De doodsklok van het Damrak
(1908)–Willem Paap– Auteursrecht onbekend
[pagina 58]
| |||||||||
III.
| |||||||||
[pagina 59]
| |||||||||
in haar naaste omgeving wil mevrouw alleen Lize. Ook wanneer zy ongesteld is, nevrose, moet Lize haar bedienen. Dan kan zy geen geluiden hooren, want dan werkt al, wat geluid heet, op haar zenuwen; dan stopt zy in de ooren watjes en gaat zoo te bed, maar haalt ze er spoedig weer uit en luistert, of ze daar in de gang niet iets hoorde, of daar niet een dienstmeisje nu eerst tehuis kwam, en staat op en gaat kyken in de gang, want op dit uur moeten de dienstmeisjes te bed zyn, en dan is ze nydig, omdat ze niets gezien heeft, en gaat weer naar bed. Dan moet Lize by het bed gaan zitten en twee reepen papier tegen elkander schuren, en dat geruisch dient dan om mevrouw in slaap te helpen. Dat moet ze dan soms een uur achter elkander doen. Mevrouw hoort daarin, gelyk zy zegt, ‘het geruisch der zee’; want zy is een weinig romantisch aangelegd, en is ook zoo nu en dan verliefd, in den laatsten tyd op een tenor uit de opera. Lize moet dan met haar mee uit wandelen gaan, om den tenor in het Vondelpark te zien kuieren; verdere gevolgen heeft dat niet, want zy is een achtbare dame. - Wat is je vader weer laat van morgen, zegt mevrouw. Maar daar komt hy juist binnen, een man van een vyf en vyftig jaar. Hy ziet er een beetje slaperig uit, en de gryze haren zyn een weinig ongekamd. Hy is namelyk gisteren avond nog laat naar de Ceintuurbaan geweest, waar Josephine woont, een van zyn maintenées. Hy heeft er vele gehad in zyn leven, in Amsterdam, in Parys, in New-York, zwarte en bruine, blonde en roode. Thans heeft hy er drie: Josephine aan de Ceintuurbaan, Adèle in de Govertflinckstraat en Her- | |||||||||
[pagina 60]
| |||||||||
mione in Brussel. Dat is een niet zoo byzonder groot getal, als een oppervlakkig toeschouwer, die de heeren van de beurs in de zwarte gewaden der achtbaarheid de stoep van den tempel van Berlage ziet opgaan, zou meenen. Want die heeren hebben een niet benydenswaardig bestaan. Overdag, op de beurs, zyn ze zenuwachtig van die op en neer warrelende koersen, waar ze onophoudelyk op moeten letten om een winstje niet te laten ontsnappen of een verlies niet te groot te doen worden. En 's avonds zyn het arme stumpers. Dan zyn ze nog nerveus van het gedoe van den dag en hebben niets in zich om afleiding te zoeken. Zy lezen niet, verstaan geen wetenschap of kunst, doen niets voor het algemeen. Zeer enkelen uitgezonderd natuurlyk. En zoo zoeken zy verdooving voor hun nervositeit by de vrouwen of - nu in de laatste jaren - in het rytuig der gekken, de automobiel. Wie meenen zou, daar in die deftig uitziende huizen aan de Heeren- en Keizersgracht eenige hoogheid te vinden, zou bedrogen uitkomen. Daar heerscht, op uitzonderingen na alweer, de meest platte ordinairheid. Waar zal hoogheid vandaan komen by menschen, die niets weten, niets kunnen, en wier gevoel, als zy het ooit gehad hebben, is zoek geraakt by het laagste, wat er is, het stelen en schacheren op de beurs? Vlug met de handen en met den mond was De Waert nu bezig aan zyn ontbyt, want hy moest naar het kantoor. Lize schonk hem de thee in en reikte brood en eieren aan. - Mama, zei ze inmiddels, mevrouw Hooydonck is vandaag jarig; zoudt u nu niet even schryven? Dan kan het briefje bezorgd worden. | |||||||||
[pagina 61]
| |||||||||
- O ja, ik moet aan dat mensch schryven. Mevrouw ging dan ook, toen zy een stukje brood gegeten had - eigenlyk ontbyten kon zy niet zoo vroeg in den morgen - met de roode wangen en met veel ceremonie voor een damesbureau zitten, in een hoek by een tuinraam, om een briefje aan een dame van haar kennis te schryven, om wie ze niets gaf - zy gaf alleen wat om zich zelf - maar die zy moest feliciteeren met de gebeurtenis, dat het de dag was waarop die belangryke mevrouw was geboren. - Lize, waar is m'n bril gebleven? Waar heb je die nu weer gelegd? - Kyk, mama, uw bril ligt immers vóor u. - En geef me dan toch postpapier! Je weet toch, dat ik 'n brief moet schryven. Lize nam het postpapier uit een laatje van het bureau, waar mama voor zat. - Lize, zei De Waert brommerig, dat ei deugt weer niet. - Ik zal een ander koken, papa! - Ja, maar gauw dan, ik moet naar kantoor. - Lize, die inkt zit vol stof; doe daar toch andere inkt in. Lize had het ei in het kokende water gedaan, goot nu inkt by in mama's inktpot. Mevrouw had geschreven: ‘Lieve vriendin!’ - Lize, hoe heb je nu zulk postpapier voor my kunnen koopen? Daar kan geen mensch op schryven. - Maar, mama, dat heeft u toch zelf uitgezocht. - Praat me niet tegen, asjeblieft! Je weet, dat ik dat niet kan verdragen. - Lize, zei De Waert, kryg ik nou m'n ei? - Je dochter is er niet om jou te bedienen, zei | |||||||||
[pagina 62]
| |||||||||
mevrouw. Laat je bedienen door de dames, waar je 's avonds je tyd doorbrengt. De Waert antwoordde niet, at snel en ging toen heen. Lize was rondjes, dikjes gebouwd en zwak van wil. Aan elk bevel, elken wensch, die in haar omgeving geuit werd, voldeed zy, had niet de kracht zich er tegen te verzetten, dacht daar zelfs niet aan, vond het gansch natuurlyk, gelyk het was. En zoo min als zy bestand was tegen een wil, die van buiten op haar werkte, zoo weinig was zy bestand tegen een aandrang, die werkte in haar zelf. Zwak. Dom. Lief. Zwakjes lief. Dommetjes lief. De Waert was over Elize maar slecht te spreken. Behalve dat hy zyn zoons uit den aard der zaak hooger stelde, want een man is natuurlyk meer dan een vrouw - Hugo was reeds, gelyk ook een neef, ‘ter bescherming van nederlandsche belangen’ in Amerika, en Paul zou er later heen - was hy bovendien boos op haar, omdat zy, naar hy beweerde, niet trouwen wilde. Twintig jaar oud was zy verloofd geweest met Hendrik van Beveren, zoon van den predikant Van Beveren en student in de theologie. - 'n Domkop! had haar vader gezegd; want Hendrik had zonderlinge ideeën over zyn Amerikaansche papieren gehad. Maar, had hy er bygevoegd, wil je hem hebben, my is 't wel, geld heeft-i. Lize had geantwoord, heel goed te weten, dat zy zelf ook dom was, en dat Hendrik en zy dus zeer wel by elkander zouden passen. Mama had gezegd: - My kan 't niet schelen. Lize, waar is m'n voetenbankje gebleven? | |||||||||
[pagina 63]
| |||||||||
