Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap
(1996)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
1.
| |
[pagina 12]
| |
kenweek werd gewijd aan egodocumenten.Ga naar voetnoot6 De geschiedschrijving van de autobiografie is echter nog maar matig ontwikkeld. Spigt publiceerde in 1985 met Het ontstaan van de autobiografie in Nederland naar eigen zeggen een persoonlijk boek.Ga naar voetnoot7 Er worden in het boek enkele autobiografieën samengevat. Waar Spigt zijn materiaal ordent, treft hij soms wonderlijke onderscheidingen. Elders bevindt de bestudering van de autobiografie zich op een heel wat hoger niveau. Imposant èn bruikbaar is het werk van Georg Misch.Ga naar voetnoot8 Het omvangrijke werk van Misch geldt vooral de Oudheid en de Middeleeuwen, maar kan als inspiratiebron voor nader onderzoek moeilijk gemist worden. De toegenomen belangstelling voor de autobiografie begint in Nederland langzamerhand gevolgen te hebben voor de bestudering van de geschiedenis van het genre. Voor een synthese lijkt het nog te vroeg. Een uitvoerige inventarisatie verscheen in 1993 en sinds 1988 is er de reeks Egodocumenten, waarin ‘oude’ autobiografieën een eerste of een nieuwe kans krijgen.Ga naar voetnoot9 Zo wordt het fundament gelegd voor de geschiedschrijving van de autobiografie in Nederland. De herkansing van de historische autobiografie lijkt intussen vooral gemotiveerd door het bron-karakter van de autobiografie. Het egodocument zou een verrassend authentieke kijk op de historische werkelijkheid kunnen bieden.
In beschouwingen over het genre van de autobiografie treft echter de laatste jaren de gemeenplaats dat de autobiografie per definitie suspect is.Ga naar voetnoot10 De autobiograaf wordt in de hoek gezet als leugenaar en op het bron-karakter van de autobiografie wordt danig afgedongen. Biografen lijken in deze voorstelling van zaken behoorlijk gedupeerd in het geval hun held een schets van het eigen leven heeft vervaardigd. Erg serieus moeten deze nogal obligate uitvallen niet worden genomen. De autobiografie is een eersteklas bron. De weigering om de autobiografie als | |
[pagina 13]
| |
bron te gebruiken berust op koudwatervrees: uit angst bij de neus te worden genomen besluit de lezer er maar helemaal niets meer van te geloven. Een dergelijke houding is even voorzichtig als misplaatst. Uiteraard wordt daarmee niet gepleit voor het klakkeloos citeren uit de autobiografie. Niet alle beweringen en beschrijvingen in de autobiografie zijn even betrouwbaar. Goedgelovigheid misstaat bij het gebruik van de autobiografie als bron. Overdreven scepticisme is weliswaar het tegendeel van goedgelovigheid, maar net zo onvruchtbaar. Zoals alle bronnen moet ook de autobiografie als bron behoedzaam gebruikt worden. Wie over zichzelf spreekt, dient het eigen belang. De eigen ervaring wordt in de meeste gevallen als argument ingezet. Openhartigheid is zelden belangeloos. Wie dan ook nog in geschrifte zijn levenservaring uitvent, moet heel wat te verdedigen of te winnen hebben. Bij de beschouwing van egodocumenten is het van het grootste belang vast te stellen welke functie de bekentenissen hebben. Voor wie en met welk doel wordt het meest dierbare aan de openbaarheid prijsgegeven? Autobiografieën en andere egodocumenten kunnen als bron dienst doen als vastgesteld is wat de doelgroep en de beoogde functie van de documenten is. Egodocumenten dienen om die reden behalve bron ook object van onderzoek te zijn. Pas na bestudering en interpretatie van het egodocument kan redelijkerwijs van gebruik sprake zijn. Bestudering en interpretatie vormen in zekere zin de voorwaardelijke bronnenkritiek.
