Oost-Groningen
(1940)–M.D. Ozinga– Auteursrecht onbekendTermunten.Ga naar margenoot+ De gemeente omvat de kerkdorpen Borgsweer, Termunten, Wagenborgen en Woldendorp, en o.m. de gehuchten of buurten Grijze Monniken en Termunterzijl. | |||||
[pagina 187]
| |||||
Borgsweer.De NED. HERVORMDE KERK en haar toren behooren aan de Ned.Ga naar margenoot+ Kerv. gemeente. literatuur. joosting, blz. 60. - brucherus, blz. 209/10. - Grafschr., blz. 67.Ga naar margenoot+ Het gebouw, georiënteerd met een afwijking van 6o naar het Noorden, isGa naar margenoot+ een door lisenen versterkt en van rondboogvensters voorzien zaalkerkje met driezijdige sluiting, dat luidens een steen op den zuidwesthoek in 1881 is herbouwd; de westtoren, dagteekent blijkens het jaartal op den ingangssluitsteen en den gedenksteen daarboven uit 1859. Het is vermoedelijk de opvolger van een in 1635 ge- of verbouwde kerk, daar in de sluiting een steen is gemetseld met opschrift: ao 1635 dns. henricus toxopoeus pastor tjarck ayssens julle luitiens kerkvogden thoe borchsweeren.
De kerk bezit:
Eenvoudigen geverfden preekstoel, versierd door paneelwerk, met opschriftGa naar margenoot+ op het klankbord: ybe bayes kerkvoogt harke tjarks kerkvoogt anno 1756 henricus berghuis i.u. dr. anno 1756 ambtman des clei-oldambts paulus gillot pastor van beide termuntens en borgsweer. Onder den houten kerkvloer zouden een aantal oude grafzerken liggen.
| |||||
Termunten.De NED. HERVORMDE KERK, eertijds waarschijnlijk gewijd aan denGa naar margenoot+ H. Ursus, en haar dakruiter behooren aan de Ned. Herv. gemeente. literatuur. joosting, blz. 60/1. - h. brugmans, De Kroniek van het kloosterGa naar margenoot+ Aduard, blz. 46/7 (Overdruk, en Bijdr. en Meded. Historisch Genootschap, dl. 23, blz. 46/7 - Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, XXIX, blz. 143 (schoengen, uitg. kroniek Bloemkamp) en XXXXVIII, blz. 197 e.v. (r. post, Het St. Bernardusklooster te Aduard). - kremer-westendorp, blz. 220 e.v. - j.g. rijkens in Almanak Dep. Leens Mij. tot Nut van het Algemeen, 1833, blz. 40. - van der aa, XI (1848), blz. 78/81. - peters, Stad en Lande, blz. 51/2 en afb. 209/15. - volkmann, Kloster Sonnenkamp, S. 112/4. - Grafschr., blz. 340/1. - Avm. zilver, blz. 74/6. - Architectura, 1901, blz. 69. | |||||
[pagina 188]
| |||||
Afb. 68. Termunten. Ned. Herv. kerk. Plattegronden, details en doorsneden.
| |||||
[pagina 189]
| |||||
Naar de herinnering ter plaatse stond eertijds op het zuidoostelijk deel van het kerkhof een vrijstaande klokketoren, die vóór 1839 zal zijn verdwenen, van welk jaar af de daarvan geen sporen bevattende kerkerekeningen nog bewaard zijn. Uit een thans niet meer aanwezig rekeningboek in het kerkarchief viel op te maken, dat in 1744 het gewelf der koortravee uitgebroken werd en toen voorts belangrijke herstellingen plaats vonden. De kerk ligt vrij op het midden-westelijk gedeelte van een ruim kerkhof,Ga naar margenoot+ op het hoogste deel der dorpswierde; haar omgeving is eenigen tijd geleden onder leiding der Ned. Heide-maatschappij genivelleerd en verfraaid(?). Zij is georiënteerd met een afwijking van 4o naar het Noorden. De alleen overgebleven koortravee en de wat minder diepe, onregelmatigeGa naar margenoot+ voormalige kruising (afb. 68) dienen beide als preekruimte; met dien verstande, dat onder de orgelgalerij tegen den westgevel een strook van 1,20 M. is afgeschoten ter opgang naar orgel, kerkzolder en den houten torentop (vermoedelijk XIX A), die op den westgevel en de bekapping staat. Binnenwerks bedraagt de lengte der huidige kerkGa naar margenoot+Afb. 69. Termunten. Ned. Herv. kerk. Aanzicht koorsluiting.