Een jaar, zoo schoon als zy niet gedacht had, dat in het menschelyk leven mogelyk zou zyn, was zy met Hendrik verloofd. Zy waren veel met elkander alleen geweest, en het jonge meisje was geworden een jonge vrouw. Maar Van Beveren was ziek geworden, had haar Davos moeten reizen en was daar gestorven. Toen was haar het leven nachtzwart geworden. Iets was het in latere jaren verbeterd. Alles gaat voorby. De gedachten van den mensch verweeren, en worden oud en vergaan, gelyk de jaren, waarin hy leeft, gelyk de kleeren, die hy draagt. En als er iemand gekomen zou zyn, van wien zy had kunnen houden, dan zou zy hem genomen hebben. Zoo is het leven; zoo is de natuur. Ook kwam er iemand. Op een avond had papa in zyn werkkamer bezoek gekregen, en nadat hy een half uurtje later zelf den bezoeker door de lange gang tot aan de voordeur den ‘pas de conduite’ had gegeven, was hy in de woonkamer by mama en Lize gekomen - mama had juist by een kast een fleschje en een glaasje gehanteerd - en had gezegd: - Wel, Lize, dat doet my pleizier; dat doet my heel veel pleizier. Verbeel je, daar is de vader van Henri Hooydonck by my geweest en heeft voor z'n zoon om je hand gevraagd. - Maar, papa, Henri Hooydonck heeft 'n bult. - Nou, wat zou dat kleine bultje? 'n Man hoeft niet mooi te wezen. En de Hooydoncks zyn mee de eerste lui van de beurs. - Dat is wat anders. Maar ik kan niet van hem houden. - En ik ben niet van zins er lang over te praten. | |||||||||
[pagina 64]
| |||||||||
Bult of geen bult, jy trouwt Henri Hooydonck. Ik heb gezegd, dat ik 't goedvond. - My kan 't niet schelen, zei de moeder, en ging van de kast naar haar stoel. Maar wat of Gys de Waert ook deed, Lize bleef het bultje van Henri Hcoydonck een onoverkomelyk bezwaar vinden. Sedert had hy een hekel aan zyn dochter. Niet lang daarna,, in October 1906, was Willem Zuydam by De Waert in dienst gekomen. Hy was een jonge man met goede omgangsvormen, die in den tyd, waarin zyn ouders het beter hadden gehad dan thans, behoorlyk wat geleerd had, en toen Lize dat innemende, zachte gelaat zag en die droevige oogen, toen... toen... begon de zoo lang terug gedrongen natuur der jonge vrouw van zeven en twintig jaren te roepen. Zeker, zy wist, daar kon niets van worden, niets! Zy verwonderde zich zelfs, dat het verschil in stand haar niet hinderde. ‘Hoe is 't mogelyk? Hy is toch maar...’ zei ze dan in zich zelf. Maar dat had er blykbaar voor haar niets mee te maken. Henri Hpoydonck zou zy geen zoen hebben kunnen geven, Willem Zuydam wel. Thans, gelukkig! zy had thans in Januari besloten, dat het uit moest wezen. En dat had zy hem niet eens hoeven te zeggen, wat haar ook wel haast onmogelyk zou zyn geweest. Want zy voelde, dat zy te zwak zou zyn om Willem iets te weigeren - ja, zwak, zwak, dat was ze, dat wist ze; je kunt daar niets tegen doen; nog even te voren weet je, dat het niét moet; maar dan komt er in het hoofd iets als een stormwind, die je het denken wegveegt, en dan heb je maar éen gevoel meer, dat het niet anders kan, | |||||||||
[pagina 65]
| |||||||||
dat het moet, dat het gebeuren móet; dat is net, als dat je gek zou wezen - o ja, zy wist, zy zou te zwak zyn om Willem iets te weigeren. Maar, gelukkig, hy had zelf gezegd de laatste keer: - Lize, nu is 't wel verdoemd als 't nu weer gebeurt. U kunt komen, zooveel als u wilt, juffrouw Lize; want ziet u, ik mag u zoo graag, dat weet u; maar ik heb het goed overdacht; wy maken ons beiden ongelukkig, als dat zoo voort zou gaan. - Dat is lief van je! had ze gezegd en had hem de hand gegeven. *** De familie De Waert was by een vervolging der Protestanten in Katholieke landen uit het Belgische naar Nederland gekomen. De vryheid, die zy daar genoot, en die daar ontaardt in losbandigheid by het janhagel, in misdryf by den ryke, zou een der nakomelingen gebruiken om op groote schaal een speelhol te stichten voor het dobbelen in Amerikaansche papieren. Reeds Rutger de Waert, de vader van Gys, was commissionnair in effecten in Amsterdam geweest. Die beleefde als jonge man de ontsluiting van het achterland der Vereenigde Staten voor den wereldhandel door den aanleg der eerste sporen. Voorziende dat daarginder een toekomst lag, had hy op een bark eener Amsterdamsche firma, want in die dagen ging het nog per zeilschip, als passagier een reis naar Amerika gemaakt. De mensch had toen - 't was in het midden der negentiende eeuw - nog den tyd, lange brieven te schryven en dagboeken te vervaardigen, en ook heer Rutger had van die reis een uitvoerig journaal gehouden, dat in de | |||||||||
[pagina 66]
| |||||||||
familie als een reliquie bewaard werd. Want de aanvang is zy geworden, deze reis, van den zwierigen handel in Amerikanen, die het steeds in aanzien stygende huis De Waert & Co. later dreef. Had de vader aldus als met den vinger den koers aangewezen, dien men zeilen moest, zyn eigenlyke grootheid had het huis te danken aan de koude van het verstand van Rutger's zoon Gys, dat in zyn kille berekeningen nooit gestoord werd door een warm ademtochtje van menschelyk gevoel. Toen dat jonge mensch met het yzige verstand twintig jaar oud was en op dien prillen leeftyd reeds heel nauwkeurig wist, wat hy wilde in zyn leven, namelyk: ten eerste geld verdienen, ten tweede geld harken, ten derde geld scharrelen, en als het op een gewone manier niet ging, dan godverdomme geld stelen; toen hy Fransch, Duitsch, Engelsch had geleerd, vooral Engelsch, en veel rekensommen had opgelost over disconto en prolongatie en arbitrage, en pariteitentafels wist te construeeren voor de wissels, en percententafels voor de fondsen, en calculatietafels voor tabakken en andere goederen, toen sprak het ver vooruitziende, wyze ventje in het destyds nog betrekkelyk kleine kantoor van zyn vader: - Papa, wat dunkt u ervan, als ik nu eens een paar jaar naar Amerika ging? - Een paar jaar? Waarom zoo lang? - Wel, papa, ons kantoor moet grootscher worden. Daarom wilde ik in Amerika zien, hoe ze daar tegenwoordig zaken doen; want het gaat daar thans nog heel anders toe, dan toen u er was. En ik wilde daar connecties zien te krygen om zoodoende later relaties met daarginder te hebben. De vader gaf gaarne zyn toestemming; Gys deed | |||||||||
[pagina 67]
| |||||||||