De meeste mensen spreken graag over zichzelf en over hun ervaringen. Er wordt geluisterd, maar meestal niet erg goed. De luisteraar zou ook wel over zichzelf willen spreken en dat kan even niet. Wie over zichzelf spreekt, wordt daarom tijdelijk gedoogd. Wie over zichzelf schrijft, wekt een bijzonder wantrouwen. Wie zijn levensgevallen boekstaaft, geldt snel als hoogmoedig. Hoogmoed gold ook in de achttiende eeuw als ondeugd van de autobiograaf. Paape maskeert in de eerste drie hoofdstukken de ware autobiografische aard van zijn boek en zo probeert hij de verdenking van hoogmoed te ontlopen. In Mijne vrolijke wijsgeerte blijkt de autobiografische ambitie pas na enige hoofdstukken. Het is het verzoek van vriend Jan dat de auteur doet besluiten om eens over eigen lotgevallen te spreken. Het egotisme van de auteur lijkt onvrijwillig en daarmee verontschuldigd. Later neemt Paape in zijn autobiografie - wederom op verzoek van zijn correspondent - gedichten van eigen makelij op. Uiterst sympathiek is de kritiek die Paape daarbij op eigen werk levert. Sympathiek? Dat is wel de bedoeling! De zelfkritiek van de auteur moet iedere gedachte aan ijdelheid en hoogmoed verdrijven. | |
[pagina 14]
| |
In De Lotgevallen der Nederlandsche Burgers, welke door de troupen van zyne Pruissische Majesteit in de maand september van het jaar 1787, zyn krygsgevangen gemaakt combineert de anonieme auteur de ‘op verzoek van’-gemeenplaats met een andere tactiek om niet verdacht te worden van onbescheidenheid. De Lotgevallen, in 1788 in Brussel gepubliceerd, zouden zijn beschreven ‘door een der Gevangenen zelve’. In de eerste brief heet het: Ik voldoe met genoegen aan uw verzoek om u, door eenige brieven, een ampel verhaal te doen van de Lotgevallen, die ik met eenige mijner Medelandgenoten in onze gevangenneming door de Troupen van zijne Pruissische Majesteit, in onze overvoering naar Wezel, bij ons verblijf aldaar, en bij onze wederkomst in het Vaderland ondergaan hebben. Ik besluit hier toe te gereeder, om dat mijne brieven gebeurtenissen zullen behelzen, die van te veel belang voor de Geschiedenis der Wereld, voor die der Nederlanden, en voor de Menschenkennis zijn, dan dat zij der vergetelheid zouden overgegeven worden.Ga naar voetnoot11 In het kielzog van de gemeenplaats volgt een korte aanduiding van het onderwerp van het boek. Van persoonlijke onbescheidenheid of egotisme is geen sprake. Onbescheiden is de historiografische ambitie wel: de Lotgevallen zouden bijdragen aan de ‘Geschiedenis der Wereld’. Gebruikelijker is de ambitie van de autobiograaf om ‘Menschenkennis’ te bieden. In de autobiografie van Gerrit Paape wordt deze ‘menskundige’ ambitie enige malen zichtbaar. De belofte van historische of menskundige inzichten wekt de verwachting van een bijzonder verhaal, waarin meer gebeurt dan in een alledaags mensenleven. Net zoals de ‘op verzoek van’-formule probeert deze belofte af te rekenen met het haastige oordeel over de autobiograaf als een onverbeterlijke en zelfingenomen kwal.
