Gij weet, antwoorde de Kinderkoning, dat de Barbiers geleerde luiden zijn, die gewoon zijn de dingen in 't latijn te noemen.
Ook is de Man doodlijk ontsteld, voegde er de Koster bij, en als de geleerde luiden van de wijs zijn, dan spreeken zij doorgaands een vreemde taal.
En nu was het een uitgemaakte zaak, dat er een vreemd, verscheurend dier, 't zij dan een tijger, leeuw, beer, crocodil, ratelslang of zo iets, op het Dorp was gekomen, en dat dit geschreeuw van: De Jothamist! de Jothamist! een waarschouwing was.
Fluks greep elk een kneppel, een hooivork, een snaphaan, een dekspar en alles wat grijpbaar en verweerbaar was.
Vermits het een algemeene zaak was, en niemand zig onttrekken mogt, om het leeven der Dorplingen te beveiligen, volgde elk het voorbeeld van den Barbier; teeg op de loop, en riep, uit alle magt; de Jothamist! de Jothamist!
Ik laat het aan de verbeelding mijner Leezers over, om zulk eene gebeurtenis zig voor den geest te stellen. Meer dan twee duizend Menschen elk om 't hardst loopende en schreeuwende: de Jothamist! de Jothamist! zonder regt te weeten wat dit woord eigenlijk beteekende!