Oost-Groningen
(1940)–M.D. Ozinga– Auteursrecht onbekendZuidbroek.De NED. HERVORMDE KERK, eertijds R.-K. kerk, behoort aan de Ned.Ga naar margenoot+ Herv. gemeente, haar vrijstaande toren aan de burgerlijke gemeente. literatuur. joosting, blz. 62. - peters, blz. 54 en afb. 232/6 en 339. - hoogewerff,Ga naar margenoot+ dl. I, blz. 315/7. - Grafschr., blz. 467/70. - Gron. Volksalm., 1892, 219 e.v.; 1893, blz. 145 e.v.; 1918, blz. 210/1. - Bulletin, 1915, blz. 210 en 226. | |
[pagina 252]
| |
jaar later werd er voor een portaal gebouwd, blijkens een thans in den gevel zelf ingemetselden steen met opschrift 1770 joh. conr. appelius pastor nantko amsingh en hindrik aapkens kerkvoogden; alsook een uitgaafpost uit 1770 ‘voor 7 legersteden aan den westergevel van de kerk, waarop was komen te staan het nieuws gemaakte portaal’. In hetzelfde jaar moeten nog meer veranderingen hun beslag hebben gekregen, blijkens een steentje in den dichtgemetselden ingang in de eerste schiptravee Nz.: in 1770 is deze deure toegemaeckt. Ga naar margenoot+ Het gebouw ligt op het midden van een ruim ietwat verlaagd kerkhof en is georiënteerd met een afwijking van 4o naar het Noorden. De toren staat op ongeveer 20 M. ten O.N.O. vlak bij den rijweg. Ga naar margenoot+ De kerk (afb. 95) bestaat uit een schip van twee traveeën, een dwarspand met niet zeer diepe armen en een rechtgesloten koortravee. Op de aansluiting van schip en noorderdwarsarm bevindt zich de voor een klein gedeelte uitgemetselde traptoren. Ga naar margenoot+ Binnenwerks bedraagt de lengte der kerk 33 M. en de breedte over schip en koor 8,35 M., over het dwarspand 19,60 M. De muren zijn overal ongeveer 1,30 M. dik. De gewelfkruin ligt van het W. af gerekend resp. 16,00 M., 16,40 M., 15,85 M. en 15,10 M. boven den in het koor verhoogden vloer en in de dwarsarmen ± 15,20 M.; de daknok op 21,60 M. | |
[pagina 253]
| |
Afb. 95. Zuidbroek. Ned. Herv. kerk. Plattegrond, situatie, doorsneden en details.
| |
[pagina 254]
| |
De westzijde van den toren meet 9,69 M., de oostzijde 9,75 M., de noordzijde 9,70 en de zuidzijde 9,55 M.; zijn muurdikte bedraagt 1,80-1,90 M. Het rechtopgaande muurwerk, dat inwendig op 7,50 M. voor de oplegging van den klokkezolder een aanzienlijke versnijding heeft, gaat op tot 13,60 M.; de daknok ligt op 19,80 M. hoogte. Ga naar margenoot+ De kerk is geheel opgetrokken uit baksteen van 30 × 9 cM., 20 lagen 2,02 M., in Vlaamsch verband. Bij de restauratie in 1915 is in de Betuwe gebakkenAfb. 96. Zuidbroek. Toren bij de Ned. Herv. kerk.