In heel wat autobiografieën lijken de auteurs te gehoorzamen aan de wetten van de op dat moment populaire verhalende ‘fictie’. Zo verraadt de Schotse militair Stedman in zijn dagboek dat zijn smaak voor vertellen gevormd is door Henry Fielding: hij portretteert zich als een nieuwe Tom Jones.Ga naar voetnoot12 Magdalena van Schinne gehoorzaamt in haar dagboek ook aan de literaire modes van haar tijd. De opbouw van haar dagboek in brieven herinnert heel sterk aan de roman in brieven, daarbij maakt zij melding van haar lectuur van zedekundige romans als die van De Genlis.Ga naar voetnoot13 | |
[pagina 15]
| |
Het is dan ook niet vreemd dat de retorica van heel wat autobiografen dezelfde is als die van veel eigentijdse romanciers. Wie over zichzelf schrijft, wordt bewust of onbewust geleid door voorbeelden van voortreffelijk schrijven. Daarnaast is een historische verklaring te geven voor de gelijkenissen tussen de autobiografie van de achttiende eeuw en de eigentijdse roman. Romanciers vermomden met graagte het produkt van inspiratie, fantasie en letterdieverij als autobiografie. Zo kon hun werkstuk aan respect winnen: de traditie van Augustinus' Confessiones had nu eenmaal meer aanzien dan de traditie van Moll Flanders van Daniel Defoe. De roman imiteerde daarom de autobiografische traditie. Romanschrijvers ontmoetten in de zeventiende en achttiende eeuw een enorm wantrouwen: wie verhaalde, heette een leugenaar! Steeds weer klonk de kritiek dat romans vervuld waren van leugens en van onwaarschijnlijkheden aan elkaar hingen. Centraal in de strategie van de meeste romanschrijvers stond dan ook de ontkenning van het roman-karakter van de roman: déze roman is geen roman, maar is echt gebeurd!Ga naar voetnoot14 De roman heette niet langer roman, maar verscheen als reisbeschrijving of autobiografie. In het verhalende proza van de zeventiende en achttiende eeuw treffen de verzekeringen dat het beschrevene echt waar is, dat de beschrijving authentiek is. Daarnaast moest het beschrevene nog bijzonder, raar en de moeite van het lezen waard zijn. In romans uit de achttiende eeuw struikelt de lezer over de authenticiteitsverklaringen - het mooiste is het wanneer het ook echt waar is. In romans die zich aandienden als autobiografie geschiedde hetzelfde: de ik-figuur bevlijtigt zich te melden dat het beschrevene echt gebeurd is. Het Kind van weelde, De Amsterdamsche Lichtmis en De Middelburgsche Avanturier - om er slechts enkele te noemen - zijn alle avonturenromans waarin de schijn van autobiografie gewekt wordt.Ga naar voetnoot15 Deze maskerade van romanciers bleef voor de autobiografische traditie niet zonder gevolg. | |
[pagina 16]
| |
De autobiograaf kon een listige romanschrijver zijn. De autobiografie kwam bijgevolg in de kritiek onder het vuur te liggen waar de roman zo lang onder gelegen had. De schrijvers van autobiografieën namen in de achttiende eeuw in de beklaagdenbank plaats naast romanciers. Bij deze buren werd de oplossing van de problemen gevonden. Net als de romanciers namen de schrijvers van autobiografieën hun toevlucht tot authenticiteitsverklaringen. Zo nam Magdalena van Schinne in haar brieven-dagboek het bericht van de dood van de hertog van Brunswijk op. In haar dagboek stelde ze zich in 1788 vol vrees voor hoe ‘over een paar eeuwen’ haar herinneringen gelezen zouden worden. Dan zou door ‘de een of andere filosoof’ getwijfeld kunnen worden aan bepaalde gebeurtenissen omdat zij ze niet beschreven had. De schrijfster bekende ongevraagd schuld en met feiten probeerde ze de onbekende lezer van argwaan te genezen.Ga naar voetnoot16 De autobiograaf gaf zijn levensbeschrijving een documentair karakter. Wie over zijn eigen leven spreekt, moet wat hebben meegemaakt dat de moeite van het vertellen waard is. Daarbij moet hij de lezer overtuigen van zijn gehechtheid aan de waarheid. Als het even kan, moet de autobiograaf vertellen van grootse daden en daarbij bescheiden blijven. Al deze ‘eisen’ maakten in de achttiende eeuw het schrijven van een autobiografie tot een heksentoer.
Briljant was de wijze waarop Rousseau in zijn Confessions de onmogelijke opdracht vervulde: hij openbaarde behalve zijn deugden ook zijn ondeugden. Daarnaast maakte hij gebruik van de narratieve procedés van de nieuwe, zedekundige roman, die de waarheidspretentie prijs gaf om de zedelijkheidspretentie aan te kunnen scherpen. Van de verdachte verhalende traditie die zo moeizaam waarheid nastreefde, nam hij zwierig afstand. Op een nieuwe manier schreef hij over zichzelf. Wie zoals Rousseau persoonlijke schanddaden meldde en onbarmhartig en omstandig zijn karakter ontleedde, moest de waarheid wel dienen. De oplossing van Rousseau werd in de achttiende eeuw nog niet door veel autobiografen gekozen. De meesten volgden de traditionele oplossing en zij gehoorzaamden de verhalende tradities van de avonturenroman à la Defoe. Dat betekent dat in de meeste voor uitgave bestemde autobiografieën lezers met documenten overtuigd werden dat het beschrevene echt gebeurd was.
