Oost-Groningen
(1940)–M.D. Ozinga– Auteursrecht onbekend
[pagina 229]
| |
't Zand.De gemeente omvat de kerkdorpen Enum, Leermens, Oosterwijtwerd,Ga naar margenoot+ 't Zand en Zeerijp, alsmede o.a. het gehucht Zijldijk. | |
Enum.De NED. HERVORMDE KERK, eertijds R.-K. kerk, en haar toren behoorenGa naar margenoot+ aan de Ned. Herv. gemeente. literatuur. joosting, blz. 54. - brucherus, blz. 87/8. - Teg. Staat, blz. 355. -Ga naar margenoot+ van der aa, IV (1843), blz. 63/4. - Grafschr., blz. 74/5. - Avm. zilver, blz. 12/3. - Gron. Volksalm., 1894, blz. 217. De kerk ligt vrij op het rondom afgegraven overblijfsel eener hooge wierde.Ga naar margenoot+ Zij is georiënteerd met een afwijking van 7o naar het Noorden. De kerk (afb. 84) is in den huidigen vorm een rechthoekig gebouw met ruwGa naar margenoot+ ingebroken groote rondboogvensters onder een naar het Oosten afgewolfd zadeldak, dat uit- en inwendig zeer is gewijzigd. Tegen den westgevel zijn de zijmuren van den toren aangebouwd, op welks oostwand de moet van een wat steiler kerkdak zichtbaar is. De sluitmuur beteekent duidelijk een latere dichting. De afmetingen der kerk bedragen binnenswerks 16,35 M. (in de as) bij 8,05-8,30 M.; de dikte der oorspronkelijke muren circa 95 cM. Het muurwerk gaat op tot 6,10 M. en toont aan de zijkanten op resp. 4,20 en 3,70 M. (het verschil wordt veroorzaakt door de verzakking naar het Zuiden) een uitwendige versnijding, die oorspronkelijk wellicht lager aanving. De zijden van den naar het Westen hellenden toren springen ruim 3,90 M. voor de kerk uit, de frontbreedte bedraagt ruim 5 M. Zijn 1 M. dikke muren reiken tot 15,50 M., de totale hoogte van den toren beloopt 25 M., alles uit den vloer gemeten. | |
[pagina 230]
| |
De kerk is opgetrokken in baksteen van 29 (een enkele maal 30) × 8 à 9 cM., 10 lagen 91 cM., de toren in steen van 27 × 5,5 cM. In de terugliggende bovenzône van de zijmuren der kerk, die waarschijnlijk doorloopende spaarvelden vormden door middel van insluitende lisenen ofAfb. 84. Enum. Ned. Herv. kerk. Plattegrond en doorsneden.
muurdammen, teekenen zich vooral aan de noordzijde meer of minder duidelijk eenige rondboogvenstertjes af, wier benedenaanzet schijnbaar ietwat onder de huidige versnijding viel. De kerk wordt nu verlicht door ruw in deze muren gebroken groote vensters. De kerk is thans toegankelijk door den lateren korfbogigen ingang binnen een hooge spitsboognis, aan de zuidzijde van het westelijk schipgedeelte; aan de noordzijde daarvan bevindt zich een gelijke nis met gedichten doorgang. Oorspronkelijke rondbogige ingangen teekenen zich nog af in den westmuur (in de torenruimte), waarboven een origineel langwerpig rondboogvenstertje, en in het midden van den zuidelijken schipwand. Ga naar margenoot+ Het inwendige, dat blijkens onregelmatigheden in de muren mogelijk overwelfd is geweest, wordt overdekt door een modern vlak houten plafond. Ga naar margenoot+ De toren is een vlakopgaand bouwwerk, dat door een van het vier- tot het achtkant overgaande naaldspits wordt afgesloten. Aan de zuidzijde bevindt zich een spitsbogige ingangsnis met een flauw spitsbogigen ingang, waarboven de voorgenoemde gedenksteen; in het bovengedeelte van den romp aan iedere zijde een rondbogig galmgat. De houten klokkestoel in den toren dateert uit 1789.
De kerk bezit:
Ga naar margenoot+ Geverfden preekstoel, de kuip versierd met boogpaneelen (in het middelste daarvan het jaartal 1654, trap later). | |
[pagina 231]
| |
Orgel, met in de 19de eeuw blijkbaar geheel gemoderniseerd front. De tribuneGa naar margenoot+ bezit nog twee paneelen, waarin de gesneden wapens-Alberda - Jarges en -Horenken-Isselmuden en daaronder: hoc organum cura nobilissimi viri in enum toparcha reindt alberda hovetmanni eiusque generosissimae uxoris johannae horenken in dei gloriam factum anno 1704. Vertimmerde banken met twee opengewerkte rugbekroningen en gesnedenGa naar margenoot+ voorschot, waarop de wapens-Lewe-Coenders (XVIIc); verscheidene banken met eenvoudige zijschotten (XVIIc). Eenvoudigen graf- of gedenksteen, hoog 56,5 en breed 90 cM., voor denGa naar margenoot+ collator en ambachtsheer Reindt Alberda († 1724), thans in den sluitwand onder den preekstoel ingemetseld, doch uit het vroegere koor afkomstig; voorts zerk voor ds. Hermannus Wiardi († 1685), onder het orgel. Koperen kroontje (± 1700), zes-lichts.Ga naar margenoot+ Schotel, blijkens opschrift in 1762 geschonken door Willem van In- en KniphuizenGa naar margenoot+ en zijn vrouw Johanna Alberda en met hun wapens versierd, in middellijn 29,3 cM. en gemerkt 7/O LvG (Groningen, L.v. Giffen); een beker met gelijke merken en opschrift bevindt zich in het Museum te Groningen. Voorts kleine zilveren bel met dezelfde wapens, hoog 5 cM. en eveneens gemerkt L.v.G. In den toren hangt een klok, in middellijn 97 en hoog 83 + 18 cM., met unciaalopschrift:Ga naar margenoot+ ao di moccccox sub dno siabbrando hermannus me fecit. | |
Leermens.De NED. HERVORMDE KERK, eertijds gewijd aan den H. Donatus, enGa naar margenoot+ haar dakruiter behooren aan de Ned. Herv. gemeente. literatuur. joosting, blz. 55. - Teg. Staat, blz. 353. - Beantw. Vragen CommissieGa naar margenoot+ van Onderwijs (Ms.). - kremer-westendorp, blz. 343/4. van der aa, VII (1846), blz. 111/2. - volkmann, Kloster Sonnenkamp, S. 107 fg. - Grafschr., blz. 165. - Avm. zilver, blz. 36/7 m. afb. n. nateekening van beker. - Bijdragen, II, blz. 325. - Gron. Volksalm., 1928, blz. 56. - Kerkerekeningen 1772-1885. | |
[pagina 232]
| |
Afb. 85. Leermens. Ned. Herv. kerk. Plattegronden, oostaanzicht, lengte- en dwarsdoorsneden.