de reis per stoomboot, en toen heer Rutger een telegram, dat de aankomst meldde, uit New-York ontving, schudde hy het oude hoofd en zei: - Wat gaat dat vlugger dan in myn jonge jaren! Wat wordt alles sneller! Gys heeft woord gehouden; hy heeft de zaak grootscheepscher gemaakt, en uit het eenvoudige kantoor van voorheen is geworden het groote, van marmer en blinkend koper indrukwekkende, by stedeling en provincialist in hoog aanzien staande speelhol aan de Keizersgracht. Het was op een dag in het laatst van Januari 1907, dat Gys de Waert, thans zelf reeds een man van een vyf en vyftig jaren, des morgens te negen uur naar zyn kantoor reed. Hy had de gordynen voor de raampjes neergetrokken, want, wat hem hoogst zelden overkwam, hy schaamde zich vandaag een weinig. Gisteren avond namelyk had iemand, wien hy de aandeelen van een gemeene Amerikaansche zaak aangepraat had, en die daaraan een dertig duizend gulden had verloren, hem in de buurt van de Ferdinand-Bolstraat, want hy was op weg naar Adèle, van de tram gegooid, zoodat hy met modder aan zyn jas en broek by haar was gekomen en gejokt had, dat hy was gevallen. - Ga nu maar naar den Officier van Justitie en klaag my aan, had de kerel hem nageroepen. Natuurlyk doe je dat niet; je wilt geen praatjes. En hy hoopte maar, dat niemand van die het gezien hadden, hem kende, en geloofde ook wel, dat het zoo was. Een sigarenkoopman had in de deur van zyn winkel gestaan, meende hy zich te herinneren, en twee vrouwen waren voorby gekomen, waarvan de een geroepen had: | |||||||||
[pagina 68]
| |||||||||
- Jezus-mie, die krygt een opstapper! Nu ja, zoo'n wyf! Maar behalve, dat hy zich daarover toch nog schaamde - dat is te zeggen een heel klein weinig zich schaamde; wamt hy was een brutale klant -was hy wat bang voor vandaag. Gisteren toch had hy een brief van iemand ontvangen, die in een dergelyke zaak geld by hem verloren had, waarin die mynheer schreef, dat hy heden daarover by hem op het kantoor zou komen spreken. En zoo'n onderhoud is altyd onaangenaam, ook al wordt je er niet by van de tram gegooid. Zoo'n kerel staat dan te schreeuwen, dat de bedienden het hooren, of hy staat te huilen en krygt byna een toeval, alleen omdat hy een beetje geld heeft verloren. Hy heeft in zulke gevallen vroeger vaak geprobeerd, niet tehuis te geven; maar dan komen ze toch telkens terug, en daarom geeft hy er thans de voorkeur aan, het dadelyk in eens af te maken. En dat staat ook beter tegenover het personeel. Want als je je een beetje schaamt, of een weinig bang bent, moet je dat voor je omgeving verbergen. Je bedienden moeten je altyd als de krachtige, kordate kerel zien. Toen dan ook het rytuig stil had gehouden, Willem van den bok was gesprongen en het portier had geopend, ging De Waert met flinken, vluggen tred de stoep op, trad de vestibule binnen, zag door een groote glazen deur rechtuit, dat er in de groote hal reeds menschen waren, ging door een deur links langs vertrekken, waar bedienden by bureau's zaten te schryven, naar de kamer van den procuratiehouder Piet Harlebeek. - Nieuws? vroeg De Waert. | |||||||||
[pagina 69]
| |||||||||
- Nieuws ja, maar veel zaaks is het niet. Een brief van Whiteley. Dat was hun advocaat in New-York. - Met de Maxwellghost, vervolgde Harlebeek, is het beslist mis. De Maxwellghost Central Railway was een kleine locale lyn, klein in vergelyking met de groote Amerikaansche systemen, naar Nederlandsche begrippen nog tarnelyk groot, waaraan men voor een viertal jaren was begonnen te bouwen, maar die nog altyd niet klaar was, omdat de Amerikanen daar ginder vonden, dat zy het geld van de obligatiehouders beter konden besteden dan door het weg te gooien aan een spoorweglyn, die toch nooit rendeeren zou. Een bestuur, bestaande uit eenige heeren in Amerika en De Waert in Nederland, had de 5 pct. 1e hypotheek goud obligatiën - aardig, niet waar, goud! - van de Maxwellghost Central Railway Company ginder in New-York en hier in Amsterdam aan de markt gebracht. Tegen den koers van 92⅝ Amsterdamsche usance plus loopende rente tot den dag van levering, aangevangen 17 Februari 1903! Twee en negentig en vyf achtste! En aangevangen 17 Februari 1903! Wat moeten die heeren knap zyn, dat ze dat zoo nauwkeurig uit kunnen rekenen, en wat moet dat een kostelyke lyn zyn, waar het er zoo precies op aankomt! En wat is het publiek een schaapskop, dat het niet reeds aan zulke cyfers ziet, dat het bedot, bespot, uitgelachen en bedrogen wordt! Natuurlyk was de lyn in het marktbericht van De Waert, een kleine krant die hy aan zyn clienten zond, hoogelyk geprezen. In mooie artikelen, van die prettig vertellende artikelen, die de rentenier by het rooken | |||||||||
[pagina 70]
| |||||||||
van zyn pyp zoo aangenaam leest, werd er verteld, dat hy zelf met een deskundige in spoorwegzaken uit Nederland er heen was geweest, en toen hy er met de overige heeren van het bestuur langs de lyn was gereden - wel te verstaan: voor zoover die klaar was, maar daarop werd als niet ter zake dienende geen klem gelegd - hadden op de stations vlaggen gewapperd, en op de locomotief had een vlag gestaan, en een van de stations had ‘De Waert’ geheeten. De obligatiën hadden dan ook korten tyd een redelyken koers kunnen houden; maar daarna hadden de verhalen in de courant van De Waert, waarom die ‘5 pct. goud’ - aardig, niet waar, goud! -nog altyd niet kwamen, den invloed van haar wegblyven niet kunnen keeren, en de koersen waren gedaald. 't Was het gewone Amerikaansche spelletje: er was te veel ‘water’ in de lyn: voor den aanleg van het gedeelte spoor, dat klaar was, had men drie, vier maal zoo veel berekend als in werkelykheid was betaald, en voor de ‘bemoeiingen’ van het bestuur waren schrikbarende sommen in de zakken der heeren gegleden. Dat wil zeggen in gewone taal: er was gestolen. Bovendien bleef het vervoer zoo ver beneden hetgeen toen aan de obligatiehouders had voorgesteld, dat de lyn thans voor een appel en een ei aan een der groote systemen moest worden verkocht, en het dus voor de obligatiehouders nog zeer de vraag zou zyn of van dit weinigje, wat er van terecht kwam, de appel niet bedorven zou zyn en het ei niet zou stinken. - In godsnaam, zei De Waert, wy zyn er uit. Hy wou zeggen, dat hy alle obligatiën, die hy zelf had gehad, by zyn klanten onder dak had gebracht. - En dan, zei Harlebeek, is er een brief van m'nheer Hugo. | |||||||||
[pagina 71]
| |||||||||