Gerrit Paape, zo bekend met de populaire verhalende literatuur uit de zeventiende en achttiende eeuw, deed in Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne balling- | |
[pagina 17]
| |
schap geweldig zijn best om de lezer van zijn waarheidsliefde te overtuigen. Wat smakeloos exhibitionisme betreft, stak Paape op de titelpagina van zijn boek Rousseau naar de kroon. Daar was ‘de familje van den schrijver’ afgebeeld. Echtgenote en zoon waren ‘naar t' leeven getekend, door G. Paape’. In de meeste bewaarde exemplaren is verder een fraai gegraveerd portret van de auteur bijgevoegd. De auteur gaf zich zo wel erg opvallend bloot. Met deze presentatie wordt - wellicht onbedoeld - medelijden opgewekt. De auteur moet in bijzonder moeilijke omstandigheden verkeren dat hij zijn familie en zichzelf zo in de strijd werpt. De afbeeldingen bedoelen echter ook het vertrouwen in de waarheidsliefde van de auteur te versterken: wie zich zo bloot geeft, heeft kennelijk niets te verbergen. Het is alsof de auteur bij het heil van vrouw en zoon zweert dat hij ‘naar 't leeven’ tekenen zal. Een tweede troef in de strijd om het vertrouwen speelt de auteur uit met de compositie van zijn boek. Het verhaal van ‘wijsgeerte’ en leven wordt verteld in brieven. Daarmee sluit Paape aan bij de traditie van de zedekundige roman in brieven, zoals die in Europa mode werd dankzij Richardson. In zijn carrière had Paape niet slechts kennis gemaakt met brieven in brievenromans van Richardson, Goethe, Wolff en Deken, maar ook met de brieven zoals die in spectatoriale weekbladen en kranten verschenen. De brief maakte een authentieke indruk. De briefschrijver was bij voorbaat verontschuldigd als hij van de hak op de tak sprong, want zó was het leven. Van de briefvorm maakte Paape in zijn propaganda en in zijn romans intensief gebruik. Is de organisatie van een verhaal in brieven in veel gevallen een doeltreffend middel om de illusie van authenticiteit te vergroten, erg overtuigend mag de epistolaire opbouw in dit boek van Paape toch niet heten.Ga naar voetnoot17 De brieven zijn gericht aan een zekere Jan, maar missen aanhef en andere elementaire kenmerken van de brief. Paape heeft zijn best gedaan de schijn te wekken dat er van een correspondentie werkelijk sprake geweest is door Jan enkele malen aan te spreken en door te reageren op verzoeken, die Jan in zijn brieven gedaan zou hebben. Over Jan wordt in de correspondentie ook een en ander bekend: hij ‘zukkelt’ om in Frankrijk. De ‘oude moeder’ van Jans echtgenote had een boekwinkel, waar de auteur vroeger boeken kocht. Al deze feiten vergroten de authenticiteit van de correspondent en van de correspondentie. De illusie wordt echter verstoord op het moment dat Paape zijn correspondent meedeelt dat ‘deeze brieven’ in het licht verschijnen zullen. Daarbij richt | |
[pagina 18]
| |
de auteur zich wel heel opzichtig over het hoofd van Jan heen tot de lezer van zijn boek. De compositaire troef verliest zo zijn effect. Effectiever lijkt de vertrouwde methode om zoveel feiten te bieden dat de lezer wel in de authenticiteit moet geloven. Dat combineert Paape met de belofte van onpartijdigheid: hij belooft over zichzelf te spreken ‘even als of ik eene vreemde geschiedenis las’. Aan de verleiding om van de autobiografie ‘eene vrolijke Roman’ te maken zegt hij weerstand te hebben geboden, omdat ‘de egte waarheid’ zo