konde niet wel anders het nieuwe beschot gemaakt worden’. Dat het geheele westelijke kerkgedeelte gesloopt werd, blijkt ook uit een post van 6 Juli 1822 ‘meester Veendijk voor tweemalen de kerk laten uitveegen, zijnde door afbraak vol stof geworden 12 st.’ Tevens werd de groote klok ‘uit het torengebouw’ verkocht, met goedvinden van Gedeputeerden der Provincie bij resolutie van 8 Juli 1822. Op 22 Maart 1823 werd voor ‘vullen der oude torengaten’ nog 11,5 gl. uitgegeven. Het werk was blijkbaar aanleiding tot een herziening van het interieur. Op 8 Sept. 1823 werd aan J.R. Dam wegens ‘bestekpenningen voor het maken van 26 nieuwe banken | |
[pagina 233]
| |
in de kerk’ 122 gl. betaald; het hout enz. werd daarbij uiteraard door de kerkvoogdij verschaft. Voor ‘vertimmering’ van het nieuwe daktorentje werd in 1877 nog f 739,545 besteed.De kerk ligt vrij te midden van een ruim kerkhofGa naar margenoot+ Afb. 86. Leermens. Ned. Herv. kerk. Aanzicht uit het O.
op het hoogste deel der ten deele afgegraven dorpswierde. Zij is georiënteerd met een afwijking van 12o naar het Noorden. De kerk (afb. 85) bestaat thans uit een schip,Ga naar margenoot+ een dwarspand met ondiepe en niet zeer breede armen, en een onderkelderde rechthoekige koortravee. Binnenswerks bedraagt de huidige lengte inGa naar margenoot+ de as 26,30 M., de breedte over schip, dwarspand en koor resp. 6,20-6,30 M., 13,40 en 6,78 M.; de dikte der muren is onderscheidenlijk circa 0,90 M., 0,80-0,90 en 1 M. De hoogte van het muurwerk beloopt 6,70 M., de daknok ligt op 13,60 M., uit den vloer gemeten. Het schip is opgetrokken in tufsteen van 32 à 34 × 9 cM., het dwarspandGa naar margenoot+ van 38 × 9 cM. Beide zijn herhaaldelijk opgelapt met baksteen en wel eerst met moppen, en daarna met kleine handvormsteen, waarmede ook de topgevel van dwarsarmen en koor zijn afgedekt. Bovendien is de westgevel van het schip herbouwd in baksteen van 29 × 7 à 8 cM., 10 lagen 88 cM. Ook de draagsteentjes van- en de lagen metselwerk benevens afsluitende lijsten boven de friezen der zijmuren van het schip en den oostmuur van den zuiderdwarsarm bestaan uit dat laatste baksteenmateriaal. Het koor is gemetseld in baksteen van 31 à 32 × 14,5 × 8 à 9 cM., 10 lagen 96 à 97 cM. De kapiteeltjes der kolonnetten uitwendig bestaan uit tuf. | |
[pagina 234]
| |
Ga naar margenoot+ De kerk is met vrij steile zadeldaken gedekt, ten behoeve waarvan de topgevels van dwarsarmen en koor verhoogd zijn door ze van afdekkende vlechtingen in baksteen te voorzien. Ga naar margenoot+ Het gebouw is toegankelijk door een ingang in den herbouwden westwand en het korfbogige geprofileerde poortje in den zuiderdwarsarm. Een gedichte oude, door een segmentboog gedekte ingang bevindt zich aan het westeinde van den noorderschipmuur. Ga naar margenoot+ De zijmuren van het schip toonen in hun bovendeel een versnijding, waardoor als het ware doorgaande, door een rondboogfries afgesloten spaarvelden zijn ontstaan. Boven deze versnijding teekent zich aan de zuidzijde een oorspronkelijk rondboogvenstertje af. Overigens zijn in de zijmuren van het schip en de dwarspandfronten groote vensters gebroken. Ga naar margenoot+ Het boogfries van de zijgevels der dwarsarmen, dat behalve aan de gewijzigde westzijde van den noorderarm nog aanwezig is, ligt ietwat hooger dan dat van het schip. Verdere aanwijzingen voor het verschil in bouwtijd zijn het feit, dat inwendig de uiteinden der schipmuren afgehakt schijnen en zich losscheuren van de aansluitende westmuren der dwarsarmen. In het noorder-dwarspandfront, dat ietwat gaver bewaard is dan het zuider, zijn twee gedichte rondboogvenstertjes te weerszijden van het gewijzigde of in zijn geheel latere middenvenster nawijsbaar. Het oorspronkelijk deel van den top heeft hier een spaarveld, dat afgedekt wordt door een klimmend fries. Het zuiderfront (pl. LXXXV) bevat slechts twee stukken spaarveld, die door een tandlijst worden afgesloten en onder het oostelijke waarvan een moet van een vroegere, weinig duidelijke opening aanwezig is. Hooger in den top bevindt zich een muizentand. In de oostelijke zijgevels vertoonen de dwarsarmen een laag zittende gedichte sleufvormige vensteropening. Ga naar margenoot+ Het rechtopgaande muurwerk der koortravee (afb. 85 en pl. LXXXV) toont een doorgaande behandeling. De wanden worden geleed door vijf van den grond opgaande langwerpig-smalle rondboognissen, gescheiden door kolonnetten met lijstkapiteeltjes. Daarbinnen bevinden zich smallere nissen, die een groep van drie omkraalde vensters met rechthoekige imposten of terzijde bij de sluitingshoeken vlechtwerk bevatten. In de zijwanden zijn een paar vensters naar beneden doorgetrokken en is het oostelijk aan den noordkant gedicht. De sluitgeveltop wordt verlevendigd door soortgelijke omkraalde nissen met rechthoekige imposten, waarin verschillend gevormde vlechtingen, en wel door drie hooge rondboognissen in het midden met lagere terzijde. Als afsluiting heeft deze top een driehoekig veld, dat door rondstaven ruitvormig is opgedeeld. Ga naar margenoot+ Onder de balkzoldering van schip, kruising en dwarsarmen (afb. 85 en pl. LXXXVI) is een vlak houten plafond gespijkerd. Sporen van vroegere gewelven zijn niet zichtbaar. De dwarsarmen openen zich naar de kruising met - allerwaarschijnlijkst later geslagen - scherp spitsbogige scheibogen, die op kraagsteenen aanvangen. De lage vensteropeningen in de oostwanden der | |
[pagina 235]
| |
dwarssarmen liggen binnen wijde spaarnissen, waarvan de rondboog in den noordarm wordt afgesneden door den scheiboog met de kruising. Het venstertje in den zuidarm wordt oversneden door het koepelachtige gewelf der tribune of wel overgebleven oxaal-gedeelte langs den oostwand. Deze tribune rust aan de voorzijde op een rondboog, gesteund door een muurpijler en zuil met vroeg-gothisch kapiteel. Van de borstwering, die aanvangt boven een breede halfrond uitgemetselde lijst, is het grootste deel met twee rechthoekige spaarvelden bewaard gebleven. Het meloenvormige koepelgewelf der koortravee is gespannen tusschen den flauw-spitsbogigen triomphboog met kraalprofielen en van den grond opgaande muralen van gelijken vorm. Dit halfsteensgewelf heeft acht ronde ribben, die vergaard zijn in een ruimen sluitring, waarbinnen een rozet van rondstaven beschreven is. Van de gewelfvelden toonen er twee liggend- en twee staand vischgraatverband, twee rechthoekige vlechtingen en zijn tenslotte twee rondgaand gemetseld. Het koor is bevloerd met afgesleten, oorspronkelijk geelgroen en zwart verglaasde plavuizen van 13 cM. in het vierkant. Onder het koor bevindt zich een grafkelder, die door vier pijlers in een smallen middenbeuk en breedere zijbeuken wordt verdeeld, welke alle met zeer gedrukte koepelgewelfjes zijn gedekt.