steen van een paarsige tint gebruikt, die ongunstig afsteekt bij het dieproode kleurige oorspronkelijke materiaal uit de streek zelve. Slechts de dekplaten der kapiteeltjes in het interieur zijn van Bremer staan. Voor den toren is baksteen van 31 × 9,2 cM., 20 lagen 2 M. gebruikt, eveneens in Vlaamsch verband. De beklamping van den zuidmuur bestaat uit steen van 28 × 14 × 6,3 cM., 10 lagen 73,5 cM. De dagkant der (mogelijk later vergroote) vensters van de oude gevangenis tegen dien muur zijn bemetseld met latere steen van 24 × 11,5 × 5 cM. Ga naar margenoot+ De kerk is gedekt met een van West naar Oost doorloopend zadeldak, waarbij de zadeldaken der dwarsarmen op vrijwel gelijk niveau aansluiten. De dakschilden zijn belegd met oude zwarte geglazuurde pannen. Het zadeldak van den toren, tusschen bij de laatste herstelling ietwat boven de schilden opgetrokken sluitgevels, heeft moderne pannen. Ga naar margenoot+ De kerkmuren (pl. XCIII, en XCIV, 1) worden geleed door lisenen, die over het benedendeel steunbeersgewijs verzwaard zijn. De decoratieve behandeling verdeelt daartusschen het rechtopgaande muurwerk in een vrij lage benedenzône en een hoogere vensterzône. De omkraalde spitsbogige ingangsnis in den zuiderdwarsarm en de gedichte noordelijke der eerste schiptravee bevatten klaverbladbogig overtoogde omkraalde toegangen, de gelijke ingangsnis in den noorderdwarsarm en de gedichte zuidelijke dier schiptravee daarentegen rondbogig gesloten toegangen; boven den doorgang bevat het boogveld telkens vlechtwerk. De traveewanden zijn verder onder de ronde waterlijsten verlevendigd door reeksen van spitsboognissen, die door kolonnetten worden gescheiden, doch in het midden meest door stijlen. De midden- of binnenste nissen der benedenzône vertoonen daarbij de bijzonderheid, dat ze van een kraalprofiel zijn voorzien, | |
[pagina 255]
| |
dat niet omgaat langs de kolonnetten en daar ook niet door kraagsteenen wordt opgevangen. Bij de koortravee en de oostelijke dwarspandmuren bevat het bovendeel dezer nisvelden omkraalde ronde nisjes, behalve wat de ietwat smallere buitenste velden der sluiting betreft. Deze beneden-nisvelden correspondeeren niet geheel met de telkens twee omkraalde langwerpig-smalle spitsboogvensters en overeenkomstige flankeerende nissen met verschillend gevormde vlechtingen, die waar mogelijk aanwezig zijn. De sluiting onderscheidt zich door drie vensters in het midden; de smalle zijwanden der dwarsarmen hebben enkel een lager spitsboogvenster met het oog op de overwelving. De bovenzône wordt afgesloten door rondboogfriezen, waarboven de gebruikelijke, met een kwart bol en hol geprofileerde lijst. Het topveld van den noorderdwarsarm is gevuld met een netwerk van negen, door kolonnetten gescheiden en door klimmende boogjes afgedekte velden met vlechtwerk. De sluitingstop is evenzoo opgelost in vijf door kolonnetten gescheiden velden, binnen de drie middelste waarvan diepe omkraalde spitsboognissen aanwezig zijn; de topgevel van het schip kreeg bij de restauratie een gelijke detailleering. De topgevel van den zuiderdwarsarm is iets minder opgedeeld. Deze vertoont in het midden drie gelijke hooge spitsboognissen, waarbinnen door twee rondboogjes verbonden negkralen en vlechtingen; terzijde en boven bevinden zich breedere nissen of velden met eenige kleine spaarnissen. De vlakopgaande toren (afb. 96) heeft aan de noordzijde een rondbogigeGa naar margenoot+ ingang met deklijst en rondstaafprofiel, en aan de west-, noord- en zuidzijde twee gekoppelde rondbogige, in een rondboognis gevatte galmgaten. Aan de oostzijde teekenen zich de vroegere gedichte galmgaten nog in het metselwerk af. In den zuidwand zijn voor de gevangenhokken inwendig (vermoedelijk XVII A) tweemaal twee venstertjes gebroken. De topgevels aan west- en oostkant zijn op onderling eenigszins verschillende wijze verlevendigd met door lisenen gescheiden smalle klimmende spaarvelden. Het inwendige toont op ongeveer 7 M. uit den vloer een aanzienlijke versnijding, ter wille van de oplegging van den klokkestoel. De detailleering der kerkwanden inwendig (afb. 95 en pl. XCV) correspondeertGa naar margenoot+ tamelijk wel met de buitenbehandeling. Onder de vensters bevinden zich