gemakkelijk ‘onder de bijsieraarden’ zoek raakt. De schrijver zal zijn autobiografie ‘kort, zaaklijk, en onopgesmukt’ verhalen. Bij beloften heeft Paape het in zijn autobiografie niet gelaten. In de geschiedenis van zijn leven rijgen de controleerbare feiten zich aaneen: data, namen van alom bekende personen, hele reeksen boektitels, documenten. Zelfs houdt Paape tijdens het schrijven de tijd bij. Bij de opsomming van het vertaald werk, bijna aan het slot van de zevende brief, is het eind 1791, terwijl in een P.S. bij de achtste brief het jaar 1792 aangebroken is. Halverwege de negende brief is het nog steeds begin 1792. De dertiende en laatste brief wordt afgesloten in Duinkerken op 1 februari 1792. De lezer ziet zo de tijd in ballingschap verstrijken. Op verschillende momenten verklaart de auteur geen enkele concessie te willen doen om de tekst aantrekkelijker te maken. De opsomming van boektitels bijvoorbeeld misstaat in een goed verhaal, maar de autobiografie van Paape moet zeker op sommige plaatsen de gedaante van een documentaire, ja zelfs van een bibliografie aannemen. Zonder risico was dit optasten van feiten niet. Het kon gemakkelijk ten koste gaan van de kwaliteit van het verhaal. In de jaren waarin dagboeken en levensverhalen bijzonder geliefd waren, werd er vanzelfsprekend gespot met het geesteloze van het egodocument. Zo prijst een anonymus in 1783 het dagboek van zijn grootvader zaliger aan: Het zal wel zes delen in groot 8vo zyn. Het bevat eene juiste aantekening van alle de bedryven, misstappen, enz. van myn' Grootvader; van zyn 26, tot zyn 69 jaar; dit was het laatste zynes levens. Dit boek is, voor de liefhebbers der menschkunde, onontbeerlyk.Ga naar voetnoot18 Of die liefhebbers veel smaak vonden in de grootvaderlijke notitie op ‘den 24 Mey 1723’ mag betwijfeld worden: Dezen morgen was ik even wakker geworden, toen myn klok zes uur sloeg. Kom, dagt ik, ik zal nu maar ten eersten opstaan! Myn Vrouw lag nog in eene diepe rust. Nu kan ik, dus dagt ik by myzelven, nog drie of vier geruste uuren doorbrengen! | |
[pagina 19]
| |
Het vervolg biedt nog het omvallen van de ‘Waterpot’, maar de bedoeling van de spotter met ego-documenten lijkt duidelijk: alledaagse feiten zijn zeer geloofwaardig, maar de moeite van het lezen niet waard. Een vloed aan feiten - hoe ergerniswekkend ook - versterkt het geloof in de waarachtigheid van het levensverhaal. Aan de geloofwaardigheid wordt geen afbreuk gedaan door de vrijmoedigheid waarmee Paape aan het slot van zijn autobiografie verklaart dat de openhartigheid van de auteur zijn grenzen kent. De schrijver heeft ‘ook zijne geheime Historie’, de geschiedenis van zijn ‘zonden, zwakheeden, en grillen’. Gerrit Paape werd geen Rousseau, maar wie zo de grenzen van zijn openhartigheid toont, wekt de suggestie dat wat binnen de grenzen valt volledig betrouwbaar is. Helemaal aan het slot van het boek demonstreert Paape zijn ridderlijke onverschrokkenheid als het gaat om de waarheid. Het draait hier weliswaar niet om de waarheid in de weergave van de eigen levensgevallen, maar om de kritische waarheid die de machtigen van deze aarde niet bevalt. De schrijver belooft - in wat voor omstandigheden ook - altijd de waarheid te zullen spreken, al kost het hem zijn leven. Wie zo als martelaar voor de waarheid bereid is te sterven, zal als het om kleine waarheden gaat toch niet snel liegen?