De kerk bezit:
Preekstoel (XVIIc, trap en klankbord in den huidigen vorm later) op modernGa naar margenoot+ gemetseld voetstuk. De kuip wordt geleed door vrijstaande getorste Korinthische zuiltjes op de hoeken en daartusschen velden met kussenpaneelen, waarin siertrossen. Twee gestoelten met achterschot, versierd door uitgezaagde vaasvormen metGa naar margenoot+ afhangende trossen (XIX A). Zilveren beker, hoog 21,6 cM. en gemerkt 3/F (Groningen 1661) en metGa naar margenoot+ onduidelijk meesterteeken (pl. XCVII, 3). Deze is versierd met de genoemde gegraveerde voorstelling der kerk en graveerwerk om den rand der kelk, die beneden een gevlochten band bezit, waaronder de voet gedreven ornament vertoont. Voorts twee oude tinnen bordjes, in middellijn 24,6 cM. In den daktoren hangt een klok, in middellijn 66 en hoog 59 + 14 cM., metGa naar margenoot+ opschrift: in de jaere 1710 heb(be)n de heeren collatoren van leermens dese klocke laten gieten wanner popke eeuwes en klaes harmens kerckvoogden waren - tittie goossens me fudit.
Koren- en pelmolen, gebouwd in 1853, in de plaats van een standerdmolenGa naar margenoot+ van vóór 1628. Achtkante bovenkruier met stelling, geasphalteerd hout op gelijk houten onderstuk en kap. Bij den molen staat nog de oude ‘sarrieshut’ - de woning van den ambtenaar, belast met het toezicht op de belasting op het gemaal - thans eigendom van de gemeente 't Zandt. | |
[pagina 236]
| |
Oosterwijtwerd.Ga naar margenoot+ De NED. HERVORMDE KERK, eertijds gewijd aan O.L. Vrouw, en haar dakruiter behooren aan de Ned. Herv. gemeente. Ga naar margenoot+ literatuur. joosting, blz. 55. - brucherus, blz. 98/100, - Teg. Staat, blz. 353/4. - Beantw. Vragen Commissie van Onderwijs (Ms.) - van der aa, VIII (1846), blz. 538/40. - Grafschr., blz. 279/82. - Avm. zilver, blz. 59. - Bijdragen II, blz. 325. - Gron. Volksalm., 1895, blz. 139. - De Ned. Leeuw, 1935, kol. 17/8. Ga naar margenoot+ De kerk (afb. 87 en pl. LXXXVII, 2) is een eenbeukig gebouw met ietwat inspringende en hoogere halfronde koorsluiting onder één zadeldak, met vernieuwd klokkespitsje op het westeinde. Ze is binnenswerks in de as 21,40 M. lang en over het rechte gedeelte 7,93 M. breed. De muurdikte bedraagt circa 1 M. De gebruikte baksteen meet 31 × 9 cM., 10 lagen 1,01-1,015 M. Toegang verleent thans enkel een rondbogige westingang met uitgekraagde deklijst om den boog, waarboven het zandsteenen wapen-Ripperda; inwendig is de doorgang met een keperboog gedekt. In het westelijk deel van den noorderschipmuur is nog een omkraalde rondbogige ingang met gelijke deklijst zichtbaar, die inwendig binnen een vrij hooge rondboognis is besloten. Ook bevat de westhelft van den zuidermuur nog een moet van een voormaligen ingang. Het bovendeel der zijmuren vertoont op ± 3,5 M. uit den grond een versnijding, zoodat doorloopende spaarvelden ontstaan. Daarbinnen lagen de oorspronkelijke rondboogvenstertjes, blijkens het intacte aan den oostkant en het gedichte aan den westkant van den noordermuur. Aangezien deze venstertjes bijna tegen de daklijst stooten, mag men aannemen, dat de schipmuren eenigszins verlaagd zijn. Het interieur wordt thans verlicht door eenige ingebroken groote rondboogvensters. Boven den westingang ziet men de moet van een hoog venster, terwijl aan de zuidzijde nabij de sluiting de moet van een groot gedicht laatgothisch venster aanwezig is, waarvan aan den binnenkant nog de stijlen zichtbaar zijn. | |
[pagina 237]
| |
De koormuur bevat drie lager zittende oorspronkelijke rondboogvenstertjes, waarvan het middelste gedicht is terwille van den genoemden epitaaf. Het interieur (pl. LXXXVII, 1) wordt thans overdekt door een vlak houtenGa naar margenoot+ plafond, gespijkerd tegen een balkzoldering. De sluiting met het aansluitendeAfb. 87. Oosterwijtwerd. Ned. Herv. kerk. Plattegrond en doorsneden.
venstervak is afgedeeld door een eenvoudig balusterhek uit 1855, waarachter en waarboven bij de laatste herstelling een houten schotwerk is aangebracht. Het aldus afgescheiden, twee treden verhoogde koor heeft een vloer van ruitvormig gelegde Bremer tegels, van 50 × 50 cM. Onder het noordelijk venster bevindt zich een ondiepe en lage breede nis.
