Vier en dertigste hoofdstuk.
De reiziger word een dominé.
Uitgerust hebbende stonden wij op en zetteden ons aan het ontbijt.
Ik geloof, zei ik, dat wij nu verder onze maatregelen neemen moeten: want als de Kerkenraad eens naar uw Man vraagt, -
Maar als er nu gevraagd word, om hen te zien en te spreeken?
Dan moet gij te zien en te spreeken zijn.
Maar ik heb zo weinig gelijkenis op uw Man.
Mijn kleur is blank en bloozende, en uw Man zag geel en grafägtig.