Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap
(1996)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
4.
| |
[pagina 49]
| |
daaraan vooraf ging een reeks documenten die op dat moment zo'n drie eeuwen oud waren. De autobiografie gaat vermomd als documentaire en begint als antiquarische of historische documentenverzameling. Het lijkt erop dat het geduld van het publiek in 1788 met het schoonvegen van patriotse straatjes beperkt was. Dat klinkt ook door in de onwil van de Vaderlandsche Letteroefeningen om de Reize door de Oostenryksche Nederlanden serieus te nemen. De ervaring van de een was niet de ervaring van de ander. Het verlangen om de ervaringen van anderen, laat staan die van politieke tegenstanders te horen was beperkt.
Gerrit Paape en andere patriotten in ballingschap van hun kant bestookten de Republiek met geschriften waarin het schandelijk gedrag van de Pruisen en de stadhouder gehekeld werden. Die geschriften werden trouwhartig verboden en met erg wisselende inzet opgespoord en in beslag genomen.Ga naar voetnoot78 De hoeveelheid ‘exil’-literatuur en de onophoudelijke produktie van patriotse jeremiaden stelden het geduld van het vaderlands publiek zo zeer op de proef dat de lezers zich afwendden. In de krant konden de thuisblijvers lezen dat vele ballingen bij verstek veroordeeld werden.Ga naar voetnoot79 De vlucht werd zo versterkt tot verbanning. Met smart wachtten de gebannen patriotten op enig levensteken van degenen die bleven. Vaak vergeefs. De thuisblijvers moesten het op een akkoordje gooien met de nieuwe politieke actualiteit: zij oefenden zich in lippendienst en organiseerden zich in leesgezelschappen. De onbekommerde kritiek op stadhouder en Oranjepartij konden de gebleven patriotten zich niet veroorloven. De ervaring van de patriotten die in het vaderland bleven, ging steeds meer verschillen van de ervaring van de gevluchte patriotten.
Hemelsbreed was het verschil tussen de ervaring van patriotten en die van prinsgezinden. Al snel betrokken de bij de omwenteling nog zo vrolijke gezichten van de aanhangers van de herstelde stadhouder: het land bleek al te | |
[pagina 50]
| |
zeer in economisch en moreel verval om langdurig opgelucht adem te halen. Zelfs in de Orangistische 's Gravenhaagse Courant van Pierre Gosse werd in 1788 al weer geklaagd over onrustbarende tekenen des tijds.Ga naar voetnoot80 De vaderlandse decadentie woedde voort en de patriotse dreiging was nog niet geheel bezworen. De afrekening met de patriotten was naar het oordeel van sommigen halfhartig geweest. In een brief, gedateerd 17 juli 1789, doet een zekere Selquin verslag van zijn reisje van Brugge naar Culemborg. Hij vertelt hoe hij in Rotterdam in een ‘Keeze Coffijhuis’ wat had gedronken. Na de opmerking over het blijkbaar nog steeds patriotse koffiehuis tekent hij aan: ‘het koomt mij voor dat die partij als een zeeker kruijd, in de verdrukking toeneemd, en alles vol moed’.Ga naar voetnoot81 De ‘verdrukking’ was niet erg succesvol en de patriotse moed kon hij niet waarderen. Binnenlandse zwakte werd gevaarlijker naarmate de toestand in Frankrijk dreigender vormen aannam. De bestorming van de Bastille en de daarmee begonnen Franse Revolutie maakten in 1789 van de reeks lokale revoluties in de Nederlanden met terugwerkende kracht kinderspel. Hadden die lokale revoluties in en voor 1787 de bevolking al diep beroerd, hoe moest het wel niet zijn met de zoveel gewelddadiger Franse Revolutie? Geruchten over op een handen zijnde Franse aanval zorgden vanzelfsprekend voor onrust bij de aanhangers van de stadhouder. Complotten werden vermoed en hier en daar bloot gelegd.Ga naar voetnoot82 De stadhouder beperkte zich tot afwachten, maar in zijn omgeving werd met groter slagvaardigheid de aanval gezocht. Gepoogd werd om de patriotten de wind uit de zeilen te nemen en onder hen verdeeldheid te zaaien.