De kerk bezit:
Geverfden preekstoel (1666, blijkensGa naar margenoot+ jaartal op het klankbordfries), de kuip met barokke boogpaneelen tusschen gewonden zuiltjes. Twee der drie gedeelten van het oorspronkelijk doophek, met kleine balusters in het bovendeel, doen thans dienst als voorschotten van banken. Eenvoudige avondmaalstafel (XVII). Koperen doopbekken op grootendeels houten houder (1836). Gestoelte (XVII B) met gesnedenGa naar margenoot+ friezen en zijschotten, de op gewonden zuilen rustende overwelving der achterbank voorts met gesneden opzetstuk, waarin de alliantiewapens-Ripperda-Ripperda; fragmenten van gesneden banken (XVII B). Zandsteenen gemarmerde epitaaf voor Gijsbert Herman Ripperda († 1695),Ga naar margenoot+ opgericht door zijn echtgenoote Josina Maria en zijn dochter Margaretha Elisabeth Ripperda. De eigenlijke rouwtafel met hoekpilasters heeft een uitvoerig Latijnsch opschrift op draperie tusschen twee reeksen van acht kwartierwapens met helmteekens enz.; er boven zijn achtereenvolgens doodssymbolen aangebracht en het door griffioenen gehouden wapen-Ripperda onder helmteeken tegen een achtergrond van krijgsattributen. | |
[pagina 238]
| |
Ga naar margenoot+ Verscheidene zerken met wapens uit 1628±1807, ten deele onder den houten kerkvloer verborgen. Ga naar margenoot+ Geschilderde wapenborden voor Carel Victor Ripperda († 1686), Elisabeth Sophia Ripperda († 1695; in slechten staat en gerepareerd met onderdeelen van een ander bord), en voor Margaretha Elisabeth Ripperda (op den rand aetatis suae 71 obiit den 23 febr. 1738; het onduidelijke obiit 29 dec. 1719 op het paneel moet slaan op haar moeder Josina Maria Ripperda). Ga naar margenoot+ Groote koperen bolkroon (1837), tweemaal acht-lichts. Houten offerblok met beslag (XVII B), met afhangende siertrossen. Ga naar margenoot+ Gladden zilveren beker, hoog 16,5 cM. en gemerkt 3/N (Groningen 1668) M, met het gegraveerde wapen-Ripperda. Ga naar margenoot+ In den dakruiter hangt een klok, in middellijn 94 en hoog 80 + 17 cM., waarop staat: 1694 vigilate et orate deo confidentes piter vermaten tot amsterdam, en wel boven het wapen, dat gevierendeeld is Ripperda-Ripperda-Schade-Clant met hartschild-Ukena; daaronder leest men ao 1694 den 30 may is dese klocke gegoten door ordre van de hoogh edele welgebooren heer gijsbert harmen ripperda ende mevrouw vrouw josina maria ripperda heer ende vrouw van oosterwijtwert ende hellum met annexen &.
Ga naar margenoot+ Het huidige gasthuis uit 1879 bevat een stichtingssteen van het voorgaande gebouw op andere plaats, met opschrift: het diaconiegasthuis tot oosterwijtwert is gestigt door de vrou van dese heerleikheid. | |
't Zand.Ga naar margenoot+ De NED. HERVORMDE KERK, eertijds gewijd aan O.L. Vrouw, en haar toren behooren aan de Ned. Herv. gemeente. Ga naar margenoot+ literatuur. joosting, blz. 48. - brucherus, blz. 111/3. - Beantw. Vragen Commissie van Onderwijs (Ms.). - kremer-westendorp, blz. 339 e.v. - van der aa, XIII (1851), blz. 80/2. - feith, Borgen, blz. 68, 71/2, 83/4, 137/8. - Grafschr., blz. 446/61. - Avm. zilver, blz. 97. - Bijdragen, II, blz. 326. - Gron. Volksalm., 1938, blz. 200/1. | |
[pagina 239]
| |
De kerk heeft aan de noord- en zuidzijde gewezen kerkhofgedeelten naastGa naar margenoot+ zich en ligt aan oost- en westzijde tamelijk ingesloten. Zij is georiënteerd met een afwijking van 12o naar het Noorden. De toren staat ten Oosten vrij aan den rijweg. De kerk (afb. 88, pl. LXXXIX) bestaat uit een schip van vier rechthoekigeGa naar margenoot+ traveeën, waarvan de oostelijke oorspronkelijk het koor vormde, en een koor van een ondiepe travee met ruime driezijdige sluiting. Het koor is van de gewone preekkerk afgescheiden door een houten schot met glas in het bovengedeelte, dat in 1927 in behoorlijker vorm vernieuwd is; het dient als ruimte voor de avondmaalsviering en speciale samenkomsten. Tegen den westgevel staat een als bergplaats dienende aanbouw. De kerk is binnenswerks in de as 38,30 M. lang en zoowel over het schip alsGa naar margenoot+ over het koor 8 M. breed. De muurdikte bedraagt 1-1,05 M. De hoogte onder de gewelfkruin beloopt in het schip 10,40-10,55 M., die onder de gewelfsluitsteenen in het koor 9,60 M. Het rechte muurwerk van het schip gaat tegen 9 M. op, van het koor 10,20 M.; hun daknokken liggen resp. op 15,70 en 17,70 M., alles uit den vloer gerekend. Noord- en zuidzijde van den toren meten ± 9,35 M., west- en oostzijde ± 9,65 M. Het rechtopgaande gedeelte van het muurwerk - met een aanmerkelijke versnijding op 7,10 M. ten behoeve van de oplegging van den klokkestoel - reikt tot 17,60 M., de bol van den peervorm der spits ligt op 33,10 M. boven de omgeving. Het schip der kerk is opgetrokken in baksteen van 31 à 33 × 10 à 10,5 cM.,Ga naar margenoot+ 20 lagen 2,21 M. Van de later aangebrachte steunbeeren tegen den zuidgevel is de zuidelijke deels in steen van 25 × 12 × 5,5 cM. gemetseld, evenals de klaarblijkelijk vernieuwde geveltop; met deze steen zijn ook de voet van den noordmuur ter hoogte van 0,60-1 M. en zijn westelijke beer hersteld. De baksteen van het koor meet 30 × 8,5 à 9 cM., 20 lagen 2,04 M. De westelijke, boven het dak uitrijzende sluitgevel is echter vernieuwd in steen van 27 × 5,5 cM. en de zuidzijde is beklampt met steen van 26 × 5,5 cM. en 23 × 5 cM. De toren bestaat uit baksteen van 33 × 10 cM., 20 lagen 2,12 M. (inwendig tot 10,72 M.) of van 32,5 × 9,5 cM. 20 lagen 2,05 M. (inwendig hooger op en noordgevel). Uitwendig is zulks slechts aan de noordzijde zichtbaar, alsook aan de oostzijde; met uitzondering van den top, die ± 200 jaar geleden is beklampt met steen van 25 × 5,8 cM., 20 lagen 1,31 M. De zuidgevel is tot de galmgaten met diezelfde kleine steen bekleed, de westgevel met vernieuwden top in zijn geheel, behoudens enkele lagen aan den voet. Aan het schip komt uit- en inwendig geen natuursteen voor. Bij het koor is voor plintbanden, waterlijsten, steunbeerafdekkingen en de kapiteeltjes der schalken Bremersteen toegepast. Voorts heeft de toreningang aan de wegzijde waarschijnlijk latere zandsteenen imposten en boogsluitsteen, en vangt de oosttop aan boven een zandsteenen waterlijst. De schijnbaar aanwezige hoekblokken beteekenen een nabootsing in cement. | |
[pagina 240]
| |
Afb. 88. 't Zand. Ned. Herv. kerk. Plattegronden en doorsneden.
| |
[pagina 241]
| |
Afb. 89. 't Zand. Ned. Herv. kerk. Details.
