Het land der willekeurigen (onder pseudoniem J.A. Schasz)
(1789)–Gerrit Paape– Auteursrechtvrij
[pagina 103]
| |
Ik dankte den Hemel voor zijn goedheid. Vermits ik niet wist waar ik was, vond ik mij verpligt eerst in de rondte te kijken. Het was flaauw Starrelicht, zo dat ik maar even de voorwerpen onderscheiden kon. Ik bevond mij agter tegen een taamlijk groot gebouw, dat, voor zo verre ik zien kon, alleen en afgezonderd van het Dorp stond. Een weg zag ik niet: de plaats waar ik was scheen een tuin te weezen. Ik had geen lust om hier lang te vertoeven, maar wilde mij daadlijk wegmaaken. Dan, door het lang liggen in de ongemaklijkste gestalte, door het geweldig schudden en dat verdoemde omkeeren was ik indiervoegen gemarteld, dat ik bijna den eenen voet voor den ander niet zetten kon. Ter hoogste opstapeling van ongelukken, kreeg ik de kramp in mijn regtebeen. Wel lieve God! barste ik in onbeteugeld hartzeer uit, moet Jothamist dan de grootste Martelaar van de Waereld worden? - Help gij mij toch! - Ik kom bij u! werd er tegen mij geroepen. Toen viel ik op den grond. Mijn veege Ziel zweefde op mijne lippen. - Men zou mij gemaklijk op een Tekenäcademie hebben kunnen | |
[pagina 104]
| |
gebruiken voor een Model van iemand, die door een plotslingen schrik gestorven is. Ik meende nog te zeggen, het is niet noodig dat gij komt! Maar, dagt ik, wat verscheelt het mij ook, wat mijne Vijanden en Vervolgers met mijn stoflijk Deel, met mijn dooden romp uitrigten! mijn Ziel betrekt doch de wooningen der Vrijheid. |
|