Het land der willekeurigen (onder pseudoniem J.A. Schasz)
(1789)–Gerrit Paape– Auteursrechtvrij
[pagina 110]
| |
Het zou een wonderwerk van den eersten rang zijn, zo mijn Leezers niet geheel iets anders gedagt hebben, dan ik voorneemens was te zeggen. Laat ik in 't voorbijgaan, dat kleine woordje ter leering hierbij moogen voegen. Dat er niets gevaarlijker, niets schadelijker en liefdeloozer is dan de voorbaarigheid in het oordeelen. Dat deeze voorbaarigheid meest altoos plaats vind, wanneer men weet of hoort, dat deeze en geene met een jonge Jufvrouw, in haar nagtgewaad, geärmd, en onder het lieftalligst aankijken en zugtjes loozen, des nagts, voor een rustbed gestaan heeft. Kunnen er niet honderden schuldlooze omstandigheeden zijn, waardoor men genoodzaakt is, om, in die gestalte, voor een rustbed te staan? Kan men er in alle gevallen niet staan, met een eerbaar, kuisch hart? Zo lang als men er staat althans, kunnen de overtreedingen niet groot zijn. Kan men zelf, om alles af te doen, er niet staan, met de verleiding aan zijne zijde? Met de brandendste Wellust, die ons bij onze flip grijpt? - Men gedenke aan den kuischen Jozeph, om geen andere te noemen! Zekerlijk stond ik, met dit schoone, bevalli- | |
[pagina 111]
| |
ge, verliefdkijkende, mij omhelzende en drukkende Jufvrouwtje voor het Rustbed! - Maar vervloekte Kwaadspreekenheid! verdoemlijke Lastertong! Wat verbreid gij onder de ligtgeloovige, onder de ergdenkende en de in het kwaade zig verheugende Stervelingen? Op wat gronden bezwalkt gij mijne eerbaarheid? Waar zijn de bewijzen, dat ik mij vergreepen heb aan de welvoeglijkheid? - Gij glimlacht! gij fluistert elkander in de ooren! gij knikt en gij wijst! maar zal dit den onpartijdigen overtuigen, en word daar door mijne schuld gestaafd, ten aanzien van het rechtvaardig Heeläl? Ging ik naar mijnen billijken toorn te werk, dan moest ik hier mijn verhaal eindigen. Dan moest ik u geen woord meer van deeze gebeurtenis zeggen, en dit mijn boekdeel met einde besluiten. - Maar, Neen! er zijn nog Rechtvaardigen onder u, en om deezer wil, zal ik met mijne Historie voortgaan. |
|