De bekapping van schip en koor, waarvan de eerste in 1932 is vernieuwd, zijn belegd met pannen, het zadeldak en de spits van den toren met leien. Op de hoeken van den westelijkenGa naar margenoot+ schipmuur zijn zware beeren gesteld (vermoedelijk XV; afb. 89). De zijwanden van het schip, waarvan de zuidelijke sterker danAfb. 90. 't Zand. Toren bij de Ned. Herv. kerk.
de noordelijke door het ruw inbreken van groote spitsboogvensters geschonden en thans grootendeels achter een zware klimop-begroeiing verborgen is, worden versterkt door over het benedendeel steunbeersgewijs verzwaarde lisenen. Daartusschen verdeelt de decoratieve behandeling het muurwerk in twee zônes. Beneden bevinden zich telkens drie door de lisenen gescheiden spaarvelden, elk door twee flauwe spitsboogjes gesloten; de westelijke travee heeft slechts twee zulke velden, vanwege de spitsbogige ingangsnissen aan den oostkant, bij de noordelijke omkraalde waarvan de rondbogige doorgang werd gedicht. In het oostelijke spaarveld van de derde travee Nz. bevindt zich een klein omkraald spitsboognisje, vermoedelijk voor een verdwenen beeld. In de bovenzône bevatte elke travee in opzet telkens een smal omkraald rondboogvenstertje met ring-imposten, geflankeerd door breedere rondboognissen met verschillend gevormde vlechtingen. De beneden onversierde westelijke schipmuur en de tweede travee van het W. hadden echter twee smalle | |
[pagina 242]
| |
venstertjes met terzijde een even smalle nis. De in het muurvlak gewerkte afsluitende dubbele en enkele muizentand, die nu nog boven de gewelven aan den buitenkant der overgebleven gedeelten van den vroegeren oostelijken sluitmuur der vierde travee zichtbaar zijn, zullen ook bij de zijmuren aanwezig geweest, doch bij een herstelling verdwenen zijn. Het koor, dat bij de sluiting door zware eenmaal versneden beeren wordt versterkt (noordelijke en zuidelijke vernieuwd), heeft wijde en hooge spitsboogvensters, waarvan het noordoostelijke is gedicht. Op de plaats van het (steeds?) ontbrekende noordelijke zou een aanbouw aangesloten kunnen hebben, aan den oostkant gemetseld in verbinding met een weggebroken beer, waarvan de moet nog aanwezig is. Daarheen leidde dan de gedichte segmentvormig getoogde doorgang, die den indruk maakt van een binnenpoortje. Ter andere zijde schijnt later een ingang op dezelfde hoogte ingebroken. Ga naar margenoot+ De toren (afb. 90 en pl. LXXXIX) is een vrijwel vlakopgaand bouwwerk met zadeldak tusschen sluitgevels aan oost- en westzijde. Hij wordt bekroond door een houten spitsje, bestaande uit een open achtkante geleding en een naald, die afgesloten wordt door een peervorm. Aan oost- en westkant heeft hij een rondbogigen ingang, aan de binnenzijde gevat in een segmentbogige nis; boven zijn aan alle zijden hooge segmentvormige getoogde galmgaten aanwezig. Boven den rondbogigen westingang zijn de gedenksteenen ingemetseld. Op den oudsten staat onder de wapens der betrokkenen: ao 1714 is dese toorn nieus gerepareert door order van d'hoog welgebr. heer gerhard walrich heer van bolzyrsema als d.e. peter ewes en d.e. frikke reinders hoveling op ompta waren. De tweede steen in Lodewijk XV-omlijsting, draagt het opschrift: ao 1762 gerenoveert, als de heer a.h. berghuys rentmeester der stad groningen en de e. jacob gerrits kerkvoogden waren en hun wapens terzijde tegen de bovenhoeken. Ga naar margenoot+ De inwendige behandeling van het schip (afb. 88 en pl. LXXXVIII, 1) stemde zooveel mogelijk overeen met die aan de buitenzijde. Onder de vensterzône bevinden zich in de beide westelijke traveeën meest nog door smalle dammen gescheiden en met twee rondboogjes gedekte spaarvelden, behalve op de plaats der hier segmentvormig overtoogde en binnen een rondboognis gevatte ingangen. In de bovenzône worden evenzoo de oorspronkelijke venstertjes grootendeels nog geflankeerd door spaarvelden, die aan den buitenkant schuin zijn afgesneden terwille der muraalbogen. Het schip wordt namelijk overdekt door meloenvormige koepelgewelven, die voorzien zijn van acht, wat de diagonale betreft op rechthoekige uitsprongen rustende ronde ribben, met bij de samenkomst verschillend gevormde rozetten van rondstaven. De gewelfvelden hebben, naar op den kerkzolder zichtbaar is, afwisselend liggende dan wel staande vischgraat- of rechthoekige vlechtingen en rondgaand verband; dit met uitzondering van het vierde gewelf, dat overal | |
[pagina 243]
| |
door rechthoekige vlechtingen gevormd is. De gewelven zijn gevat tusschen flauw-spitsbogige muralen en gordelbogen, van welke laatste de voormalige triomphboog een rijkere profileering met rondstaven toont. De gordelboog tusschen de tweede en derde travee moet achteraf verzwaard zijn. Deze bogen rusten op beneden deels afgehakte muurpijlers, die in opzet eenvoudige kelkkapiteelen met nog volledig aanwezige halzen en ronde deklijsten bezaten. Bij het koor (afb. 88/9, pl. LXXXVIII, 2) liggen de vensters binnen van den grond opgaande nissen; aan de noordzijde is in plaats van het venster een nis aanwezig. De overwelving bestaat hier uit een vier- en zesdeelig kruisribgewelf op geprofileerde ribben, die tezamen met de hooge spitsbogige muralen en scheiboog gedragen worden door halfronde en vijfhoekig uitgemetselde schalken met holgeprofileerde lijstkapiteelen. Onder het ingekorte noordoostelijke venster bevindt zich een dichtgezette geprofileerde, met een kielboog gesloten nis, wellicht een voormalig sacramentshuisje. De vloer is om de grafzerken belegd met gele en groene plavuizen.