in de as 17,30 M., de breedte der koortravee 8,50 M. De noord-, zuid- en oostmuur van het koor zijn resp. om en bij 1,15, 1,20 en 1,30 M. dik. Het rechtopgaande muurwerk reikt tot 10,50 M. boven de omgeving, de daknok ligt op ongeveer 16 M.; de hoogte onder de kruin van het kruisingsgewelf beloopt 12,20 M. De kerk is opgetrokken in baksteen, bij hetGa naar margenoot+ koor groot 32 × 15,5 × 9,5 à 10 cM., 20 lagen 2,11-2,125 M., hoewel aan den zuidgevel ook steen van 35 × 17 × 12,5 cM. is verwerkt. De lisenen en kolonnetten der koornissen gaan of gingen op van geglazuurde kraagsteenen. De dichtmetseling van de wanden der kruistravee bestaat uit gelijke, blijkbaar afgekomen groote baksteen. Het meloenvormige gewelf daarvan is uit verschillende steen gemetseld, waarvan de kleinste 28 × 13,5 × 6,3 cM. meet. Uit kleinere baksteen zijn gemetseld de niet-oorspronkelijke lompe beeren aan de zuidzijde (24,5 × 12,5 × 5,7 cM.), op den zuidwest- en noordwesthoek (resp. 27 × 13 × 5,7 cM. en 27,5 × 13,5 × 6,3 cM); alsook de niet lang geleden beneden aangebrachte beklamping (22,5 × 5 cM.) en de geheel vernieuwde top van den westgevel, die over het middengedeelte bepleisterd is. Voor een aantal sierdeelen is natuursteen gebruikt, zoowel tuf als kalksteen, en roode Bremer steen. Zoo bestaan de sierlijke strakke kapiteeltjes der koortravee uitwendig uit witte steen, doch inwendig die der baksteenen kolonnetten | |||||
[pagina 190]
| |||||
onder haar vensters afwisselend uit witte steen en tufsteen; voorts de hollijst onder die vensters, de deze invattende zuiltjes en stutten met hun dekplaten uit Bremersteen (een der stutten is vernieuwd in hout). Bij de ingebouwde vieringspijlers zijn de kapiteelen van tuf, maar de dekplaten daarvan uit Bremersteen samengesteld. Ga naar margenoot+ Op de dakschilden der oude bekapping liggen zwarte geglazuurde pannen. De behandeling van de latere muren der westelijke travee biedt vrijwel niets opmerkelijks. De westgevel bevat de eenige ingangspoort. De twee langwerpig-smalle venstertjes aan den zuidkant hebben een vrij verzorgd profiel, wat op een naar verhouding vroegen dichtingsdatum kan wijzen. De koortravee (afb. 68/9 en pl. LXIV-LXVII) is versterkt met tweemaal versneden lichte beeren, die vooral ook door hun metseling in verband blijk geven oorspronkelijk te zijn, in tegenstelling tot de beeren der westtravee. Het rechtopgaand muurwerk toont geen zône-indeeling, doch een rijke doorgaande behandeling, die het muurwerk als het ware oplost. De zijwanden worden geleed door vier-, doch de sluiting door vijf omkraalde spitsbogige nis-velden, in het midden door lisenen en terzijde door kolonnetten gescheiden, welke alle opgaan van de geglazuurde kraagsteenen dicht bij den grond. De niskralen worden bij de kolonnetten opgevangen door bij dezer fijngebeeldhouwde kapiteelen aansluitende kraagsteentjes. Binnen de nisvelden bevinden zich een groep van drie omkraalde langwerpig-smalle spitsboogvensters, en wel een middelste hooger met lagere flankeerende venstertjes. In de zijvelden zijn met die lagere venstertjes overeenkomende omkraalde nissen aanwezig, die gevuld zijn met liggende keper-vlechtingen (in de zijwanden alleen aan den oostkant). Onder de vensterzône bevonden zich in de sluiting vijf en in de zijmuren vier ronde nisjes, waarvan enkele zijn verdwenen wegens later weer gedichte rechthoekige openingen; ze zijn aangemetseld of met specie gevuld, op de westelijkste aan de noordzijde na, die nog verlevendigd wordt door een vierpas. Boven de hooge nis-velden volgt een afsluiting door een omgaand rondboogfries, dat door de dubbele hoekbeeren onderbroken wordt. De koortop heeft vijf diepe klimmende spitsboognissen met dubbel kraalprofiel. Van het afsluitende klimmende rondboogfries zijn slechts een aantal boogjes en kraagsteenen over, doordat de afdekking van dezen topgevel is gewijzigd. Ga naar margenoot+ De westelijke travee (pl. LXVI, 2) wordt overdekt door een koepelachtig gewelf met acht in een sluitring samenkomende ribben, gedragen door spitsbogige muraal- en gordelbogen op halfzuilen. De geleding van den noordoostelijken pijler maakt duidelijk, dat deze eertijds een kruispijler vormde. De zware triomphboog, die beneden schuins is weggehakt voor de plaatsing van banken, is aan beide kanten rijk versneden. In de zijwanden heeft men getracht de venstertjes een ingehakt profiel te geven. Ter verlevendiging van den westwand zijn eenige spaarnissen aangebracht. De decoratieve behandeling verdeelt inwendig de koortravee (pl. LXV) wèl | |||||
