Oost-Groningen
(1940)–M.D. Ozinga– Auteursrecht onbekendTenboer.De gemeente omvat de kerkdorpen Garmerwolde, Lellens, Overschild,Ga naar margenoot+ Tenboer, Tezinge, Wittewierum en Woltersum en o.a. de gehuchten of buurschappen Hemert, Sint-Annen en Tenpost. | |||||||||
Garmerwolde.De NED. HERVORMDE KERK, eertijds R.-K. kerk, en haar vrijstaandeGa naar margenoot+ toren behooren aan de Ned. Herv. gemeente. literatuur. joosting, blz. 51. - kremer-westendorp, blz. 318. - van der aa,Ga naar margenoot+ IV (1843), blz. 439. - volkmann, Kloster Sonnenkamp, S. 109/11. - Grafschr., blz. 91/7. | |||||||||
[pagina 166]
| |||||||||
kerk kort na het midden der 13de eeuw willen stellen. De toren zal uit ongeveer denzelfden tijd als de kerk stammen, naar de weinige voorhanden kenmerken te oordeelen. Ga naar margenoot+ De kerk (afb. 60) ligt midden op het oostelijk gedeelte van een ruim kerkhof, op welks noordoosthoek de toren staat, en wel 9,55 M. ten Z.W. der kerk en zonder axiaal verband tot haar. Het kerkgebouw is georienteerd met een afwijking van 9o naar het Noorden. Ga naar margenoot+ In den huidigen staat bedragen de grootste diepte en breedte der kerk binnenswerks resp. 15,25 en 26,60 M. De oorspronkelijke muren zijn 1,10-1,20 M. dik. Het rechtopgaande muurwerk reikt tot 9,65 M. De hoogte onder de gewelfkruin beloopt in de kruising 11,95 M., in de dwarsarmen ± 11,30 en in het koor 10,45 M.; de nok ligt op 16,50 M., alles uit den vloer gemeten. De zijden van den toren meten aan zuid- en noordzijde bijkans 8 M., aan westen oostzijde 7,30 M. De hoogte van het rechtopgaande muurwerk is 13,90 en die tot de daknok 19,45 M. Ga naar margenoot+ De kerk is opgetrokken uit baksteen van 31 × 8,5 à 9 cM., 20 lagen 1,86 M., in Vlaamsch verband gemetseld. Van Bremer steen is gebruik gemaakt voor de meeste kapiteellijsten of geheele kapiteelachtige beëindigingen, impostof sluitringen der rondstaafprofielen en de zuiltjes der friesachtige nissengalerij van den sluitgevel. Het dak is thans belegd met roode pannen. De toren is geheel en al opgetrokken van dezelfde baksteen van 31 × 9 cM., waarbij 20 lagen opgaan tot 1,98 à 1,99 M. In de over 1668/90 en 1694-1704 bewaarde kerkerekeningen komt reeds in 1668 een uitgave voor pannen ad 12.13 gld. aan Andries Widmaris voor. Het zal toen echter gegaan zijn om zwart verglaasde pannen, welke bij landelijke bouwwerken in ons Noorden gedurende de voorgaande eeuwen veel toepassing vonden. Ga naar margenoot+ Het kerkgebouw heeft thans een T-vormigen plattegrond, samengesteld als het is uit de vier kruisings-, dwarsarm- en koortraveeën, die gebracht zijn onder op gelijke hoogte liggende zadeldaken. Bij de aansluiting van den noorderdwarsarm en eenig muurwerk van het voormalige schip bevindt zich de traptoren, die grootendeels in den muur uitgespaard en verder segmentvormig uitgebouwd is (afb. 60). Als preekkerk dienen in hoofdzaak slechts de kruising en de koortravee.Ga naar margenoot+ De hoeken van het kerkgebouw (afb. 61 en pl. LVI-LVI) zijn versterkt door onversneden dubbele beeren. | |||||||||
[pagina 167]
| |||||||||
Afb. 60. Garmerwolde. Ned. Herv. kerk. Plattegronden, doorsneden, situatie en details.
| |||||||||
[pagina 168]
| |||||||||
Het rechtopgaande deel der gevels en de westwanden der dwarsarmen, alsook de zijwanden der koortravee toonen een verdeeling in twee zônes; de naar het Oosten gekeerde kerkwanden daarentegen een doorgaande behandeling. Afb. 61. Garmerwolde. Ned. Herv. kerk en toren. Aanzicht uit resp. O. en Z.O., en plan toren.