De kerk bezit:
Mahoniehouten preekstoel van vroeg 19e eeuwsch karakter, bestaande uitGa naar margenoot+ een vierkant onderstuk, waarop ronde, van zuiltjes en hoofdgestel voorziene kuip, en correspondeerend klankbord. De ontstaansdatum is af te leiden uit het feit, dat de kerkeraad op 5 Mei 1823 uit de diaconie-kas f 250 renteloos voorschot aan de kerkvoogdij gaf voor het aanschaffen van een nieuwen predikstoel. Eiken avondmaalstafel met fleschpooten (XVII). Orgel, het gesneden front en rugpositief met Lodewijk XVI-motieven (zijstukkenGa naar margenoot+ kas vermoedelijk later), op eenvoudige tribune, gedragen door gewonden zuilen. De geschiedenis blijkt uit het opschrift, in liggend ovaal onder draperie boven de speeltafel: 1791 is dit orgel verplaatst uit het midden der kerke en gerenoveert als de hoog. ed. gestr. heer hindrik van sysen oud raadshr. der stad gron., heer van onnema etc. en de heer jan ebels kerkvoogden waaren. j.h.s. wychgel pastor. Geverfde banken (XVII) en een bankenblok met op de bekroning van hetGa naar margenoot+ achterschot gesneden muziekattributen (XVIIId, wellicht van vroegere vleugelstukken der orgelkas?) en overigens met vazen en gezaagde versieringen (XIX A). Talrijke zerken, de oudste zandsteenen voor Johan Enthens († 156.) en eenGa naar margenoot+ Vrouwe Ompteda († 15..). Verder vele hardsteenen met wapens o.a. voor leden van het geslacht Ompteda en volgende hovelingen op Ompta, vooral uit het geslacht Alberda, zooals steenen voor Herman Ompteda († 1669) van 2,03 × 1,15 M. en voor Willem Alberda († 1702) van 1,98 bij 1,13 M. voor predikanten enz. Vijf enkele bankkandelaars, zonder onderpen hoog 12 cM. en een dubbelenGa naar margenoot+ (vermoedelijk XVIII); twee kaarsarmen zonder schroefdraad hoog 16, twee | |
[pagina 244]
| |
hoog 18 en nog twee hoog 27 cM. (pl. C, 3); voorts op het orgel twee kaarsarmen met lofwerk, hoog 42 cM. (XVIII). Ga naar margenoot+ Twee zilveren bekers, hoog 18,8 cM., in 1830 blijkens opschrift door E. Sypkes vervaardigd; twee oude tinnen borden, in middellijn 30,5 cM. (merken: IHR ineen, dubbele adelaar, tak met eikel. Ga naar margenoot+ In den klokkestoel van den toren hangt een klok, in middellijn 1,35 en hoog 1,12 + 0,27 M., met opschrift: clangorem quotiens nostrum sentis nicolai presulis auditor sis memor oro pii gerhardus de wou me fecit anno domini mccccci, waaronder in relief een afbeelding van den H. Nicolaas. In de spits bevindt zich een klokje, in middellijn 84 en hoog 70 + 19 cM., waarop: vigilate et orate deo confidentes &. gerhart schimmel me fecit 1693; daaronder het gedeelde wapen-Alberda-Ubbena en: joncker willem alberda heer op 't zandt. Volgens de statistiek der commissie van onderwijs zou de groote klok in 1821 uit Leermens gekomen zijn, blijkbaar bij gelegenheid der afbraak van den westbouw of westbouwachtigen toren aldaar. | |
Zeerijp.Ga naar margenoot+ De NED. HERVORMDE KERK, eertijds gewijd aan den H. Jacobus apostel, en haar vrijstaande toren behooren aan de Ned. Herv. gemeente. Ga naar margenoot+ literatuur. joosting, blz. 54. - brucherus, blz. 113/4. - kremer-westendorp, blz. 339. - van der aa, blz. 122/3. - vinhuizen, Kroniek, blz. 382 en 393. - feith, Borgen, blz. 115. - Grafschr., blz. 461/7. - Avm. zilver, blz. 98 m. afb. - Bijdragen, II, blz. 326. - Ned. Leeuw, 1934, kol. 355, 358, 360/2, 364; 1935, 18. Kerkerekeningen 1638-1815. | |
[pagina 245]
| |
pyramidale bekroning in 1834 werd aangebracht ter vervanging van een zeer hooge naaldspits, is dan ook ongetwijfeld juist. Zijn verdere mededeeling, dat de kerk in 1795’ uit hare eigene fondsen aanmerkelijk verbeterd en versierd(?), en met geheel nieuwe zitbanken voorzien werd’, klopt eveneens met de kerkerekeningen. In de jaren 1793/5 toch werden aanzienlijke bedragen aan het kerkgebouw ten koste gelegd. De toenmalige werkzaamheden met inbegrip van het maken der nieuwe banken vonden plaats door en onder leiding van den Groningschen meester H. Raammaker, en diens langen tijd ter plaatse verblijvende knechten. Tevens werd toen een klein deel van de kerkegracht gedempt voor het maken van den dam, waarop het monumentale toegangshek kwam te staan. De kerk ligt vrij op de middenstrook van een omgracht kerkhof, waartoeGa naar margenoot+ aan de noordoostzijde op den dam een hek met hardsteenen, door Lodewijk XVI vazen bekroonde palen toegang geeft. Het gebouw is georiënteerd met een afwijking van 10o naar het Noorden. Op den noordoosthoek van het kerkhof staat de toren, op weinige meters van de kerk en zonder axiaal verband met deze. De kerk (afb. 91) bestaat uit een schip van drie rechthoekige traveeën, eenGa naar margenoot+ nagenoeg vierkante kruising met ondiepe dwarsarmen, en een niet zeer diepe koortravee met door vijf tienhoekszijden omschreven sluiting. Op den zuidwesthoek van de kruising leidt een in den muur uitgespaarde spiltrap naar de bekapping. Tegen den westgevel is, vermoedelijk in de 17de eeuw, een zeer bescheiden schoolgebouwtje geplaatst. Inwendig is sinds tenminste 1640 het voor de avondmaalsviering dienende koor van de preekkerk afgescheiden; sedert ± 1890 door een schotwerk, waarboven een ijzeren raamwerk met glas. Hetzelfde werd in dat laatste jaar aangebracht boven het muurtje, dat de als portaal en bergplaats gebruikte noorderdwarsarm afscheidt. Binnenswerks is de kerk in de as 38,30 M. lang, en over schip, dwarspandGa naar margenoot+ en rechte koorgedeelte resp. ± 7,95 M., 16,40 en 8 M. breed. De muurdikte bedraagt ± 1,37 M.; de westmuur van den zuiderdwarsarm en de oostmuur van den noorderdwarsarm zijn echter wat dikker, de tegenovergelegen dwarsarmen wat dunner. De hoogte onder de gewelfkruin bedraagt in het schip 14,60 M. (de vloer der niet voor den dienst gebruikte westelijke travee ligt 20 cM. lager, zoodat die hoogte daar 14,80 M. is), in de kruising 14,90 M. en in het verhoogde koor 13,70 M. Het rechtopgaande muurwerk reikt tot 13 M., de daknok ligt 20,20 M. boven den schipvloer. De zijden van den toren meten 8,80 M., de muren zijn 2 M. dik. De hoogte van het opgaande muurwerk beloopt 23,40, die tot den pijnappel van het dakspitsje 34,75 M. Kerk en toren zijn opgetrokken uit baksteen van 33 × 9 à 9,5 cM., 10 lagenGa naar margenoot+ 1,015 M.; hier en daar zijn nog al wat herstellingen in kleinere steen uitgevoerd. Om de vensterbogen ligt een platte koppenlaag, waarvan de steenen om den ander bruin verglaasd zijn. Ook aan de vensterneggen zelve komen geglazuurde | |
[pagina 246]
| |
steenen voor. De toren heeft twee waterlijsten van zandsteen, welk materiaal bij de kerk alleen voor afdekking van beeren is gebezigd. De 48 cM. dikke muren van den aanbouw zijn gevormd uit baksteen van 30 × 14,5 × 6,5 cM.,
Afb. 91. Zeerijp. Ned. Herv. kerk. Plattegrond en lengtedoorsnede.