[pagina 191]
| |||||
in twee zônes. De wanden toonen onder de vensters siervelden, welke door meest afgehakte kolonnetten worden gescheiden en welke aan de zijkanten telkens door vijf spitsboogjes, doch in de sluiting door vier rondboogjes zijn gedekt. Hierbinnen lagen waar mogelijk met die buiten correspondeerende ronde nisjes; twee daarvan, in den oost- en noordwand, hebben nog een vierpas om een middenrozet. Het kenmerkende der bovenzône is de rijke invatting der vensters, die den indruk wekt alsof voor deze een galerij loopt. De bogen om de vensters, die geprofileerd en wat de koppen der middelste betreft van een omlijstende rondstaaf op kraagsteenen voorzien zijn, worden in opzet gedragen door zuiltjes; en wel aan de zijkanten overal enkele, doch tusschen de vensters oorspronkelijk drie gekoppelde zuiltjes. Van deze zuilenbundels zijn echter in de sluiting de buitenste zuiltjes verdwenen, en die in de zijwanden door platen van natuursteen of hout vervangen (vgl. afb. 68). Het gemetselde gewelf der koortravee, dat aan de westzijde rustte op een afzonderlijken gordelboog (vroeger triomphboog) op lagere halfzuilen dan de aangrenzende boog van het westelijk gewelf, is vervangen door een houten tongewelf op voluutconsoles. In de hoeken zijn tot de hollijst onder de vensters nog de kolonnetten tot steun der ribben aanwezig, alsook in de zijwanden geheel- en in de sluiting de aanzetten der spitsbogige muralen. De aansluiting der beide overgebleven kerktraveeën is, zooals het vorenstaandeGa naar margenoot+ aantoonde, hoogst eigenaardig. De eenvoudigste verklaring voor den dubbelen triomphboog zou de toevoeging van een nieuwe koortravee aan een eertijds bestaande kruiskerk zijn. Hiertegen verzet zich echter de gewrongen plaatsing der oostelijke kruispijlers met hooger zittende kapiteelen, terwijl overblijfselen van de westelijke pijlers der kruistravee eer met de koortravee dan met de beide andere pijlers der kruising schijnen te correspondeeren. In verband met dit enkele stel nieuwe pijlers moest noodzakelijkerwijs een ander, ietwat schuins loopend (kruisings)gewelf worden aangebracht. Is deze zienswijze juist, zoo wordt de door peters veronderstelde vroegere aanwezigheid van een kruistoren onwaarschijnlijk. De kerk bezit: Gesneden preekstoel (midden XVII, pl. LXVII, 2), de met siertrossen belegdeGa naar margenoot+ kussenpaneelen der kuip tusschen getorste zuiltjes. Avondmaalstafel (midden XVII) met bolpooten, hoog 81 cM. en het blad 178 bij 82 cM. Banken met als hooge lambriseering dienende achterschotten in het oostelijkGa naar margenoot+ koorgedeelte, die verlevendigd worden door schubstijlen, bandwerkpaneelen, | |||||
[pagina 192]
| |||||
opengezaagde bekroningen van zijschotten enz. Het ontstaan is aangegeven door een opschrift in het opzetstuk tegen den noordwand: anno domini 1654 als phoebus themmen ambtman en henrycus toxopoeus pastor nancko claesen ende engel pieters kerckvoogden waeren alhyr ter plaetse bint dese kerckenbanken ter eeren goodes angelecht ende vollenveerdigt. Twee 18de eeuwsche deuren geven toegang tot de preekstoeltrap en den vroegeren uitgang. Bij de verandering der indeeling in 1851 zullen deze oude banken vrij ingrijpend zijn vertimmerd. Ga naar margenoot+ Orgel met gesneden front (XVIII). Ga naar margenoot+ Op het kerkhof liggen eenige eenvoudige 17de eeuwsche zerken; een fragment van de rijkgebeeldhouwde zerk voor Nantko Claesen en zijn echtgenoote († 16...) is voor den