Het rechte muurwerk werd overal afgesloten door rondboogfriezen, waarboven de gebruikelijke kwart-bolle en -holle lijsten (afb. 60). Bij de eerstbedoelde muurvlakken zijn beneden vier of drie van den grond opgaande, gekoppelde spitsbogige nissen aanwezig, waarboven zich een in opzet overeenkomstig aantal omkraalde spitsbogige venstertjes en flankeerende gelijke nissen bevindt, de laatste oorspronkelijk alle voorzien van vlechtingen. In dit geval zijn niet alleen de nissen der bovenzône maar ook die beneden van een rondstaafprofiel voorzien. Deze benedennissen, met vlechtingen in de koppen, worden gescheiden door stijlen, doch de twee oostelijke in het noorderdwarsfront door een kolonnet. Ten W. volgt daar een klaverbladvormig overtoogde nis met rondstaafprofiel, waarbinnen een eveneens omkraalde spitsboognis met den gedichten korfbogigen ingang. Bij den zuiderdwarsarm is de overeenkomstige ingangnis geheel dichtgezet. | |||||||||
[pagina 169]
| |||||||||
De topgevels der dwarsarmen worden gevuld door een netwerk van gekoppelde velden met vlechtingen (de laatste aan de zuidzijde grootendeels verdwenen). Aan de zuidzijde zijn dit drie hooge, door bundels rondstaven gescheiden spitsbogige velden, geflankeerd door kleinere met rondstaafprofiel, waarvan de benedenste door de boogjes van het bijna verdwenen klimmende fries werden afgedekt. Aan de noordzijde zijn twee hooge velden aanwezig, door kolonnetten gescheiden van de smallere terzijde, die door het boogflies werden afgesloten. De oorspronkelijke afdekking der topgevels van het dwarspand, alsmede van het koor, is ook bij deze kerk gewijzigd. Het oostfront der kerk, dat gevormd wordt door den koorgevel en de oostelijke zijgevels der dwarsarmen, onderscheidt zich van het beschreven gedeelte door over een groot deel van het rechte muurwerk opgaande nissen, in opzet alle met rondstaafprofiel. Bij de koorsluiting zijn vijf spitsbogige, door smalle dammen gescheiden nissen aanwezig, waarvan de middelste een groep van drie langwerpig-spitsbogige venstertjes bevat en de uiterste in hun bovendeel door staande kepervlechtingen worden verlevendigd. Bij het middelste hoogere venster is het rondstaafprofiel voorzien van impostringen, evenals bij de enkele vensters het geval is. Onder de sluitingsvensters is omstreeks 1800 een omlijste ingang aangebracht. Boven deze nissen volgt het reeds aangeduide fries van door (meerendeels verdwenen) zuiltjes gescheiden rondboogveldjes. De topgevel is goeddeels gevuld door vier omkraalde velden met vlechtingen, welke gescheiden worden door bundels rondstaven, en waarvan de twee binnenste klaverbladbogig, doch de buitenste spitsbogig zijn gesloten. Terzijde hiervan bevinden zich twee omkraalde nisjes met haaks geknikte afdekking en in den top een rond nisje met rondstaafprofiel. Bij de oostelijke zijgevels der dwarsarmen wordt het omkraalde, later naar beneden doorgetrokken spitsboogvenster geflankeerd door breede enkele rondboognissen, welker bovengedeelte wederom staand keperwerk bevat. De toren (afb. 61) is een vlakopgaand bouwwerk, gedekt door een O.-W.Ga naar margenoot+ loopend zadeldak tusschen sluitgevels. Hij heeft een rondbogigen zuidingang, waarachter echter een diepe spitsbogige nis aanwezig is evenals in het midden der andere zijden. Het bovengedeelte bezit aan west- en oostzijde twee-, aan noord- en zuidzijde drie kleine rondbogige galmgaten. De binnen-behandeling der kerkwanden, voor zoover nog bewaard, correspondeertGa naar margenoot+ in hoofdzaak met die uitwendig (afb. 60 en pl. LVIII, 2). De nissen onder de vensterzône zijn echter rondbogig en worden door kolonnetten gescheiden; in de oostwanden der dwarsarmen zijn twee breede nissen aangebracht, blijkbaar ten behoeve van voormalige altaren. De vensters hebben ook aan deze zijde een rondstaafprofiel met impostringen. De kerkruimte wordt overdekt door koepelachtige gewelven met acht ribben, welke gedragen worden door spitsbogige muralen en met rondstaven geprofileerde gordelbogen, de laatste op deels afgehakte halfzuilen met afgeschuinde kelkvormige kapiteelen. De diagonale ribben rusten op schalken, | |||||||||
[pagina 170]
| |||||||||
de boogkralen op rechthoekige sprongen of enkel lijsten. De ribben komen samen in, vooral bij de koortravee, rijke rozetten van rondstaven, doch bij de kruising in een sluitring. Het kruisingsgewelf is tot 1 M. van den ring in staand vischgraat- en overigens in rondgaand verband, de overige gewelven zijn in liggend vischgraat-verband gemetseld.