10 lagen 73 cM. De zeer oude bekapping der kerk bestaat uit eikenhout, de vroeg-19de eeuwsche van den toren blijkbaar uit afgekomen eikenhout van de vroegere 17de eeuwsche spits. Ga naar margenoot+ De kerk (afb. 91/93, pl. XC) is in O.W.-richting onder één zadeldak gebracht, waarbij de lagere zadeldaken der dwarsarmen aansluiten. | |
[pagina 247]
| |
Met rondstaven geprofileerde rondbogige ingangen, voorzien van ring- of rondlijst-imposten bevinden zich aan den oostkant der eerste schiptravee en in de fronten der dwarsarmen; de beide aan de zuidzijde zijn echter gedicht.
Afb. 92. Zeerijp. Ned. Herv. kerk. Dwarsdoorsneden.
De zijwanden van het schip en het koor zijn versterkt door driemaal versneden beeren, de dwarsarmen door lisenen; op de westhoeken van het schip staan iets lichtere dubbele beeren met twee versnijdingen. Tusschen het lisenenachtig topgedeelte der beeren loopt een geprofileerde daklijst, welke oorspronkelijk overal aanving boven een muizentand; zulks is door de er voor aangebrachte moderne goot slechts gebrekkig zichtbaar. Elk travee-vlak heeft een groot hoog spitsboogvenster met rijke rondstaafprofileering; dat in den westgevel is gedicht ten behoeve van den aanbouw. De smalle oostelijke zijgevels der dwarsarmen bevatten een kleiner gedicht spitsboogvenster, in den kop nog met afsluitenden driepas. De zuiderdwarspandtop (pl. XCII, 1) is opgelost in zeven, door smalle dammen gescheiden en met twee klimmende rondboogjes gedekte velden, die gevuld zijn met verschillend gevormd vlechtwerk; het middelste breedere veld is echter gedeeld door een zich splitsenden middenstijl. De noorder dwarspandtop heeft drie langgerekte spitsbogige nisvelden, geflankeerd door vier lagere omkraalde spitsboognissen, alle eveneens met vlechtingen; in den top is daar boven een muizentand een veld met ruitvlechtingen aanwezig. De toren (afb. 94 en pl. XC) is eenGa naar margenoot+ eenvoudig vlakopgaand bouwwerk met een afgeknot pyramidaal dak, waarop een open spitsje, die door een waterlijst in twee geledingen wordt verdeeld. De benedenste heeft aan noordwest- en zuidoostzijde hooge spitsbogige doorgangen, gevat binnen zeer hooge spitsboognissen; de bovenste aan dezelfde kanten drie en in de andere twee kleine spitsbogige galmgaten. De westelijke, naar den weg gekeerde zijde bevat | |
[pagina 248]
| |
Afb. 93. Zeerijp. Ned. Herv. kerk. Details.
den gedenksteen met opschrift: anno 1608 doe de / ed. ernst writzer ten / holten hoevelinck / lucas wiede marius pas / toer amptzo ewes und / rewinck bartolomeus / kerckvoogd in zeerijp is / dese toren nieus gerepar.; en daaronder op een steentje van 27 bij 26 cM.: dorch evert nitring. De open benedenruimte wordt overdekt door een ribloos kruisgewelf. De ruimte boven het gewelf toont scherpspitsbogige spaarnissen. Een in den noordwestelijken muur uitgespaarde trap leidt tot halfweg den tweeden zolder. De zijwanden van het schip, Afb. 94. Zeerijp. Toren bij de Ned. Herv. kerk. Plattegronden en doorsnede.
alsook de dwarspandwanden aan de westzijde en den oostkant der frontzijde worden beneden verlevendigd door gekoppelde, met twee rondboogjes gesloten spaarnissen. Vlak onder de ook aan de binnenzijde rijk geprofileerde vensters (afb. 93) hebben de zijmuren van het schip een forsche versnijding. De aldus ontstane vlakken worden omsloten door de muralen. In de sluitgevels bevinden zich naast het venster door de muralen segmentvormig afgesneden nissen. | |
[pagina 249]
| |
De dwarsarmen hebben aan de oostzijde een gedicht venster en aan de westzijde in plaats daarvan een groote spitsboognis. De kerk wordt overdekt (afb. 91/2 en pl. XCI) door hoogopgaande meloenvormigeGa naar margenoot+ koepelgewelven met acht in sluitringen samenkomende ribben, waarvan de diagonale rusten op van den grond opgaande schalken. Bij de kruising is binnen den ruimen ring een samengestelde rozet van rondstaven beschreven. De dwarsarmgewelven bezitten slechts vier ribben, de sluiting heeft een vijfdeelig gewelf, op oorspronkelijk alle van den grond opgaande ribschalken (pl. XCII, 2). De gewelfvelden zijn concentrisch gemetseld, behalve vier velden van het kruisingsgewelf, waarvan twee liggende en twee staande vischgraatvlechtingen toonen. De scherp spitsbogige muralen en gordelbogen gaan op van beneden deels afgehakte muurpijlers, die begeleid worden door kralen op kolonnetten, alle met halfronde kapiteellijsten.