dag gekomen bij de recente werkzaamheden en toen tegen den zuidelijken koormuur geplaatst. Ga naar margenoot+ Gladden schotel (pl. XCVII, 2), in middellijn 28,5 cM. en gemerkt 7/V VG (Groningen 1771, Jan? v. Giffen). Hierin staan gegraveerd 1 Cor. 10 vs. 16 alsook de namen en wapens van de kerkvoogden der beide Termuntens, die dezen in 1768 lieten maken: Henricus Berghuis, ambtman, colonel en dijkgraaf van 't Cley Oldambt en Focco Nantjes, zijlvest van Groot-Termunten, en mede van den leeraar der Termuntens en Borgsweer Paulus Gillot. Een beker uit 1667 en een kan van aardewerk met zilveren deksel zijn verkocht aan het Museum te Groningen; een tweede beker, volgens opgave uit 1705, gemerkt 5/G JD (Groningen 1710, Johannes Dronrijp) aan een onbekende. Ga naar margenoot+ In het torentje hangt een klok, in middellijn 93 en hoog 75 + 19 cM., met opschrift: vernieuwt toen t. termunten kerkvoogden waaren jan hemmes en p.g. van iddekinge en jan albers smid pastor. gemaakt t. midwolda door andrees heres van bergen anno 1796 in aug.
Ga naar margenoot+ Koren- en pelmolen ‘Aeolus’, alhier gebouwd in 1890, ter vervanging van een afgebranden bovenkruier uit 1803. Achtkante bovenkruier met stelling, hout op steenen tusschen- en onderstuk, houten kap; het achtkant enz. is afkomstig van een korenmolen te Niewolde (O.). | |||||
Termunterzijl.Ga naar margenoot+ Ter herinnering aan den aanleg omstreeks 1724 der huidige Termunterzijl, als opvolgster van eene van zeer ouden datum, bij de uitmonding van het gelijknamige diep in den Dollard, heeft de hooge boogbrug voor de sluis aan de zeezijde een rijk-gebeeldhouwde natuursteenen borstwering gekregen (pl. LXIII, 2). Onder de spiegelbogen aan de einden bevinden zich groote Lodewijk XIV-cartouches, waarin staat: anno aerae christianae mdccxxv . corneio schay harmanno wolthers, en (idem) scatone ludolpho gockinga petro berghuys, waarboven hun door draperieën omgeven wapens. Aan de buitenzijde zijn kleinere cartouches aangebracht, waarboven door lofwerkvoluten ingevatte schilden voor den secretaris-ontvanger-fiscaal van | |||||
[pagina 193]
| |||||
het zijlvest Samuel Veldman en Antoni Verburgh, bouwmeester der stad Groningen en architect van de zijl. In het middengedeelte bevinden zich tweemaal vijf gelijke cartouches en schilden met de namen en wapens der zijlvesten, te weerszijden van het middenmotief met de titels van Gerhardt Schaffer, drossaart en overste-schepper van wege de stad Groningen en zijn wapen tusschen die van het Oldambt (de oude kerk van Midwolde) en Groningen. Een houten model der sluis bevindt zich in het Museum te Groningen. | |||||
Wagenborgen.literatuur (kerk en dorp). joosting, blz. 61. - Teg. Staat, blz. 225. - Beant.Ga naar margenoot+ Vragen Comm. van Onderwijs (Ms). - kremer-westendorp, blz. 217/8. - van der aa, dl. XII (1849), blz. 52/3. - vinhuizen, Kroniek, blz. 405. - Grafschr., blz. 382. - Avm. zilver, blz. 84/5. - Gron. Volksalm., 1939, blz. 142 e.v. De huidige zaalkerk met westtoren is in 1883 gebouwd ter vervanging van een in 1828 of 1829 gewijzigd middeleeuwsch kerkgebouw (de muren met gietwerk) met vrijstaand klokkenhuis ten O., dat mogelijk gewijd was aan de O.L. Vrouw en den H. Nicolaas, wier beeltenis op de toenmalige klok uit 1479 zou zijn voorgekomen. Zij bezit uit deze voorgangster:
Preekstoel (trap en onderstuk kuip gewijzigd), de kuippaneelen ingeslotenGa naar margenoot+ door getorste zuiltjes en in het fries met cartouches, op een waarvan maker en jaartal staan aangegeven: berent berents tot groningen ao 1661. Grafzerk voor den predikant Berent ten Have († 1789) voor de torendeur.Ga naar margenoot+ Gladden zilveren beker uit 1704, gemerkt 5/B JD (Groningen, JohannesGa naar margenoot+ Dronrijp), met de namen der kerkeraadsleden en symbolischen pelikaan. Klok, in middellijn 89 cm., met opschrift: j.f. vennema, s.h. dijkenga,Ga naar margenoot+ s.w. ten have, kerkvoogden van wagenborgen, anno 1843. a.h. van bergen en u. a. van bergen me fecerunt te midwolde.