- Wat schryft hy? - Pardon, ik heb den brief niet geopend. - O, dat had u immers gerust kunnen doen. - Ik wist, dat u kwam. Petrus Leonardus Harlebeek was namelyk met De Waert, na eerst als bediende, vervolgens als procuratiehouder sedert jaren by hem te hebben gewerkt, zeer vertrouwd geraakt, zou zelfs binnenkort als deelgenoot in de firma treden. Want De Waert, ofschoon zelf nog krachtig en flink, had, daar de zaken zich immer meer uitbreidden, steeds meer hulp noodig, en tevens vond hy voor de latere toekomst van zyn niet veel beteekenende zoons een steun als den pinteren heer Harlebeek zeer gewenscht. In dit verband zei deze dan ook: ‘Ik wist dat u kwam’; anders zou ik den brief hebben geopend, wilde hy zeggen. - Schryft m'nheer Hugo iets? - Neen, niets, antwoordde De Waert en wierp den brief in den prullemand. Hy meende met ‘niets’: hy schryft niets over Amerikaansche affaires; een elucubratie van zoon tot vader werd hier natuurlyk niet geteld. - Er is ook nog, zei Harlebeek, 'n brief van Robinson. Heeft weer 'n idee. Die kerel zit altyd vol ideeën. De Waert las óok den brief. - Een idee is het. En als de tyden.anders waren... Maar op 't oogenblik kunnen we, dunkt me, geen emissie van daar ginder entameeren. - Nee, zei Harlebeek, en de naam deugt ook niet. Want de naam doet er veel toe by een papier, dat je aan de markt brengt; dat is net als by een theaterstuk. | |||||||||
[pagina 72]
| |||||||||
- Enfin, een naam laat zich vinden, vervolgde hy. Maar we zullen eerst eens moeten afwachten... *** Ja, de schitterende tyd van 1906, toen de Hollanders met lachende gezichten in de avondbladen de stygende koersen lazen, die jubelende tyd, die in het laatst van '06 reeds begonnen was af te flauwen, was vooreerst voorby. Er was weer eens een crisis in aantocht, en een algemeene malaise in handel en nyverheid en een algemeen dalen der waarden van industrieele zaken en middelen van vervoer begon. Voor Nederland evenwel waren er twee redenen, die de crisis veel erger maakten, dan zy anders zou zyn geweest. Ten eerste. Wanneer in een land als Duitschland, waar op verschillende wyzen gezorgd wordt, dat het kapitaal zooveel mogelyk vast zit in de eigen industrie en handel, een crisis komt, dan blyft het met dat kapitaal gestichte toch in het land. En wanneer by het op- en neergaan der koersen de een verliest en de ander wint, het geld blyft in het land. Wel zyn er ook in Duitschland Amerikaansche fondsen, maar naar verhouding heel weinig. Om de eenvoudige reden, dat die vrybuiterspapieren op zeer luttele uitzonderingen na, niet officieel aan de beurzen genoteerd worden. Dat is voor het publiek, in het byzonder voor den kleinen man, een waarschuwing, de vingers er niet aan te branden, en buitendien het hoort er niet van: in de gewone couranten staan ze niet genoteerd. Niet alzoo in Nederland, dat, in verband met het ontbreken van invoerrechten, gedwongen is te rente- | |||||||||
[pagina 73]
| |||||||||
nieren; dat in zyn zucht naar borrelpraat-vryheid aan de beurzen de ‘vryheid’ voor elk mogelyk bedrog laat voortbestaan; dat zyn kapitaal in de lucht laat schieten op de velden van Mantschoerye, en zich - een kind gelyk - de rente laat betalen met het geld, dat het zelf weer aan zyn Russischen schuldeischer leent; dat by elke crisis zich leeg laat pompen door Amerika met behulp van de pomp, die de De Waert & Cos., de Donchery Hooydonck & Cos., de Poraz & Sirachs, in volle ‘vryheid’ om uit pompen te gaan, het arme land op de borst hebben gezet. Ten tweede. Wanneer een Nederlandsche tram- of spoorwegmaatschappy haar materiaal, de sporen, de wagens, de stations verwaarloosd zou hebben; wanneer de directie, in plaats van, voor zopver mogelyk, uit telken jare gereserveerd kapitaal voor behoorlyke vernieuwing te zorgen, dit geld zelf in den zak zou hebben gestoken; wanneer dan die maatschappy geld te leen zou vragen om haar verwaarloosd materiaal te herstellen, dan zou die leening toch zeker niet geplaatst worden, zoolang niet het gefraudeerd hebbende bestuur met de knoopen van de jas ware weggejaagd of in de gevangenis ware terecht gekomen. Maar in Amerika hebben tengevolge van wet en gewoonte de gewone aandeelhouders van een spoorweg niets te zeggen; de spoorweg is de zaak van den multimillionnair A, B of C en zyn vrienden, die ook een groot deel van het kapitaal in handen hebben. Zy gedragen zich als eigenaars, en van wegjagen of in de gevangenis zetten, omdat ze met hun zaak gedaan hebben wat ze wilden, kan geen sprake zyn. Er zyn in hoofdzaak vyf groepen van sporen, vyf stelsels:
| |||||||||
[pagina 74]
| |||||||||
In al die stelsels zit veel ‘water’, er in gekomen onder meer op de volgende drie manieren:Ga naar voetnoot**) 1. Gratis uitgifte van aandeelen by de oprichting. 2. Wederrechtelyke of liever frauduleuze emissiën. ‘Vooral de Pacific en Reading lynen hebben onder dezen vorm van verwatering geleden, ofschoon de palm moet worden toegekend aan den Erie. Tusschen 1868 en 1872 vermeerderden Jim Fisk en Jay Gould het aandeelenkapitaal van den Erie van $ 17.000.000 op $ 78.000.000, voornamelyk voor Wallstreet doeleinden.Ga naar voetnoot***) Fisk kocht op voor de controle’ - dat wil zeggen om concurreerende spoorwegen in zyn macht te krygen - ‘en Gould liet maar aandeelen bydrukken; Gould werd later door den rechter gedwongen een groot bedrag te restitueeren. (Hy was handig genoeg om waardeloos papier te geven).’Ga naar voetnoot****) 3. Constructie der lynen of aankoop van reeds bestaande tot te hoogen prys. Een voorbeeld. De South Pennsylvania Railroad, een later geabandonneerd project, door Vanderbilt op touw gezet om de Pennsylvania te ‘koejeneeren’, ‘kostte $ 6.500.000, en een verantwoordelyk aannemer wilde haar voor die som bouwen. Maar een Constructie Maatschappy, gevormd door klerken van Commodore Vanderbilt, ontving $ 15.000.000 contanten voor den bouw; en het syndicaat, dat die | |||||||||
[pagina 75]
| |||||||||