De kerk bezit:
Geverfden preekstoel, de kuip op de hoeken met Geloof, Liefde, RechtvaardigheidGa naar margenoot+ en Voorzichtigheid symboliseerende vrouwefiguren, waartusschen barokke boogpaneelen. Op het fries onder de kuippaneelen staat het jaartal 1646. Het klankbord, dat door een baldakijn van voluten wordt afgesloten, heeft een rand van opzetstukken, waarin terzijde binnen een ovaal de wapens -Ripperda en - Van Borck en met obeliskbekroningen op de hoeken. Het ovaal aan de voorzijde bevat het opschrift: ao 1646 als de e. maurits ripperda de e.e. nicolaus van borck curatoren en meede collatore deser kerke en de e.w. gerhard averesch pastoor is dese predigstoel gemaakt. Blijkens de kerkerekening geschiedde zulks voor 34 daalders door mester Johan Elderkamp (ook Ellerkamp genoemd), die ook verder veel voor de kerk werkte. Zoo had hij omstreeks 1640 geleverd ‘dat affscheitzell tusschen choor ende kercke’. ook betiteld met ‘datt nije kistemakerswerck in de kercke voor het choor gestellet’. Avondmaalstafel in Lodewijk XV-stijl, blijkens jaartal uit 1773, voorzien van monogrammen. Orgel, het front van het rugpositief met gesneden, en dat van het voornaamsteGa naar margenoot+ orgeldeel met gezaagde Vredeman de Vries-consoles en bekroningen van Noordduitsch karakter, beide voorzien van vleugeldeuren. Een ovaal schild op de groote kas vermeldt: gode ter eeren in 't jaar 1651 ten tiden van de e.e. heer maurits ripperda de e.e. nicolaus van borck voogden en meede collatoren deeser kerke en de e.w. gerhard averesch pastor is dit orgel gemaect door t. faber s.s.t. cand. Het instrument is in 1880 vernieuwd. In de kerkerekening worden reeds sinds 1645 aanzienlijke bedragen voor dit doel betaald aan den orgelmaker Mr. Theodorus Faber, wiens werk in 1653 na de voorloopige voltooiing goed bevonden werd door Mr. Jonas organist in Groningen en Mr. Henrick Harmens aldaar. Deze betalingen hadden blijkbaar betrekking op het instrument en zijn kas zonder bijkomende versieringen, daar voorts bescheiden betalingen voorkomen | |
[pagina 250]
| |
zooals in 1649 aan een kistemaker in Groningen voor ‘eenich gesneden werck aen het nije orgel’ en in 1651 en 1653 aan den kistemaker Derck Abrahams voor de ‘lehninge van het orgel’. Th. Faber was overigens een veelzijdig man, blijkens een post van 13 Juli 1653 ‘Noch aen Monsr. Faber 25 gl. ter oorsake van eenige gouden letteren aen het orgel ende predigstoel geteyckent, alsoock mede wegens de klokken op een lichteren gangck te brengen’. Ga naar margenoot+ Vier banken met barokke boogpaneelen (midden XVII) en een met zijschot (XVIII); de overige banken kunnen meest uit 1795 dateeren. Ga naar margenoot+ Zandsteenen zerk voor pastoor en predikant Gerhardus Alberti († 1600), voor de kerkdeur; vele hardsteenen zerken met wapens o.a. voor Lucia Clant († 1631) en haar echtgenoot Reint ten Holten († 1637) en een met opschrift in cartouche voor Margaretha Ripperda-Clant († 1642), van 2,585 bij 1,28 M.Ga naar margenoot+ Wapenborden met geschilderde wapens, kwartieren en opschriften in pilasterof zuilenomlijsting (pl. XCII, 2) voor: Maurits Ripperda († 1665), Margareta Josina Ripperda († 1670), Nicolaas van Borck († 1682), Anna Willemyna Theresa Grevinck († 1684), Bouwina Horenken-Clant († 1686), Derk Clant van Hanckema († 1700), Margreta Maria Hindrieth Gruys-Grevinck († 1700), Margreta Josina Alberda-Hoorenken († 1705), Regina Veronica van Scheffert-Grevinck († 1717), Habina Elisabeth van Borck-Alberda, Vrouwe van Hayckema († 1717), Circo Rudolph Grevinck († 1719). Ga naar margenoot+ Gladden zilveren beker uit 1714 blijkens jaartal, hoog 17,3 cM. en met knopdeksel 23,8 cM., gemerkt: 5/N ID (Groningen 1716, Johannes Dronrijp, waarop gegraveerd de namen en wapens der collatoren Wilhelm van Borck en Circo Rudolph Grevinck; kan van aardewerk, waarop veelkleurig Chineesch decor (XVIII; onduidelijk merk en monogram MPC), hoog 32,5 cM. en met het oudere zilveren deksel, waarop de Verspieders den druiventros torsend, 35,5 cM.; voorts twee oude tinnen borden. Ga naar margenoot+ In den gemoderniseerden klokkenstoel van den toren hangen twee klokken resp. in middellijn 150 en 123, en hoog 121 + 26 en 98 + 24 cM., beide met opschrift: gerhardus de wou me fecit anno domini mcccccii. Daarvoor staat resp.: wetet junckfrouwen vrouwen ende mannen dat desse klock ther eer sant annen ende sant jacobs is gegoten. koemt gerne to keic(r?)ken onverdroeten en jhesus maria johannes. In het spitsje bevindt zich een klok, in middellijn 61 en hoog 44 + 10 cM., waarop: johannes borchhardt fecit groningen 1733 en de wapens-Rengers en - Van Sysen, waaronder resp. e. rengers heer van farmsum etc. etc. en h. van sysen borgemeester in groningen. | |
[pagina 251]
| |
Koren- en pelmolen, gebouwd in 1865, in de plaats van een standerdmolenGa naar margenoot+ uit 1662. Achtkante bovenkruier met stelling, riet op houten tusschen- en onderstuk, rieten kap; het achtkant enz. is afkomstig van Solwerd. | |
Zijldijk.De VERMANING DER DOOPSGEZINDEN is een uit- en inwendig zeerGa naar margenoot+ eenvoudig rechthoekig gebouw onder een hoog met pannen belegd tentdak, dat verlicht wordt door bescheiden spitsboogvensters in de lange wanden. Toegang geeft een korfbogige poort in een korten wand, op welks sluitsteen het stichtingsjaar: anno 1772. Daarboven is een gedenksteen ingemetseld, met opschrift: anno 1772 / gods eenig gebooren soon / laat uw gunstrijke stralen / dog uit uw hoogen troon / op dit nieu huis neer-daalen.
De kerk bezit uit den bouwtijd:
Eenvoudigen eiken preekstoel, de kuip verlevendigd door lijstpaneelen, enGa naar margenoot+ primitieve banken. Een fraai kabinetorgel (1777, door H.A. Groet en H. Vool) met LodewijkGa naar margenoot+ XV-snijwerk en Lodewijk XVI-beslag, afkomstig van een boerderij onder 't Waar bij Nieuw-Scheemda, is voor eenige jaren overgebracht naar het Museum te Groningen; het staat thans op Menkemaborg. |
|