door kolonnetten of smalle dammen gescheiden en met twee spitsboogjes gesloten spaarnissen, doch in de koortravee en de oostwanden der dwarsarmen wegens de roosvensters breedere rondboognissen. De omkraalde nisvelden in het koor, waarbij zich onder de rozen eenige diepe nisjes bevinden, worden gescheiden door kolonnetten; in de dwarsarmen zijn slechts de binnenste grootere nissen van twee rondstaven voorzien. De ook aan de binnenzijde van negkralen voorziene vensters worden geflankeerd door nissen met kraalprofiel, die volgens de muraalbooglijnen zijn afgesneden. Alle traveeën worden overdekt door koepelachtige gewelven, in de vierkante | |
[pagina 256]
| |
traveeën met acht en in de dwarsarmen met vier ribben, die slechts bij den aanzet gevormd worden door ronde staartstukken en hoogerop van rechthoekige doorsnede zijn. De ribben komen samen in sluitringen, waarbinnen bij den ruimen der koortravee een rozet van rondstaven is beschreven. In de westelijke schiptravee en in den zuiderdwarsarm is geen sluitring aanwezig, doch bij de eerste worden voor het oog twee kransen gevormd door schijfvormige ribverdikkingen om den sluitsteen. Het koorgewelf heeft velden met liggende vischgraat-vlechtingen, bij de overige gewelven zijn de velden koepelvormig gemetseld. De gewelven worden gescheiden door geprofileerde gordelbogen op muurzuilen, die oorspronkelijk geheel door rondstaven begeleid worden. Ter ondervanging der vroeger afgehakte bogen zijn bij de koortravee in 1915 en verder bij de laatste herstelling onderkragingen gemetseld. Als ondersteuning der ribben zijn van den grond opgaande kolonnetten aanwezig, die echter ter kapiteelhoogte geen of gebrekkige aansluiting bij dezen hebben. Ga naar margenoot+ De gewelven hebben om het middelpunt en bij den aanzet der korte ribben een 15de eeuwsche beschildering met loofwerk. Op de gewelven der tweede schiptravee, van de kruising en van de dwarsarmen kwamen in 1938 hoeken met geschilderde vlechtingen van ouderen datum voor den dag, en op de schipgordelbogen eenige blokken en banden. Ook zijn in 1915 in het koor (pl. XCIV, 2), waar de ribben en rozet eveneens met geschilderde blokken en banden zijn verlevendigd, boven de sluitingsvensters twee elkander bestrijdende dieren en beneden op den noordwand een engelfiguurtje blootgelegd. De noordelijke schipwand vertoont aan de westzijde nog een wijdingskruis.
De kerk bezit:
Ga naar margenoot+ Avondmaalstafel (midden XVII). Gaaf-bewaarden preekstoel, rijk versierd met Lodewijk XIV-ornament en op de kuippaneelen allegorische vrouwefiguren. Op het middelste plintveld leest men: 1736 is dese predicstoel gemaakt als conradus klugkist pastor harmen menssens en onno fockens kerckvoogden waren. De stoel staat binnen een eenvoudig doophek met Ionische pilasters en fleschvormige spijlen in het opengewerkte bovengedeelte, dat op de hoeken Lodewijk XIV-sierpotten en in het midden een rijkgesneden Lodewijk XV-lezenaar (aan binnenzijde 1770) draagt. In de kerkrekening van 1736 ontvangt ‘Casper Struiwig beelthouwer wegens besteck van een nie predickstoel 435 gl.’ en ‘Casper Struiwig beelthouwer voor eenich gesneden capiteelen an het doopheck 2,10 gl.’ Aangaande thans verdwenen onderdeelen vindt men: ‘Aen G. Berckhars betaelt voor geleevert kooperwaarck an de nie predickstoel 16 gl.’; ‘an Hindricus Struiwigh betaelt een santlooper in geheel 2 gl.’. Ga naar margenoot+ Tegenover den preekstoel staat thans een bank met luifel op gecanneleerde Korinthische zuilen, gesneden bekroning met cartouche en daarboven afgehakte | |
[pagina 257]
| |
wapenschilden alsmede latere zijstukken van lofwerk, daarvoor zijn een paar bijbehoorende banken aanwezig met latere(?) gesneden afsluitingen der zijschotten. In de cartouche met afgehakte schilden der bekroning staat bovenin: 1671 en lager in liggend ovaal als daniel wussim was pastoor doe hebben focco amsinck en willem smael als vooghden in dit choor laten maken dese bancken ende floer. Als koorafsluiting doen dienst twee gestoelten, bestemd voor den Drost van de stad Groningen en de kerkvoogden, waarvan het bovendeel van het achterschot door boogjes verbonden balusters heeft, en boven de lijst een gesneden bekroning met door leeuwen