, dat de spartelende Christoffel geen nood van verdrinken had, zettede hij zig in het gras neder; sloeg vuur, ontstak zijn pijp en zag het goede werk, met de uitterste bedaardheid, aan. Christoffel, na verscheiden vergeefsche poogingen gedaan te hebben, om uit de modder te geraaken, riep eindlijk gramstoorig zijn Vader toe: Is het nu tijd om te rooken? - Jongen lief! antwoorde Thomas: voor mij is het tijd om te rooken, en voor u is het tijd, om uit de sloot te leeren klouteren, waarin gij door uwe eigen schuld gevallen zijt. Christoffel, zig aan zijn eigen bekwaamheid overgelaaten ziende, verdubbelde zijn vlijt en kwam op het vaste land. Ziet gij wel, zei Thomas tegen hem: dat ik gelijk had? Nu hebt gij geleerd u zelve te helpen, en u op geen ander te verlaaten, dat u wonder wel te pas zal komen; want als gij in de sloot valt, is het duizend tegen een, dat ik bij u ben! | |
[pagina 83]
| |
De Wijsgeerte van mijn origineelen vriend Thomas was van de onontbeerlijkste soort. |
|