I. Het staat een Koning vrij, om te doen, het geene zijne Onderdaanen niet vermoogen te doen.
II. Er kunnen omstandigheden zijn, waarin men zig bedienen moet van middelen, die, in alle andere gevallen, ongeöorloofd zouden weezen.
III. Wanneer men in de noodzaaklijkheid is van te moeten kiezen, dan moet men altoos van twee kwaaden het minste kiezen.
IV. Men moet de tijden, de zeden en de gewoonten der Volken vooral in opmerking neemen, wanneer men hunne bedrijven beoordeelen zal, volgens de regels der billijkheid.
Abimelech nu stond veel vrij. - 't Is waar, hij was nog geen Koning, - maar hij wierd er een. Hij was het dus reeds bij voorbeschikking.
De omstandigheeden waren zo, dat zij hem rechtvaardigen konden.
Hij was in de noodzaaklijkheid, om van twee kwaaden het minste te kiezen.
De gewoonten dier tijden waren ten zijnen voordeele, want doorgaands, of liever altoos stelde de sterkste de wet, en elk deed zijn best om de sterkste te worden.
Gij vergt van mij niet, beminde Toehoorders! dat ik over dit alles breedvoeriger zij; dit zou uwen aandagt verveelen; wij zouden er veel