| |||||
Woldendorp.De NED. HERVORMDE KERK, eertijds R.-K. kerk, en haar dakruiterGa naar margenoot+ behooren aan de Ned. Herv. gemeente. literatuur. joosting, blz. 61. - kremer-westendorp, blz. 218/9. - van der aa,Ga naar margenoot+ XII (1849), blz. 569. - peters, Stad en Lande, blz. 53/4 en (onnauwk.) afb. 225. - Grafschr., blz. 441. - Avm. zilver, blz. 96. - Gron. Volksalm., 1924, blz. 95. | |||||
[pagina 194]
| |||||
Ga naar margenoot+ De kerk ligt vrij midden op het westelijk deel van een ietwat verhoogd ruim kerkhof. Zij is georiënteerd met een afwijking van 20o naar het Noorden. Ga naar margenoot+ De huidige kerk (afb. 70) bestaat enkel uit het twee traveeën omvattende schip der vroegere kruiskerk, met ten W. in het verlengde een aanbouw, die dient als portaal en tot steun van- en opgang naar het daktorentje. Ga naar margenoot+ Binnenwerks is het gebouw 14,18 M. lang en 7,30 M. breed; de oorspronkelijke muren hebben een dikte van ± 1,20 M. Het rechtopgaande muurwerk reikt tot 9,40 M., de hoogte onder de gewelfkruin bedraagt 10,45 M., de daknok ligt op 15,35 M., alles uit den vloer gemeten. Ga naar margenoot+ De kerk is geheel en al opgetrokken van baksteen. Haar formaat is bij de oorspronkelijke muren en de gewelven alsook de van afkomende steen gemetselde sluiting 31 à 32 × 8,5 cM., 20 lagen 1,90-1,91 M., doch bij den aanbouw 27,5 × 8,5 à 9 cM., 20 lagen 1,95 M. De schilden van het aan de oostzijde afgewolfde zadeldak zijn belegd met zwarte geglazuurde pannen. Ga naar margenoot+ De eenige, uitwendig rondbogig en inwendig segmentvormig overtoogde ingang in den ouden westelijken kerkmuur is toegankelijk via den aanbouw. Gedichte, uitwendig rondbogige en inwendig segmentbogige ingangen bevinden zich aan de oostzijde der westelijke travee. De blinde westelijke kerkmuur maakt in haar geheel den indruk nimmer buitenmuur te zijn geweest. Ook de na te vermelden overblijfselen van een in dezen muur uitgespaarde trap wijzen op een westbouw of westbouwachtigen toren. Deze behoeft echter niet identiek geweest te zijn met den in 1855 gesloopten toren, gezien het steenformaat bij den van diens materiaal opgetrokken westelijken aanbouw. | |||||
[pagina 195]
| |||||
In de lange wanden zijn op vrij slordige wijze twee groote spitsboogvensters ingebroken. Oorspronkelijk zal elke travee-wand twee venstertjes, geflankeerd door nissen gehad hebben. Aan de zuidzijde ziet men boven de huidige vensters in het midden nog één spitsbogige niskop en aan de noordzijde teekenen
Afb. 70. Woldendorp. Ned. Herv. kerk. Plattegrond en doorsneden.
Afb. 70. Woldendorp. Ned. Herv. kerk. Plattegrond en doorsneden.