In zijn autobiografie is Paape bijzonder in de weer om de authenticiteit van zijn levensverhaal aanvaard te krijgen. Niet alleeen het genre werd gewantrouwd, maar déze autobiograaf had zich voordien zo zeer als romancier laten kennen dat zijn krediet laag moest staan. Met zijn reputatie speelt Paape opvallend, waar hij verklaart dat het hem niet zwaar zou zijn gevallen om van zijn levensverhaal een ‘Roman’ te maken. Zelfs zijn correspondent Jan plaatst al lachend vraagtekens bij het voornemen van Paape om openhartig de waarheid te spreken. Voor Gerrit Paape speelde vermoedelijk ook nog iets anders een rol in zijn welhaast maniakaal etaleren van feiten. In 1788 hadden de Vaderlandsche Letteroefeningen bijzonder hardvochtig geoordeeld over de anoniem verschenen Reize door de Oostenryksche Nederlanden. De reis zou ondernomen zijn door ‘een voornaam Hollandsch vlugteling’. Het recenserend tijdschrift wantrouwde echter de authenticiteit van deze Reize. De recensent vermoedde dat een politiek avonturier voor de uitgave tekende. Gesuggereerd werd dat de ‘reiziger’ geen vluchteling was, maar een opportunist en leugenaar. | |
[pagina 20]
| |
Het is niet onmogelyk, dat iemand van de tegenwoordige omstandigheden des Vaderlands zich bediene om over de gebeurtenissen van onzen tyd, den toestand der gevlugte Ingezetenen, het onthaal denzelven buitenslands aangedaan, eenige Schriften in het licht te geeven, en daarin zich te vertoonen, als of hy zelve by alles ware tegenwoordig geweest, in alle akelige lotgevallen gedeeld had, schoon hy, misschien, den hoek van zynen haard niet verlaaten zoude om den Staat te behouden.Ga naar voetnoot19 Gerezen was de twijfel omdat in de Reize de namen van optredende Hollandse vluchtelingen ongenoemd bleven. De malicieuze verdachtmaking gold hier een reisverhaal. De beschuldiging van leugenachtigheid is in feite een verdenking van fictie. Daarmee is de kritiek verwant aan de kritiek die doorgaans romans trof. De authenticiteitskritiek is hier bovendien politiek gemotiveerd. De geattaqueerde auteur reageerde op de kritiek in het derde deel van zijn Reize. Van de verdenking werd een boemerang gemaakt: de kritiek op het verzwijgen van namen illustreerde de wereldvreemdheid van de ‘verstandige Beöordeelaar’, die kennelijk ‘in den Hoek van zijn Haart’ gezeten had. De persoonlijke veiligheid van de vluchtelingen dwong ‘in deezen Tijd’ tot discretie. De schrijver van de Reize die beweerde zich zo te laten leiden door overwegingen van discretie was Gerrit Paape.Ga naar voetnoot20 In Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap bekent hij het auteurschap van de Reize. De exactheid van zijn autobiografie en de geringe twijfel die déze vluchteling over zijn identiteit liet bestaan waren wellicht mede bedoeld om de recensent van de Vaderlandsche Letteroefeningen van repliek te dienen. Van de in 1788 zo belangrijk geachte discretie was in de autobiografie intussen niet zo veel meer over. Dat hangt samen met de eisen van de autobiografie en met de politieke omstandigheden die in 1791 en 1792 zo verschilden van die in 1788.
De retorica die in de autobiografie van de achttiende eeuw ingezet wordt, komt belangrijk overeen met de in eigentijdse romans gebruikte retorica. De overeenkomsten beperken zich niet tot authenticiteitsstrategieën. Allerlei andere retorische formules, die in romans niet meer verbazen, komen voor in de autobiografie in het algemeen en ook in die van Paape. Besproken is hiervoor al de ‘op verzoek van’-gemeenplaats, zoals die in Mijne vrolijke wijsgeerte voorkomt. In Julia (1783) van Mr Rhijnvis Feith liet de verteller zich op vergelijkbare wijze overreden om een vermeend onmodieuze liefdesgeschiedenis te verzinnen en nadien te publiceren.Ga naar voetnoot21 In Feiths roman | |
[pagina 21]
| |