som fourneerde, kreeg $40.000.000 in obligatiën en aandeelen! Dus kwam voor elken in werkelykheid uitgegeven dollar ruim zes dollars ‘kapitaal’. Op soortgelyke wyze werd in elk gedeelte der Unie huis gehouden, vooral by de Pacific lynen, die, alles by elkander genomen, méer twyfelachtige praktyken hebben gezien dan eenige andere groep spoorwegen. Zoo begonnen b.v. de promotors van Central Pacific - Huntington, Stanford en Crocker - den aanleg met slechts $ 159.000, en eindigden zy met ruim honderd millioen ‘kapitaal’. Men raamt de verdiensten van dit drietal by dit éene werk op ruim $ 50.000.000. Ook mag worden aangestipt, dat de Regeeringscommissie voor de Pacific spoorwegen in haar rapport zeide dat, in weerwil van het $ 101.000.000 groote kapitaal, $ 58.000.000 een goede prys voor de Union-Central-Pacificlyn zoude zyn geweest!’Ga naar voetnoot*) De omvang van ‘water’ is verbazend groot. ‘In 1881, 1882 en 1883 werden in ronde cyfers circa $ 1.200.000.000 “water” gecreëerd!’Ga naar voetnoot**) In 1884 vertegenwoordigde het de helft der spoorwegkapitalisatie, thans schat men het op een derde! Maar al dit ‘water’ moet ‘verdienen’; door dit ‘water’ zyn de dollarmagnaten multimillionnairs; zy willen zich dividenden geven; zy willen ook anderen dividenden geven; want hun aandeelen moeten waarde hebben, opdat er mee kan gedobbeld worden op de beurs, en de heeren multimillionnairs op die manier een nieuwe gelegenheid krygen om millioenen te harken. Aan die dividenden en aan andere kunstgrepen | |||||||||
[pagina 76]
| |||||||||
gaan de opbrengsten der spoorwegen verloren, en in het begin van 1907 waren zy dermate in een toestand van verwaarloozing, dat het Amerikaansche volk, president Roosevelt vooraan, steeds luider om verbetering riep. Een staatscommissie, de Interstate Commerce Commission, had bovendien een enquête ingesteld, die, speciaal in de maand Januari 1907, allerhand schandalen van de dollarmagnaten en hun sporen aan het licht brachten, deze maal in het byzonder van de Harriman-groep, het Union-Pacific-systeem. De heeren spoorwegkoningen begrepen, dat zy iets moesten doen om aan de eischen van volk en president tegemoet te komen; zy kondigden dan ook veelvuldiglyk aan, dat zy de sporen verbeteren zouden en voor dat doel... binnenkort geld te leen zouden vragen. Het vanzelf sprekend gevolg was een groote schrik by de houders der fondsen, en een veel sterkere daling van de koersen der Amerikaansche waarden trad in, dan de buitendien opkomende crisis op zich zelf veroorzaakt zou hebben. *** Het was over die crisis, over die daling der koersen, dat de heer De Waert, hoogst gezien burger van Amsterdam en eerste machinist op de vuilnisschuit, die den drek der Amerikaansche dollarmagnaten naar Nederland brengt, naar aanleiding van den brief van den heer Robinson te Chicago en de daarin ontwikkelde ‘idee’ in de kamer van zyn procuratiehouder met dezen zat te praten, toen een bediende bezoek aankondigde voor mynheer Harlebeek. - 't Is een boertje, zei de bediende glimlachend. Ik zei hem natuurlyk, dat hy het met my wel af | |||||||||
[pagina 77]
| |||||||||
kon; maar hy vroeg cf ik mynheer De Waert zelf was, en toen ik zei van neen, antwoordde hy, dat hy de heeren zelf moest spreken. Het boertje kwam binnen, bleef staan frommelen met zyn pet, keek beurtelings naar beide heeren, totdat Harlebeek zei: - Zoo, vriendje, wat wensch je? - Ik wou de heeren verzoeken (hy draalde nog eens en keek nog eens sluw) een stadskiend van myn te maeken. De Waert en Harlebeek glimlachten. - Wel, zei deze, een stadskind? Wat bedoel je daarmee? - Ik wou de heeren verzoeken, pampieren voor myn te koopen, die in de hoogte gaan. - Die zyn er niet, zei Harlebeek. Ze gaan allemaal heen en weer, op en neer, links rechts, naar boven en naar beneden, dat staat nooit stil. Wie er te veel aan denkt, wordt er gek van. - Nou maer, dan van de beste mot ik hebben. - Die kan je krygen. Hoeveel wou je er aan wagen? - Drie duizend gulden heb ik meegebracht. Mot ik dat dadelyk alles geven of eerst, om zoo eens te zeggen, de helft. - Geef maar dadelyk alles; dan hoef je niet weerom te komen. Want de heer Harlebeek hield van een aardigheid op zyn tyd. - Nu, nu, zei De Waert lachend, wy zullen goed voor je zorgen. Harlebeek vulde een formulier in, een opdracht tot aankoop van fondsen, en het boertje schreef met zyn zware, eeltige hand zyn naam er onder. | |||||||||
[pagina 78]
| |||||||||
En dan moest hy morgen toch nog even terugkomen, zei Harlebeek; want dan moest hy een tweede papier teekenen. Hy bedoelde de prolongatie-akte. - Nou, hy dankte de heeren voorloopig al wel voor de moeite. - Wat geeft u hem? vroeg De Waert, toen hy vertrokken was. - Wat Missouri's, Steels, Carren en dan heb ik er wat Schibaieffs by gedaan. We hebben nog te veel van die dingen; die moeten weg. - Ja, ruim die maar op; dat is goed. Harlebeek drukte op een bel; een bediende verscheen. - Maak dat in orde, Bezemer. Als Schibaieffs van middag niet aan de beurs zyn, zorg dan voor een koers. - Hoe hoog? - Wat was de laatste noteering? De bediende keek even na en antwoordde: - Vyf en dertig en een half, m'nheer! - Maak er dan maar zes en dertig drie achtste van. Dit werd dus weer, wat aan de beurs een gapkoers heet of op Oosterschen trant een aleichem. Het teveel heet een snaai en is een internationaal instituut. Het huis De Waert & Co. heeft dan ook, behalve nog andere, dezelfde bronnen van inkomsten als Rombouts: het ⅛ pct. voor koop en verkoop, de valsche koersen en het speculeeren met het geld van zyn klanten. Moet evenwel Rombouts, wanneer hy solide wil blyven, dit laatste steeds op kleine schaal als daghandelaar doen, De Waert kan meer riskeeren. Die schryft aan zyn klanten, gelyk Rombouts en zooals de usance eischt, na beurstyd de uitvoering hunner orders. Maar hy heeft ze daarom niet uitgevoerd. | |||||||||
[pagina 79]
| |||||||||
By dalende markt, wanneer hy vermoedt, dat de koersen morgen lager zullen zyn, koopt hy eerst morgen, wat hy heden aan zyn klanten schryft reeds gekocht te hebben. Natuurlyk kan dit in plaats van winst verlies bezorgen. Zou dat verlies te belangryk wezen, dan koopt hy ook morgen nog niet, maar leent tegen een huurprys van een collega de fondsen, levert de geleende aan den klant en wacht op voordeeliger koersen om de fondsen te koopen en zoo de geleende terug te geven. Deze transactie kan geschieden, omdat niet bepaalde nummers der fondsen worden verkocht of geleend. Wat het verkoopen tegen den middenkoers betreft, daartoe is een inrichting als die van De Waert, in het algemeen gesproken, vrywel genoodzaakt. Gesteld snuggere Nederlander no. 1 draagt hem op den verkoop van 10 Eries, snuggere Nederlander no. 2 daarentegen den aankoop van 12 Eries. Nu heeft het geen zin naar de beurs te gaan en te trachten voor no. 1 de 10 zoo duur mogelyk te verkoopen en voor no. 2 de 12 zoo laag mogelyk in te koopen. De Waert's bedienden, die dat zonden moeten doen, kunnen immers zelf niet weten, op welk moment de laagste of de hoogste koers er zal zyn. Het kantoor geeft dan ook aan no. 2 de 10 van no. 1, voegt er twee van zyn eigen Eries by of koopt ze voor hem, en berekent by alle een middenkoers. Hy sluit, gelyk men dat noemt, de orders van zyn klanten in mekaar. Lagen de 10 van no. 1 in prolongatie en blyven de 12 van no. 2 ook in prolongatie liggen, dan heeft er niets anders plaats, dan dat die fondsen, die met hoopen andere in den kelder van De Waert liggen, | |||||||||