Afb. 70. Woldendorp. Ned. Herv. kerk. Plattegrond en doorsneden.
zich telkens de twee gedichte aangrenzende spitsbogige koppen van nissen af, waarvan de vroegere langgerekte vorm nog is na te gaan, en die de oorspronkelijke vensters bevat zullen hebben. De genoemde nissen kunnen bezwaarlijk geheel en al tot vensters geopend zijn geweest, daar de koppen boven de gewelven liggen en aan de oorspronkelijkheid dezer laatste nauwelijks twijfel behoeft te bestaan. In den sluitwand zijn twee gerekte smalle rondboogvenstertjes met eenvoudig profiel aangebracht. De aanbouw heeft een paar rondboogvenstertjes aan de westzijde, benevens een gedicht en door de kroonlijst oversneden aan den zuidkant. Voordat de sluitmuur zijn zware huidige begroeiing had, waren op de hoeken de geprofileerde westelijke kruispijlers in afgeknotten vorm goed onderkenbaar. (pl. LXVII, 3). Het bovendeel van den westwand onderscheidt zich door twee hoogereGa naar margenoot+ spitsbogige- en twee flankeerende lagere rondbogige nissen, welke door forsche zuilen worden gescheiden (afb. 70 en pl. LVIII, 2). In de zuidelijke nis zijn nog eenige treden zichtbaar van een in den muur uitgespaarde trap, die hooger op naar het Westen moet zijn omgezwenkt. In de westelijke travee teekenen zich boven het venster aan de zuidzijde flauw | |||||
[pagina 196]
| |||||
de moeten af van een groep van drie origineele vensters of nissen, en aan de noordzijde een spitsbogige kop van een voormalig venster of nis (afb. 70). In de oostelijke travee ziet men boven de vensters de sporen van twee zulke aangrenzende, vermoedelijke vensternissen. Een en ander correspondeert met de gelijksoortige moeten aan de buitenzijde, afgezien van de hoogte, waartoe de vensters of nissen opgingen. De beide traveeën worden overdekt door koepelachtige gewelven met acht, wat de diagonale betreft van den grond opgaande ribben, die een verdikking vertoonen bij de samenkomst in sluitringen en bij het koorgewelf ook voorzien zijn van een krans van schijfvormige knoopen (pl. LXVIII). De gewelven worden gesteund door spitsbogige muralen en een geprofileerden gordelboog op beneden afgehakte muurzuilen.
De kerk bezit:
Ga naar margenoot+ Geverfden preekstoel, de kuip, waarop het jaartal 1646 zou gestaan hebben, met barokke boogpaneelen tusschen gecanneleerde zuiltjes en gezaagde opzetstukken op het klankbord. Op het gewijzigd achterschot staat: dese predikstoel is verplaatst van de zuidkant in 't oosteinde dezer kerk in den jare 1806 enz. Kleine avondmaalstafel met fleschvormige bolpooten (XVII B). Ga naar margenoot+ Op het kerkhof liggen eenige 17de eeuwsche grafzerken; verscheidene oude zerken zouden onder den houten kerkvloer verborgen zijn. Ga naar margenoot+ Beker, hoog 15,6 cM. en gemerkt R F, de gladde kelk met de namen van den predikant Georgius Hijl (te Woldendorp 1735-'70), ouderlingen, diakenen en met Rococo-wapenschelp. De door een band afgesloten gedreven voet heeft daarentegen een 17de-eeuwsch karakter. Ga naar margenoot+ In den dakruiter hangt een klok, in 1866 door A.H. van Bergen te Heiligerlee gegoten. Volgens notitie in het genoemde kerkeraadsboek werd ‘Anno 1700 den 5 Jan. en eenige volgende dagen de geborstene klokke uyt de tooren genomen, en vervolgens de nieuw gegotene klokke een weinig verder naar binnen gehangen’ enz. Ga naar margenoot+ In het bij de nieuwe Ned. Herv. pastorie gebouwde catechisatielokaal is de Lodewijk XV-stichtingssteen der afgebrokene gemetseld met opschrift: anno 1765 is deze pastory gebout als georgius hijl pastor en de heer henrick wychgel ende edo pieters kerkvoogd waren.
Ga naar margenoot+ In het dorp staat een korenmolen ‘Hercules’, blijkens steen boven den ingang gebouwd in 1798 (pl. LXVII, 4). Achtkante bovenkruier met stelling, waarbij het met riet gedekte bovendeel op een gemetselden onderbouw rust; voor eenigen tijd van roeden, stelling enz. ontdaan. |
|