gehouden gekroonde cartouche, waarop staat het afgehakte stadswapen en: sedilia renovata c. klugkistio v.d.m.g. schaffers n.v. et hommone elties aedis curatoribus ao aere christ. mdccix; terzijde lofwerk, en gesneden deurbekroningen en knop-stijlen, evenals bij de ervoor staande eenvoudige banken uit denzelfden tijd. Tusschen deze gestoelten bevindt zich een bijbehoorende deurboog met 19de eeuwsche deuren naar het koor, waarboven een door grof lofwerk omgeven cartouche met opschrift: in den jare mdcccliii zijn in het inwendige deser kerk eenige veranderingen en vernieuwingen gemaakt toen ds. edzard tinga predikant wibbo cornelius wildervanck roelf luitien bouwman en mr. hendrik bonifatius van der haer kerkvoogden waren te zuidbroek; hetzelfde staat aan de achterzijde. De meeste overige kerkbanken zijn gelijk aan die voor de koorafsluiting; ook de deuren naar orgel en portalen hebben een vroeg-18de eeuwsch karakter. Eenige opheldering geven de volgende rekeningposten uit 1709: ‘bedongen schipvracht van Groningen weegen het nieuwe gestoelte voor het koor 5,10 gl.’, en vooral uit 1710: ‘aen de bouwmester A. Meyer voor de Heer Drosten bancken met de twee daarvoor staande gemeyne bancken en eenigh gelevert holdt tot de noorderdeure tesaemen 293,6; aen de beelthouwer Jan de Rijk voor het gesneden werck tot het gestoelte van de Heer Drost 114 gl. 8 st. en voor het gesneden werck aen de kerckvoogdenbancken en anders 140 gl.; tot betaelinge van 't gestoelte voor de Heer Drost is van de H. Heeren Borgemeesteren ende Raedt vereert 250 Car. gl.; Aen Mr. Menke Molken voor de kerckvooghdenbancken met de twee daervoor staende bancken, de 3 bancken ofte 4 panden achter het portael van de noorderdeure met 27 deuren voor mansbancken en noch eenigh ander werck 472,5 gl.; noch aen de bouwmester A. Meijer wegens reiscosten en vertering ...... 10 gl.’. Orgel, waarvan het front, dat van het rugpositief en de tribune versierd zijnGa naar margenoot+ met Lodewijk XVI-motieven. Op de cartouche onder het rugpositief staat: mdccxciv toen joh. conr. appelius pastor tjakko aapkens en sibolt d. eppes kerkvoogden waren is dit orgel door f.c. snitger en h.h. freytag vervaardigt. In 1793 werd aen de orgelmakers Snitger en Freytag de eerste en tweede termijn van het nieuwe orgel ingevolge bestek, 2500 gl. betaald, en in 1794 het restant ad 4500 gl. Tevoren waren soms eveneens dezelfde orgelmakers als in Noordbroek met de zorg voor het orgel belast: ‘1670 Jan Helman orgelmaecker wegens verbeteringe, | |
[pagina 258]
| |
arbeydtsloon ende anders gelevert ende gedaen aen 't orgel 87,10’, ook in 1673 komt een kleine post voor Jan Helleman voor; later, o.a. in 1709 onderhoudt Jan(nes) Raedeker (Radeker, Radker) het orgel, en nadien sinds 1728 Matti(e)as Amoor(t). Ga naar margenoot+ Verscheidene grafzerken, de oudste zandsteenen voor den ambtsman (Beerneer) Jarges († 1558). Verder hardsteenen, o.a. met wapen voor de kerkvoogd en zijlvest Nanno Amsingh († 1690), van 2 × 0,70 M.; voor den wedman en kerkvoogd Jan Arents († 1697) met wapen onder draperie en onderaan doodssymbolen, van 2 × 0,865 M.; diens weduwe Eppien Amsing († 1726), met typisch beeldhouwwerk, van 1,99 × 0,845 M.; voor Assien Arens († 1764) weduwe van den commijs en proviantmeester C.C. Emmery, van 1,99 × 0,85 M. Ga naar margenoot+ In den toren hangen twee klokken: 1, in middellijn 130 en hoog 104 + 25 cM., met opschrift: harmannus borgel pastor aeilko tiadens wibbo fockens kerckfogeden. harman kelderman heft mi gegoten in de namen der hillige drevoldicheit 1603; en 2, in middellijn 125 en hoog 140 + 21 cM., met opschrift: samuel neyts pastor antwerp aeilko tiadens wibbo fockens kerckvoegeden in suitbroke anno 1610 harmen kellerman me fecit merten jacobs.
Ga naar margenoot+ De NED. HERVORMDE PASTORIE is in den huidigen vorm een stemmig gebouw van vroeg 19de eeuwsch uiterlijk, van één verdieping onder een zeer hoog tentdak, voorzien van een ingangsomlijsting, benevens de oude roede-indeeling en glasruiten bij de vensters.
Ga naar margenoot+ Korenmolen, gebouwd in 1889, na het afbranden van den vorigen uit 1853. Achtkante bovenkruier met stelling, hout op houten tusschen- en steenen onderstuk, geasphalteerd houten kap. |
|