Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap
(1996)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
Portret van Gerrit Paape, gravure door M. de Sallieth, 1788. Dit portret werd in de meeste exemplaren van Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap als aparte bijlage mee ingebonden.
| |
[pagina 7]
| |
InleidingDe schrijver Gerrit Paape (1752-1803) bepaalde zich in de jaren van zijn ballingschap niet tot kniezen: hij schreef en schreef. Om in zijn onderhoud te voorzien schreef hij boek na boek, in elk geval veel meer dan door de gemiddelde literatuurbeschouwer in die tijd voor wenselijk gehouden werd. Literair correcte schrijvers schreven moeizaam, publiceerden niet veel en al helemaal niet om den brode. Paape kon zich de luxe niet veroorloven om zo'n schrijver te zijn. In 1792 deed hij in Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap een boekje open over zijn eigen leven. Wie zichzelf zo verkocht, moest over een groot ego beschikken of ten einde raad zijn. Wanhoop vergezelde de patriotse schrijver al in 1787 toen hij zich net als veel geestverwanten uit de voeten moest maken. In september van dat jaar had een Pruisische interventie een einde gemaakt aan de reeks lokale revoluties in de Republiek. Die kleine omwentelingen dreigden een vervolg te krijgen op nationaal niveau. Aanleiding voor de interventie vormde uiteindelijk de befaamde belediging die de echtgenote van Willem V, de Pruisische prinses Wilhelmina, getroffen had nabij Goejanverwellesluis. Ook de door Paape ondersteunde revolutie in Delft, de stad van zijn jonge jaren, was door die interventie ongedaan gemaakt. Hij had na de ommekeer van september 1787 in Delft niet veel vrienden meer. Bijltjesdag wachtte hij niet af. Hij maakte dat hij weg kwam.
Voor een geschikte schuilplaats was Paape in de rumoerige jaren na 1787 steeds verder naar het Zuiden afgezakt. Overal waar de gevluchte schrijver kwam, woedde er revolutie: in Antwerpen en Brussel was hij getuige van de Brabantse Revolutie en naar Frankrijk vertrok hij in het jaar van de Franse Revolutie. In 1791 en 1792, de jaren waarin hij zijn autobiografie schreef, woonde hij met vrouw en zoon in Duinkerken. Daar had zich met toestemming van de Franse overheid een patriotse kolonie ‘emigranten’ gevestigd. Naar goed vaderlands gebruik werd de tijd in ballingschap gedood met meningsverschil en factievorming. De behoefte om op riskante wijze partij te kiezen in de Franse Revolutie was beperkt. De ballingen bevonden zich in meerderheid op veilige afstand van gevaarlijke revolutionaire centra als Parijs en Lyon. Zelfs in en om Duinkerken was men dichter bij het vuur en het rumoer dan degenen die in het benarde vader- | |
[pagina 8]
| |
land de God van Nederland dankten dat het Hem behaagd had om stadhouder Willem V in zijn waardigheid te herstellen. Echo's van het revolutionaire kabaal bereikten Duinkerken eerder dan de Republiek. In de Republiek had men Paape intussen de eer van een proces bewezen. Hem werd majesteitsschennis ten laste gelegd. Zijn vlucht werd hem daarbij in zekere zin als schuldbekentenis aangerekend: in 1789 kon Paape in de krant lezen dat het Hof van Holland hem verbannen had uit Holland, Zeeland, Utrecht en Friesland. De weg terug leek voor Paape daarmee moeilijk begaanbaar. Met enig pathos maakte hij in zijn autobiografie melding van de officiële verbanning. Voor financiële ondersteuning door de Franse autoriteiten kwam hij vermoedelijk niet in aanmerking. De schrijver moest zelf in zijn onderhoud voorzien.