Als de ervaringen van 1787 al voor een scheiding van de geesten zorgde, dan dreef de Franse Revolutie die geesten onoverbrugbaar ver uiteen.Ga naar voetnoot83 Met angst en walging volgden Willem V en zijn partijgangers de gebeurtenissen in Frankrijk, terwijl het hart van de patriotten vol verwachting sneller ging kloppen. Naar Frankrijk uitgewekenen en in het vaderland gebleven patriotten putten hoop uit de Franse Revolutie. Zouden de Fransen nu eindelijk de bevriende patriotten te hulp schieten? | |
[pagina 51]
| |
De omwenteling van 1787 en de Franse Revolutie zorgden voor een verscherping van de tegenstellingen. De prinsgezinden groeven zich dieper in. Vol angst klemden zij zich vast aan de tradities. De opvallendste verharding kende echter het standpunt van de patriotten. Daarbij waren het dan met name de gebannen patriotten die in Frankrijk op wraak zonnen. Achteraf beschouwden diverse bannelingen de Franse Revolutie als leerschool.Ga naar voetnoot84 In 1789 al kon van een vergelijking van de verijdelde patriotse revolte in de Republiek met de succesvolle Franse Revolutie geleerd worden, dat al te grote kieskeurigheid in revolutionaire methodiek funest was. Politieke naïviteit had zich in de Nederlanden gewroken: er was voor 1787 veel gepraat, maar slechts weinigen hadden het aangedurfd om werkelijk militaire en machtspolitieke consequenties te trekken uit het eigen politieke ideaal. In Nederland was ook veel te lankmoedig opgetreden tegen politieke tegenstanders en tegen opportunisten of halfzachten. De vergelijking tussen 1787 en 1789 dwong de gevluchte patriotten tot een analyse van de nederlaag. Die analyse leidde dan wel niet onmiddellijk tot een strategie voor een succesvolle revolutie, onmiskenbaar is wel de radicalisering van diverse patriotten in ballingschap.
In 1791, toen Gerrit Paape zich in Duinkerken een bestaan schreef, gaapte er intussen een geweldige kloof tussen de Republiek en de oorden van ballingschap. Voor de broodschrijver Paape betekende dit dat zijn eigen ervaringen en patriotse meningen bij het publiek in de Republiek steeds minder gehoor vonden. Met onverzoenlijke taal zou hij zich van zijn lezers in de Nederlanden vervreemden. Radicale praatjes getuigden wel van een principiële houding, maar handig was anders. Uiteraard werd van hem ook niet verwacht dat hij in ballingschap voor de stadhouder buigen zou, maar met onverzoenlijke strijdliteratuur tegen Willem V wensten lezers niet langer vermoeid te worden. Wie zijn patriotse jeremiaden en agitatie in ballingschap voortzette, verspeelde de lezersgunst. In ballingschap sprak Paape zijn ferme taal dan ook bij voorkeur anoniem of onder pseudoniem. Dat was praktisch: zo kon hij meer publiceren en een beroemde veelschrijver als Simon de Vries naar de kroon steken.Ga naar voetnoot85 De vanzelfsprekende associatie met | |
[pagina 52]
| |
de radicale patriotten kon Paape in ballingschap gemakkelijk zijn publiek in de Republiek kosten.
In Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap spaart Paape met verve kool en geit. Het boek is niet politiek en toch ook weer wel. In zijn autobiografie bewaart Paape een wankel evenwicht. Lezers die van de politieke strijd walgden, werden ogenschijnlijk op hun wenken bediend. De radicale patriot opent zijn boek met wijsgerige paragrafen, waaruit iedere herinnering aan de recente politieke gebeurtenissen gebannen lijkt. Het referentiekader wordt bepaald door wonderlijke wijsgeren van het type ‘hondsfilosoof’ Diogenes. Riskanter wordt het als Paape over zichzelf komt te spreken, maar dan is er gelukkig de belofte dat hij hier ‘geen geschiedenis van mijn Patriottismus’ zal bieden. Omdat zijn boek in de Republiek verschijnen moet, ziet hij daarvan af. Daarbij komt dat hij zijn politieke beginselen ‘als een eerlijk Man en onverschrokken Patriot’ al overvloedig toegelicht heeft in zijn ‘patriottische Werken’, die in Antwerpen, Mechelen, Brussel, Rijsel, Duinkerken, Parijs, Kleef en elders zijn verschenen. Alsof Paape zelf wat moe geworden is van de verwoording van zijn politieke principes. De vage verwijzing naar de patriotse boeken die hij buiten de Republiek gepubliceerd heeft, laat aan de verstokte patriotten zien dat hun geestverwant nog steeds deugt, terwijl bovendien de lezers bij wie de politiek de neus uitkwam gerustgesteld worden: dit boek zal geen patriotse propaganda bevatten! Geheel in de hand had de autobiograaf zich niet. In de apologie van zijn zwijgzaamheid over het patriotse verleden beweert hij enigszins melodramatisch: Ik heb ondervonden, dat de Prediker van soortgelijke waarheden, een dikwijls verdrietigen en altoos onaangenaamen taak heeft. Op enkele andere plaatsen in Mijne vrolijke wijsgeerte schiet Paape nog wel wat forser uit. De interpretatie van het tijdstip van zijn geboorte is al aan de orde geweest. Verder ventileert de schrijver zijn teleurstelling over bepaalde mensen, die in zijn levensverhaal een zekere plaats innemen en zich later als vijanden van de patriot hebben gedragen. Zo schampert hij over enkele heren, die hem in het verleden toegang verleenden tot hun bibliotheken en als zijn begunstigers optraden, maar nu ‘uit hoofde van het Patriottismus’ ‘mijne doodlijkste vijanden’ geworden zijn. Terwijl de radicale patriot Wybo Fijnje als weldoener en levend Godsgeschenk gehuldigd wordt, worden de namen van de anti-patriotse heren door de schrijver opgeofferd ‘aan eene eeuwige vergetelheid’. Zo verschijnen patriotten als goede mensen, terwijl aanhangers van de stadhouder in het beste geval leerlingen van Lucifer lijken. | |
[pagina 53]
| |
De lezer van de autobiografie komt desondanks vrijwel niets te weten over de geschiedenis van Gerrit Paape als patriots politicus. Die geschiedenis had hij elders al wel verhaald, zo liet hij weten aan belangstellende en ongeruste lezers. Paape wilde niet in herhalingen vervallen en hij wilde in dit boek ‘geen ergernis’ geven.
Met zijn autobiografie, op merkwaardige wijze gemaskeerd als wijsgerig tractaat, zou hij in de Republiek niemand ergeren. Geestverwanten van Paape - in de Republiek en in ballingschap - kwamen in de autobiografie voldoende aan hun trekken: de zijdelingse sneren naar de aanhangers van de stadhouder en de als wijsbegeerte vermomde patriotse beginselen vormden afdoende bewijs dat Paape de zaak van het patriottisme nog steeds steunde. De schrijver beloofde geen verdediging van zijn patriottisme te zullen geven, maar de autobiografie is in sterke mate zelfverdediging en bijgevolg een impliciete verdediging van zijn politieke keuze. De autobiografie gold in de Franse Revolutie als toppunt van politieke retorica. De Franse Revolutie daagde vele betrokkenen uit om vrijwel onafgebroken over zichzelf te spreken. In beschouwingen en toespraken, waarin het publieke heil geschetst werd, moesten sprekers het revolutionaire publiek permanent overtuigen van de eigen deugdzaamheid en de rechtzinnigheid in de revolutionaire leer. Geloofsbrieven dienden steeds maar weer overlegd te worden. De persoonlijke geschiedenis, misschien wel de belangrijkste geloofsbrief, moest bij iedere belangwekkende gebeurtenis worden aangevuld en herschreven. Bij analyse van de toespraken van Mirabeau en Robespierre kon vastgesteld worden dat zij bij herhaling hun eigen levensverhaal in het geding brachten.Ga naar voetnoot86 Daarbij waren zij wel zo verstandig om in de meeste gevallen de autobiografie slechts uit te spreken. De uitgave van de autobiografie belemmerde de spreker bij nieuwe verdraaiing van levensfeiten. De revolutionaire gewoonte om politieke verhandelingen te laten bestaan uit zelfrechtvaardigende autobiografie werd door Paape in 1792 gevolgd. Dat hij deugt als patriot en als mens blijkt overvloedig. Na Mijne vrolijke wijsgeerte heeft Paape de smaak van de autobiografie te pakken: er komt een vervolg en in politieke redevoeringen, die veelal in de krant gepubliceerd worden, brengt hij steeds weer zijn levensgeschiedenis ter sprake. Zijn levensverhaal met de moeilijke jaren in ballingschap gaat daarbij als bewijs van goed gedrag gelden. | |