[pagina 80]
| |||||||||
door middel van eenige formaliteiten in zyn boeken van den eenen klant op den anderen worden overgeschreven. Dit igeschiedt dagelyks en in het groot by alle banken, bankiers en commissionnairs. Van een handelsstandpunt is er ook, in het algemeen gesproken, niets tegen. Brengt dit een en ander de dagelyksche winsten van een kantoor als dat van De Waert & Co. aan, verreweg het grootste deel van hetgeen hy in den loop der jaren heeft byeengegaard, is voortgesproten uit het aan de markt brengen van Amerikaansche waarden. Dit was van jongs af, sedert zyn leertyd in Amerika voorby was, zyn byzondere branche geweest. Sporen, industrieele waarden, mynen, hy heeft emissie na emissie over den oceaan doen komen; de meeste, al werden ze tegen hooge koersen aan de markt gebracht, waren geen penning waard en verdwenen in eenige jaren van de beursnoteerinig. Want De Waert's geweten heeft een huid als een rhinpceros; wat hy brengt, is hem volmaakt onverschillig, als hy maar verdient. Vaak komt het voor, dat de zaak hem te vuil is, om er zyn naam by te durven noemen; dan heeft hy zyn kleine mannetjes, die ze ter beurze voor hem introduceeren. Wel moet zoo'n emissie door het Bestuur der Vereeniging van den Effectenhandel worden toegelaten, en moet daarom een prospectus met bescheiden worden ingezonden en goedgekeurd. Maar dat is uit den aard der zaak een niets beteekenende formaliteit; want dat Bestuur kan immers met geen mogelykheid nagaan, of de cyfers en de verhalen, die er op zoo'n prospectus staan, absoluut gelogen of grof gelogen of | |||||||||
[pagina 81]
| |||||||||
in byzonder eerlyke gevallen slechts voor de helft gelogen zyn. Voor Amerikaansche waarden, die De Waert aan de markt bracht, had hy bovendien een adminsitratiekantoor. Een administratie-kantoor als dat van De Waert is een instelling, waar Amerikaansche fondsen worden gedeponeerd en waar men daarvoor ontvangt een Nederlandsch certificaat. Het Amerikaansch papier wordt dus vervangen door een Nederlandsch papier, aan welke kunstbewerking de Nederlander zyn eigendom wel moet onderwerpen, daar op de beurs alleen die certificaten verhandeld worden. Voor dit deponeeren en aanmaken van certificaten betaalt men, en als men zulke fondsen weer in het buitenland wil verkoopen, moet men weer naar het administratie-kantoor om er weer een Amerikaansch papier voor te ontvangen. En men betaalt weer. De heeren ontvangen dus twee maal geld, en daarvan leven ze en betalen er hun maintenées van en hun automobielen. Eén ding doen ze er ook voor - en dit is inderdaad een zeker gerief voor het publiek - namelyk zy ontvangen uit Amerika de opbrengst der fondsen en keeren die uit aan de Nederlandsche houders van certificaten. Maar noodig is dit volstrekt niet; in Londen b.v. bestaan geen administratie-kantoren, en de Engelschen ontvangen natuurlyk even goed de opbrengst hunner Amerikaansche waarden als de Nederlanders. Verder beweren de heeren, dat zy zoo nu en dan naar Amerika gaan ‘ter bescherming der Nederlandsche belangen’. Maar dit geschiedt heel in 't geheim; van een resultaat althans hoort men nooit. | |||||||||
[pagina 82]
| |||||||||
Gekheid ter zy: het is te mal om van te praten. Want de Harrimans en consorten lieten natuurlyk die Amsterdamsche kereltjes, die in vergelyking met hen maar mosterdjongens zyn, van hun kantoor smyten, als ze daar praatjes wouden komen maken over de Union Pacific of andere milliarden-zaken. Zoo'n administratie-kantoor is dus een tolhek, niet ongelyk aan een tolhek van de middeleeuwsche roofridders. Zoo'n roofridder zei: - Koopman, verder kom je niet met je waren op dezen weg; eerst moet je tol betalen. Den rechtsgrond wou je weten? Ik woon hier in de buurt. Zoo'n administratie-kantoor zegt: - Nederlander, die Amerikaansche papieren, die jy daar hebt, worden niet voor je op de beurs verkocht; eerst moet je by ons komen; wy maken er dan Nederlandsche van, en als je ze later weer naar het buitenland wilt sturen, kom je weer by ons; dan maken wy er weer Amerikaansche van. Den rechtsgrond wou je weten? Dat bevalt ons zoo; dat hebben wy zoo besloten onder mekaar, wy steunpilaren van den Amsterdamschen handel. Maar wees gerust; wy zyn heel solide; wy beloven jou en je kornuiten, die ook die dingetjes van ons hebben, vast en zeker, op onze eer en ons geweten, om kort te gaan by Harriman en Rockefeller, dat wy nooit valsche certificaten zullen maken; Want dat kan wel niemand nakyken, of wy valsche certificaten maken; dat kan wel niemand weten, of er niet hier of daar een van ons bezig is, door het maken van valsche certificaten van Amerikaansche waarden een catastrophe over Nederland te brengen, zooals er nog nooit een geweest is; maar in het algemeen genomen, op onze eer en ons geweten en zooals ik dat verder heb uitgedrukt, wy zyn eerlyke lui; | |||||||||
[pagina 83]
| |||||||||
wy dobbelen niet op de beurs; want die heeren van de beurs, mynheer, die zyn niet te vertrouwen; van een gewoon mensch zeg je: hy is niet te vertrouwen, zoolang je hem niet ziet, maar die zyn niet te vertrouwen, mynheer, al zie je ze ook. En daarom doen wy zelfs nooit zaken op de beurs, mynheer, nooit. De administratie-kantoren namelyk doen geen zaken op de beurs, wat een vertoon geeft van achtenswaardigheid. Als dan ook de commissionnairs Jansen Muller & Co. tevens een administratie-kantoor oprichten, dan geven zy daaraan den naam Muller Jansen & Co. Muller Jansen & Co. komt dan niet op de beurs, maar Jansen Muller & Co. natuurlyk wel. Het administratie - kantoor van De Waert heet Schouten Herreyns & Co. Wanneer thans terloops nog opgemerkt wordt, dat het huis De Waert & Co. ook arbitrage-zaken doet, dat wil zeggen aan de beurs te Amsterdam, wanneer de koersen daarvoor gunstig zyn, fondsen koopt, en die te New-York of te Londen weer verkoopt, of omgekeerd, dan is het duidelyk, dat er daar met den grooten toeloop van dobbelende clienten en de massa zaken heel wat te doen is. Op dien Januari-morgen hadden dan ook De Waert en zyn procuratiehouder Harlebeek nog heel wat aangelegenheden af te doen en te bespreken, toen een bediende binnenkwam en een kaartje overreikte aan De Waert. - Jezus, daar is de vent! - Wat is 't? vroeg Harlebeek. De Waert gaf hem het kaartje. - Ja, duivel, dat is saai. - Gaat u met my mee, zei De Waert; zoo iets is | |||||||||