In Duinkerken vestigde Paape daarom een zogenaamde ‘Boekenfabriek’. In zijn autobiografie beschrijft hij die fabriek: een kamer waarin hij als arbeider van het woord urenlang las en schreef. Het schrijven wordt in een vast ritme onderbroken door kopjes thee en wandelingen. In zijn ‘Boekenfabriek’ werkt de schrijver op Spartaanse wijze aan een kolossaal oeuvre. Zo mocht Paape zich graag aan zijn lezers presenteren! Maar uit archivalische gegevens blijkt dat Paape in ballingschap niet slechts schreef. Zoals meer broodschrijvers bemoeide hij zich intensief met de uitgave en distributie van eigen en andermans werk, als een officieuze boekverkoper-uitgever. In de jaren van ballingschap onderhield de schrijver als vrije jongen ‘illegale’ betrekkingen met uitgevers in de Republiek: hij leverde kopij en elders gedrukte boeken; hij correspondeerde en bemiddelde. Daarbij leverde hij boeken aan andere ballingen. In die Duinkerkse ‘Boekenfabriek’ van Paape ontstond Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap. In 1792 ging het nieuwe boek de wereld in. Het nieuwe boek had de lezer niet slechts een wonderlijke titel te bieden, de inhoud mocht er ook wezen. Het was de autobiografie van Paape, sinds jaren een bekende Nederlander. Het boek was zelfs méér dan een autobiografie: het bood behalve een schets van het turbulente leven van de auteur ook een inleiding in diens persoonlijke ‘vrolijke wijsgeerte’. De ongewone combinatie van autobiografie en inleiding in een levensfilosofie maakt van Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap een intrigerend boek. Zoals het meeste werk van Gerrit Paape is ook dit boek in springlevend Nederlands geschreven. Daarbij onderscheidt Paape zich - zeker als hij politieke teleurstellingen moet verbijten - door een bijzonder gevoel voor humor.
Merkwaardig genoeg heeft het bijzonder lang geduurd voor de sympathie die | |
[pagina 9]
| |
in de historiografie van de laatste decennia opgebracht werd voor de patriotten ook de patriotse auteurs ging gelden. In de literatuurgeschiedschrijving werd met bestaande tradities liever niet gebroken: naast Wolff en Deken, Feith, Van Alphen, Bellamy, Staring en Bilderdijk mocht Post meedoen, maar voor meer auteurs van het einde van de achttiende eeuw was in later eeuwen nauwelijks plaats. Dan nog is van de genoemde auteurs vooral het zedekundig werk in tel: populair blijven Sara Burgerhart, Roosje van Bellamy, en Van Alphens Cornelis die een glas brak, maar van de politieke agitatie van Feith, Bellamy, Bilderdijk en zo veel anderen wordt in de overzichten nauwelijks wat vernomen. Zo kon het misverstand ontstaan dat de rumoerige tijd van revolutie en restauratie aan de Nederlandse literatuur goeddeels voorbij gegaan was. De revolutionaire geest had geen geletterde vorm gekregen.Ga naar voetnoot1 Zo zou in de Nederlanden een radicale Verlichting ontbreken. De Verlichting hier zou even christelijk als gematigd zijn.Ga naar voetnoot2 Stil was het in die jaren in de Nederlandse literatuur zeker niet: juist de geestigste en best geschreven literatuur was bij uitstek politiek! Wie vandaag de dag pamfletten van toen leest, wordt niet slechts getroffen door botheid en wansmaak, maar ook door venijn, humor en talent. Aan onbekookte radicalen was geen gebrek. Uiteraard won matiging het ruimschoots in populariteit van drift, maar naast christelijke literatuur bood de boekhandel in de laatste decennia van de achttiende eeuw opruiende geschriften en verontrustende werkjes. De Verlichting in Nederland was óók schel en gevaarlijk goddeloos. In het werk van Gerrit Paape treft daarbij een bijzondere combinatie van grofheid, absurditeit, grilligheid en doortraptheid. Luidruchtig was het in die laatste decennia ook omdat heel wat ego's zich roerden, die uitdagend of vol deemoed, maar altijd goed hoorbaar, over zichzelf spraken. De tijden en zeden wisselden zo snel dat heel wat lieden heel wat uit te leggen hadden aan God, tijdgenoten en nageslacht. Menigeen was in die jaren wel een beetje fout en de vuile handen moesten in het openbaar in onschuld worden gewassen. In Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap komt de patriot Gerrit Paape over zichzelf te spreken. Wie zo in het openbaar over zichzelf spreekt, | |
[pagina 10]
| |
trekt de aandacht om die af te leiden. De retorica van de onthulling dient vaak ter maskering. Paape schrijft openhartig over zijn loopbaan in de letteren. Daarnaast poseert de schrijver als filosoof. Diens ‘wijsgeerte’ lijkt niet bijzonder diep te graven. Terughoudend belooft de auteur te zijn over de politiek.
Het uitzonderlijke talent van Gerrit Paape wordt in toenemende mate herkend. Na de verguizing van vele jaren, die vooral de vorm van vergeten aannam, kan de kentering in de waardering het beste vorm krijgen in uitgaven van zijn werk. In het recente verleden is met enige regelmaat gepleit voor heruitgave van Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap.Ga naar voetnoot3 In de inleiding bij de heruitgave wordt aandacht besteed aan het genre van de autobiografie, aan het leven van Gerrit Paape, aan diens ‘wijsgeerte’, aan de politieke actualiteit in 1792, aan de beide uitgevers en aan de receptie van de autobiografie. |
|