en in de autobiografie van Paape lijkt de bescheidenheid zo groot dat slechts vriendschappelijk of amoureus smeken de auteur tot vertellen verleiden kan. Met een ingetogen houding hoopt de auteur zijn lezers te charmeren. Retorisch is voorts de zelfverkleining van de auteur. Bijzondere prestaties worden door Paape op listige wijze gerelativeerd. Zijn unieke carrière verzwijgt hij goeddeels en aan de sociale stijging lijkt hij niets te kunnen doen. Anderen hebben zich als weldoener gedragen en hij heeft slechts de weldaden geaccepteerd. Over zijn enorme produktie in de letteren doet de schrijver wel erg luchthartig: het stelt allemaal weinig voor en het gaat de auteur slechts om kwantiteit. Zijn lezers en recensenten worden uitgenodigd om hem ongenadig te kritiseren. Hij overdrijft hier zijn bescheidenheid om maar te voorkomen dat zijn lezers denken dat het maatschappelijk en literair succes hem naar het hoofd gestegen is. Ook gemeenplaatsen worden benut in de autobiografie van Paape, zoals zij voor- en nadien in romans en verhalen voorkomen. In de klassieke biografie wordt met enige regelmaat gebruik gemaakt van de formule ‘Beginn mit Vorzeichen’.Ga naar voetnoot22 Later komt dit procedé bijvoorbeeld voor in het levensverhaal van Tijl Uilenspiegel, wiens bijzondere schelmsheid al aangekondigd wordt door diens merkwaardige drievuldige doop.Ga naar voetnoot23 In het levensverhaal van Gerrit Paape is er ook sprake van zo'n voorteken bij het levensbegin. Met deze formule wordt het levensverhaal van toeval gezuiverd: wat deze bijzondere persoon zo bijzonder maakte, was kort na de geboorte door intelligente lieden eigenlijk al wel te voorspellen. Het leven van de klassieke heerser, het leven van de middeleeuwse schelm en het leven van Gerrit Paape verschijnen dankzij het betekenisvolle voorteken in ongebrokenheid. De retorica verleidt zo gemakkelijk tot finalisme: in het begin worden vervolg en wellicht levenseinde zichtbaar. Wat in een roman een deugd kan zijn, is een ondeugd in de autobiografie. Dat verklaart wellicht ook waarom Paape het voorteken niet zelf interpreteert, maar door zijn vader laat duiden. Een al te nadrukkelijke presentatie van voortekens zou schadelijk kunnen zijn voor de geloofwaardigheid van het levensverhaal en voor de met dat verhaal te vergaren instemming. | |
[pagina 22]
| |
In heel wat autobiografieën wordt de continuïteit in het leven benadrukt. De hoofdpersoon is ondanks alles zichzelf gebleven, zijn identiteit heeft hij niet verloochend. In dit type autobiografie loert het gevaar van het finalisme, van de teleologie. Een daarvan radicaal afwijkend type autobiografie is de bekeringsgeschiedenis. Over achttiende-eeuwse piëtistische bekeringsgeschiedenissen is sinds kort meer bekend.Ga naar voetnoot24 In dergelijke autobiografieën wordt juist de breuk in het leven geaccentueerd. Het moment van genade, dan wel van het verlossend inzicht verdeelt het leven in ervoor en erna. Het plotseling invallende licht maakt veelal dat de voorafgaande periode in al te duistere tinten gezien wordt. Een levensverhaal, waarin vóór de bekering gedronken, gevochten, gesnoven en gehoereerd werd, lijkt alleen voor gelovigen acceptabel. In de autobiografie van Gerrit Paape wordt getracht beide uitersten te mijden. Er is bij de geboorte van de held een treffend juiste voorspelling van de vader. De held was en blijft een onverschrokken liefhebber van de waarheid. Even dreigt de hoofdpersoon al te eentonig zijn hele leven een man uit één stuk te zijn geweest. Gelukkig zijn er enige metamorfosen: de lezer wordt schrijver; de dichter-om-niet wordt een broodschrijver van proza; de ‘dweepzieke’ dichter wordt patriot. Afstand van zijn verleden neemt de autobiograaf op kalme en besliste wijze. Soms kleurt hij dat verleden wat zwarter dan redelijk lijkt, soms ook had het zwarter gekund.
De autobiografie wordt vaak gepresenteerd als de bekroning van een rijk leven.Ga naar voetnoot25 De wijsheid van jaren wordt vastgelegd in de levensbeschrijving. Dat verklaart de grootvaderlijke toon van veel autobiografieën: aan zijn kleinkinderen vertelt opa over vroeger, toen een dubbeltje nog een dubbeltje was en mensen elkaar nog hoffelijk groetten en iedereen nog fatsoenlijk was. De autobiografie van Paape mist die patriarchale inslag. Paape liep bij het schrijven van zijn autobiografie tegen de veertig. De leeftijd voor een autobiografie had Paape nog niet, maar hij probeerde dat goed te maken door zich als grijsaard te schminken. Hij had al zo veel meegemaakt. Het bijgevoegde portret van Paape toont een gesoigneerd heer van stand. In niets lijkt hij op het politieke heethoofd, dat tegenstanders in hem zagen. |
|