[pagina 84]
| |||||||||
makkelyker met z'n tweeën dan alleen. En laten we in myn kamer gaan; een groote kamer, dat maakt meer indruk. Laat m'nheer in myn kamer, zei hy tot den bediende. Daar, in de ruime, hooge directiekamer, weelderig gemeubeld met veel rood tryp en veel goud, ging De Waert by een eikenhouten bureau zitten, Harlebeek in zyn nabyheid, en zy deden, of zy druk over een aangelegenheid zaten te praten, toen de ongelukkige man binnenkwam, die alles, wat hy bezat, op hun kantoor had verloren. Eekhout, heette hy, was administrateur op een plantage in Indië geweest, had wegens ziekte met vrouw en kinderen moeten repatrieeren. Een heel, heel klein vermogen, och, het was byna niets, een vyf en twintig duizend gulden, had hy met het harde werken, dat hem in de tropische hitte ziek had gemaakt, overgespaard. Daarvan moest hy met vrouw en kinderen leven. Dan wil je het graag goed beleggen, solide, natuurlyk solide, maar toch ook zoo, dat de rente, voor zoover dat met soliditeit gepaard kan gaan, hoog is. De Waert was hem aanbevolen; hy was naar hem toe gegaan, en die had juist een emissie van een nieuwe Amerikaansche zaak gehad. De heeren betalen dan het eerste jaar een hoog dividend uit; daaroip vliegen de aandeelen tegen hooge koeersen weg; de heeren zyn hun emissie kwyt en het publiek is zyn geld kwyt. Toen Eekhout dien eersten keer by hen kwam, hadden De Waert & Co. juist bekend gemaakt, dat het dividend het eerste jaar 5 pct. zou bedragen, en de aandeelen gingen dan ook uitstekend van de hand. Maar al lykt een zaak in den beginne goed, je kunt er toch nog altyd mee blyven zitten. Weg is | |||||||||
[pagina 85]
| |||||||||
weg, en toen Eekhout zyn raad kwam vragen, zei De Waert: - Wel, u komt als geroepen. Ik kan u juist nog eenige Pisangs, de Great Pisang Limited heet de maatschappy, voor de koers van 99 leveren. Binnenkort zullen ze veel hooger staan. Dat is naar menschelyke berekening 'n prachtig fonds; 5 pct. zult u zeggen, daar val je niet van om, maar 5 pct. en solide is beter dan 10 pct. en niet solide. Zeker, dit was Eekhout eens. Hy was in de eenzame kampongs, waar hy in Indië gewoond had, geen financier geworden; hy ging af, op wat die man hem daar zei. Hy had ook zyn 5 pct. het eerste jaar ontvangen, het tweede jaar drie, het derde éen. Thans waren zyn aandeelen niets meer waard; zyn vermogen was op; de man zat met vrouw en kinderen in de zwartste armoede. Leunend op een stok kwam hy voorover gebogen binnen, en De Waert en Harlebeek leefden op, toen zy in plaats van een scheldenden ruwen kerel een armen zieke voor zich zagen. - Gaat u zitten, m'nheer Eekhout, neemt u plaats, zei Harlebeek. Neen, liever hier; hier in deze stoel zit u makkelyker. U kwam zeker eens praten over de Great Pisang Limited. Ja, dat kwam hy. Hy begreep niet, hoe de heeren hem die dingen hadden kunnen aanraden. - Ho, ho! zei De Waert. U vergeet, dat ik gezegd heb, want dat moet ik ook tegen u gezegd hebben, die uitdrukking vergeet ik nooit in 'n gesprek met 'n client: naar menschelyke berekening is dat fonds goed. Naar menschelyke berekening! Maar 'n mensch kan zich vergissen. Ik ben geen god. Er werd verder gesproken, en Eekhout klaagde zyn | |||||||||
[pagina 86]
| |||||||||
nood, zyn nood van geen eten of drinken te hebben. En De Waert vond het een ellendig vervelend gesprek, dat gezeur van dien man over dat kale bedrag van een vyf en twintig mille, en die hem daarmee zyn tyd deed verkwisten, terwyl hy het zoo druk had. Maar gelukkig, daar werd geklopt; een bediende kwam binnen en reikte een kaartje over. - M'nheer Eekhout, neem me niet kwalyk, ik heb daar een conferentie, die geen opgenblik kan wachten; 't zyn eenige heeren, die met den trein weer naar Brussel moeten. Dag, m'nheer Eekhout! Dat brengen door den bediende van een gefingeerd kaartje was een middel, dat hy dikwyls gebruikte om Van een vervelend gesprek af te komen, en toen daar straks de bediende Eekhout had binnengelaten, had hy hem den noodigen wenk gegeven. In de gang zei hy tot hem: - Geef m'nheer Harlebeek 'n wenk, dat hy by my komt. En als die m'nheer dan nog niet gaat, praat jy hem dan maar uit het kantoor. - Nu, duivel, dat heeft ons leelyk opgehouden, zei De Waert tot Harlebeek, toen die kwam; nu snel aan het werk. Want inmiddels waren in dit vroege morgenuur in de hal van de bank, gelyk gewoonlyk, tal van clienten verschenen, en dat geeft arbeid. Thans kwam ook Dries Corbelyn van de straat de stoep op. Sedert hem de idee was gekomen, of hy toch ook niet eens zou trachten, op de beurs wat voor vrouw en kinderen te verdienen, had hy telkens weer, heele dagen lang, daarover gemymerd. Hy had er met zyn vrouw over gesproken; die was er in den beginne | |||||||||
[pagina 87]
| |||||||||
sterk tegen geweest, maar Dries had haar voorbeelden verteld van lui, die, naar men beweerde, op de beurs ryk waren geworden, en zoo was zy langzamerhand zachter gestemd. Corbelyn was begonnen, de kberslysten na te gaan; 's avonds, als de krant was gekomen, zat hy in de effectenlyst te kyken en maakte berekeningen. - Zie je, Christiane, zei hy, als ik nu gisteren Unions gekocht had, toen stonden ze 173⅝, en als ik die vandaag verkocht had, nu staan ze 176, dan had ik 'n heele duit kunnen verdienen. Natuurlyk moet je dan 'n heele hoop koopen. - Maar dan zou je al ons geld daar in moeten steken. - Neen, want je beleent ze weer. En hy legde haar uit, wat prolongatie is. - Maar, vervolgde hy, lastig is het. Want had ik niet gisteren maar vier dagen vroeger die Unions gekocht, toen stonden ze 180⅜, dan had ik leelyk verloren. Enfin, dan had ik ze ook vandaag niet verkocht. Maar gevaar is er by! Gevaar is er by! En toch, ik moet wat doen! Wy teren in. Wy kunnen zoo niet verder leven. - Spreek er in elk geval, als je 't doen wilt, eerst goed met Arend over. Ja, ja, zeker! Dat zou hy doen! En daarom was hy dan ook gisteren naar broer Arend gegaan. - Ten eerste, had die geantwoord, terwyl hy zenuwachtig met de vingers op de tafel trommelde, de beenen over mekander wierp ein neus en mond schuin in de hoogte naar links trok, ten eerste koop ik voor familieleden niet op speculatie. Want als het dan tegenloopt, is dat te onaangenaam. Maar ik zal je 'n | |||||||||
