de magt in handen! Hij had Zoldaaten! Hij kon gezegd hebben, hier ben ik, gehoorzaamt! Maar wat doet hij? - Hij pleegt raad met zijne Vrienden, - dat is, met die geenen, die het grootste belang er bij hadden, dat Abimelech groot en rijk werd, - het was dus zeker, dat zij hem getrouw en ten besten raaden zouden.
Wat is beter, zei hij, dat zeventig Mannen, alle Zoonen Jerubbaals, over u heerschen, of dat een eenige Man over u heersche? Gedenkt ook, dat ik uw vleesch en uw been ben, en 't geen er meer volgt.
Hij wilde zeggen:
Gij Mannen, Broeders! wie het enkel en alleen te doen is, om geregeerd te worden, om geregeerd te worden, in dier voegen, dat gij er de rijke vrugten van plukt. Dat gij er bedieningen en amten door verkrijgt. Dat gij, in één verstand met het Hoofd van den Staat staande, onder hem, ja! onbepaaldlijk bukt, maar teffens, dat gij, op uw beurt, over die geenen, welken aan uw bestuur ondergeschikt zijn, onbepaaldlijk te zeggen hebt, en hen naar uwe pijpen leert danzen; op dat ik eens deeze uitdrukking bezige.
Gij, Vaderen des Volks! maar ook Vaderen van