[pagina 54]
| |
Dit ‘revolutionaire’ effectbejag lijkt niet bedoeld voor de a-politieke lezers in de Republiek. Voor déze lezersgroep lijkt het ‘zelfportret als schrijver’ speciaal ontworpen. Paape portretteert zichzelf als een ongeneeslijk schrijver. De veelschrijver uit de school van Simon de Vries schrijft voor lezers zoals hij er zelf een was. Over de populaire literatuur die hij als jongeman las, schrijft hij nu dan ook niet neerbuigend. Die volkse tradities lijken weer ontdekt te zijn in zijn autobiografie. Kritiek oefent hij wel uit op de bellettrie die hij een lange tijd voor de ware literatuur hield: de zedekundige poëzie en de gelegenheidslyriek. Het was bij nader inzien al ‘ééntoonige vroomheid’ en dweepziekte. Hij beklaagde dichters die uit erkentelijkheid, op verzoek en bestelling verzen schreven. De dichter die hij zelf ooit was, verschijnt in de autobiografie als ‘Hansworst’ en ‘Slaaf der Grooten’. Op felle wijze wreekte Paape zich hier op de genootschappen die zijn carrière zo'n impuls gegeven hadden en hem nadien in de kou hadden laten staan. Duidelijk manifesteert zich in de kritiek op de genootschappelijke zedekundige poëzie en gelegenheidsverzen een anti-elitair sentiment. De geschiedenis van Paape als lezer en schrijver mondt uit in een bijzonder schrijversportret: de schrijver als dienaar van zijn lezers. Schrijven levert geld op en vrijheid, dankzij het collectieve en commerciële maecenaat van de lezers.Ga naar voetnoot87 Voor zijn lezers werkt hij zich als een fabrieksarbeider in het zweet. De vergelijking met Simon de Vries bestrijdt de gedachte aan een speciale status van de schrijver. Zoals iedere werkman moet ook de schrijver zijn produktie halen, zo lijkt Paape in zijn autobiografie te beweren. Zelfgenoegzaamheid, die vaste metgezel van de autobiografie, wordt wat zwakjes in toom gehouden. Het geld dat Paape met zijn schrijven verdient, bewijst weliswaar het welslagen van zijn literaire plannen, maar het is door de schrijver niet over de balk gesmeten. Het is wat sneu gebruikt om ‘tegenspoeden, ziekten, verliezen, enz’ te overwinnen. Vol bescheidenheid roept de schrijver uit dat zijn lezers hem niet genoeg ‘beknorren’: ‘De eenigste verschooning voor den zondvloed mijner Geschriften is deeze, dat ik mijn best doe, om mijn kopers te behagen.’ Arbeidzame aanleg en anti-elitaire beginselen veroordeelden de held van Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap als het ware tot dienstbaarheid aan een breed leespubliek. Paape is zich dermate bewust van zijn verplichting aan zijn nieuwe beschermers, de lezers en kopers van zijn boeken, dat hij zelfs bereid is de tevredenheid over het eigen broodschrijven te matigen. | |
[pagina 55]
| |
In de jaren dat hoop en vrees de inwoners van de Republiek en de ballingen verdeelden, waren slechts onzekerheid en verwarring algemeen. De onzekerheid over de nabije toekomst schiep geen band. In die verwarrende tijd dong Gerrit Paape naar de gunst van iedereen. Hij openbaarde zichzelf en excelleerde in precieze openhartigheid. Waar andere schrijvers door schaamte bevangen zouden worden, daar vervolgde Paape zijn weg: hij toonde zijn familie, zijn armoedige komaf, de afhankelijkheid van beschermers, zijn vlucht en de wanhoop, zijn dagindeling, zijn broodschrijven. Voor alle partijen trachtte Paape in zijn autobiografie acceptabel te blijven. Zijn patriottisme maskeerde hij als filosofie, maar op zelfverloochening was hij niet te betrappen. Voor de lezers die aan dat patriottisme een hekel hadden, poseerde Paape als goedgemutste wijsgeer die ongeneeslijk verslaafd was aan het schrijven - en aan het behagen van zijn Geliefd Publiek.
Zo is Mijn vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap een ‘tour de force’. De openhartigheid van de autobiograaf moge treffend zijn, nergens is zij zonder effectbejag. Het zelfportret van Paape kenmerkt zich door een doortrapte argeloosheid. |
|