[pagina 88]
| |||||||||
brief meegeven aan De Waert & Co. Daar vraag je naar m'nheer Harlebeek, je geeft hem den brief, en die zal je, omdat je nVn broer bent, oingetwyfekl goeden raad geven. Maar dan ten tweede - trouwens, dat zal Harlebeek je ook zeggen - nooit locale fondsen nemen. - Ja, zoo iets heb ik ook al eens in 'n financieel blad gelezen. - Geen tabakken, Indische sporen en dergelyke dingen; daarin is maar 'n kleine markt em daarin kan dus te veel geknoeid worden. Als je wilt speculeeren, neem dan altyd iets van de breede markt, Amerikanen en dergelyke. Daarvoor zyn de koersen van New-York toonaangevend. - Kunnen ze daarin dan niet knoeien? - Hier niet van beteekenis. Wel in New-York. De groote oomes. Maar hier niet. Het onderscheid tusschen locale fondsen en de breede markt, waarover hy eens gelezen had, scheen dus maar een geographisch onderscheid te zyn. Met zware schoenen ging Dries op weg naar het kantoor van De Waert. Of zou hy het niet doen? Als-i eens verloor! Als-i eens het weinige, dat hy nog had, verloor! Kom, kom, weg met dat getreuzel! De heer Harlebeek, had Arend gezegd, zou hem goeden raad geven. En bovendien, hy kon toch hooren, wat die m'nheer zei. En dan kon hy immers nog eens overleggen. Misschien - ja, dat was zoo'n gek idee niet - hy kon het eens heel in 't klein probeeren; dan kryg je er wat kyk op. 't Was iets heelemaal nieuws voor hem; daarom moest-i maken, dat-i er wat kyk op kreeg. Dries Corbelyn was de stoep opgegaan en trad uit | |||||||||
[pagina 89]
| |||||||||
de vestibule door een dubbele glazen deur in de hal van het bankiershuis De Waert & Co. Het was een langwerpige hal, met aan de wanden loketten voor de verschillende afdeelingen, waarop, in goud op zwart, te lezen stond: ‘Kassa’, ‘Effecten’, ‘Coupons’, ‘Wissels’, ‘Deposito's’. In het midden der hal stond een lange tafel of liever een aaneenschakeling van door lage beschotten afgedeelde schryftafels, waar schryfgereedschap stond en waar ook couranten ter lezing lagen. Er waren reeds veel bezoekers. Sommigen stonden voor de loketten en spraken met de daar werkzame bedienden; anderen zaten by de schryftafels en vulden formulieren in of wachtten op het een of ander, dat voor hen in gereedheid werd gebracht. Corbelyn had aan den portier zyn brief voor den heer Harlebeek afgegeven; na een kwartier wachtens, want Harlebeek had iemand by zich, werd hy verzocht binnen te komen. - M'nheer Corbelyn, zeer aangenaam kennis te maken; neemt u plaats, zei Harlebeek. Ik heb het schryven van uw broer gelezen, en het zal my hoogst aangenaam zyn, 'n broer van m'n vriend Corbelyn goeden raad te geven. Natuurlyk, men geeft altyd raad naar z'n beste weten, maar het spreekt van zelf, als het den broer van 'n vriend betreft, 'n mensch is 'n mensch, dan doet men dubbele moeite. Inderdaad was hy van plan, in dit geval goeden raad te geven. - Eigenlyk moet ik, vervolgde hy, om in den geest, zooals uw broer schryft, in elk opzicht uw raadsman, zoo te zeggen uw leidsman te kunnen zyn, beginnen met 'n indiscretie. Wanneer iemand vraagt: kan ik speculeeren? dan is de goede wedervraag: hoeveel | |||||||||
[pagina 90]
| |||||||||
van uw vermogen kunt u riskeeren zonder door het verlies er van ongelukkig te worden? Neem aan, dat iemand drie ton bezit en dat-i zegt: ik leef zóo, dat ik aan de rente van twee en 'n halve toto genoeg heb, dan kan hy, als hy wil, vyftig duizend gulden riskeeren. Verliest-i dat, dan hoeft-i althans zyn leefwyze niet te veranderen. Nu weet ik niet, of u, m'nheer Corbelyn, tegenover 'n wild vreemde, zooals ik voor u ben, lust hebt, uw geldelyken toestand bloot te leggen... - Ik kom by u om raad, antwoordde Corbelyn, en dan zou ik dom zyn, als ik dergelyke bezwaren had. En hy vertelde, hoe hy veel geld verloren had in zyn fabriek, hoe hy thans moest leven van de tachtig duizend gulden, die hy nog had. - U maakt het my niet gemakkelyk, antwoordde Harlebeek. Myn antwoord moet eigenlyk zyn: in uw positie moet men heelemaal niet speculeeren. En daar staat dan weer tegenover, dat men juist in uw positie graag wat verdienen wil. Maar éen ding is zeker: zooals thans de toestand op de markt is, is er maar éen antwoord mogelyk: op het oogenblik mag u niets riskeeren. De fondsen dalen, dalen. Langzaam, maar zy dalen. En er zyn teekenen daar ginds in Amerika, die er op duiden, dat dit nog wel eenigen tyd aan kan houden. Wat ook met geen mogelykheid zeker te zeggen is, want de toestand is eenvoudig allerbelabberdst; speculeeren a la baisse is evengoed waag-halzery op dit oogenblik. Nu kan er evenwel 'n tyd komen, dat men aan kan nemen, dat die daling het laagste punt vry wel bereikt heeft. Dan zyn er koopjes te halen. Wie dan, koopt, wint natuurlyk by de daarop volgende hoogere koersen. Om te resumeeren is m'n raad: thans niets doen, maar wanneer ik later denk, | |||||||||
[pagina 91]
| |||||||||
dat er voor u iets te doen zou kunnen zyn, zal ik de vryheid nemen, u 'n briefje te schryven en u verzoeken, by my te komen. Wy kunnen dan een en ander nog eens bespreken, en dan moet ik, na mynerzyds m'n meening gezegd te hebben, het aan u overlaten, of u het wagen wilt. Nu, dat vond de heer Corbelyn natuurlyk heel goed; hy zou dan afwachten, totdat-i bericht kreeg. - Ik zal het noteeren, antwoordde Harlebeek, en schreef iets op een bloknoot, en u hoeft, als het soms 'n poosje duren mocht, niet te denken, dat ik u vergeten heb; hier wordt niets vergeten. Met vluggen, luchtigen tred ging Corbelyn de stoep van het dobbelhuis af, die hy met zware schoenen was opgegaan: voorloopig dus hoefde hy nog niet te speculeeren; het was hem als de bevryding van een groote zorg. En toen zyn vrouw, die hem met de koffie wachtte, nadat hy tehuis was gekomen, begeerig vroeg naar het nieuws dat hy bracht, en hy haar een en ander verteld had, lag er een glimlach van tevredenheid op zyn gelaat, toen hy besloot met de woorden: - Dus nog wachten! Nog wat wachten! |
|