De kerk bezit:
Ga naar margenoot+ Preekstoel (1740, blijkens jaartal), welks kuip en trapleuning geheel met Lodewijk XIV-achtig snijwerk zijn bezet (pl. LVIII, 1). Ga naar margenoot+ Heerengestoelte met rijkgesneden opengewerkt opzetstuk voor de wapens -Rengers en -Julssingh (het laatste XVIId, de bank met oudere fragmenten). Op de overblijfselen van de oude banken hebben mogelijk de volgende posten betrekking: in 1670 ‘Aan de kistemaecker Eldercamp 18 gl.’ en in 1677 ‘aan Eldercamps weduwe 29,11 gl.’ In 1672 had B. Eldercamp voor twee ramen 5 gl. ontvangen. Ga naar margenoot+ Orgel met eenigszins pompeus front, in 1851 afgeleverd door Petrus van Oeckelen, orgelmaker te Groningen. Ga naar margenoot+ Vele hardsteenen grafzerken, met gebeeldhouwde wapens en randversieringen o.a.: voor Joffer Bawe de Mepsche († 1613), van 2 bij 0,86 M.; voor de hovelingen Everhardt († 1646) en Rudolf de Mepsche († 1657) op Tackenborgh, 2,02 M. lang en resp. 1,08 en 1,01 breed; voor den predikant Hermannus Sebastiani († 1672), van 1,975 M. bij 0,69 M.; van Pompejus de Valcke († 1727) en zijn echtgenoote Anna Lucia Julssingh († 1740) op Gelmersma, met wapens en cartouche onder draperiën, van 2,82 M. bij 1,725 M. Ga naar margenoot+ Twee bekers en een kan, hoog resp. 20 en 28 cM., een blaadje van 34,2 × 23,8 cM. en twee van 27 × 19,3 cM. (alles 1838). Ga naar margenoot+ In den toren hangen twee klokken: 1, in middellijn 117,5 en hoog 103 + 25 cM., met opschrift everhart de mepsche eilardus lodwicus bremensis pastor johan gerritz und arent derx kerckvogeden tho garmerwolt anno 1604 fri doe got gert powels mi tho embden; 2, in middellijn 92,5 en hoog 76 + 18 cM., en opschrift 1614 everh(a)rt de mepsche harmannus sebastiani pastor jan gerreits und jan sickes kercvogeden tho garmerwolde.
Ga naar margenoot+ 1. Watermolen op den Langelandster molenpolder, gebouwd in 1829(?), aan het Kardingermaar ZOz. Achtkante bovenkruier met schroef, geasphalteerd hout op veldmuren, gelijke houten kap. 2. Watermolen op den polder Hondegat of Dijksterhuisterpolder, gebouwd vóór 1835, aan het Kardingermaar NWz. Achtkante bovenkruier met schroef, riet op houten onderstuk, rieten kap. | |||||||||
Hemert.Ga naar margenoot+ Aan den weg van Ten Post naar Stedum ligt een met het schuurgedeelte naar voren gekeerde boerderij (XIX A), die voor de brug aan het einde der oprij- | |||||||||
[pagina 171]
| |||||||||
laan een oude houten duivenslagpoort heeft. Deze bestaat uit dubbele deuren in forsche omlijsting, waarop een breede til onder een zadeldakje rust (Vgl. d.j.v.d. ven, Neerlands Volksleven, Zaltbommel 1920, afb. 39 en 42). Hiernaast een tweede boerderij met een duivenslagpoort. | |||||||||
Lellens.De NED. HERVORMDE KERK en haar dakruiter behooren aan de Ned.Ga naar margenoot+ Herv. gemeente. literatuur. (kerk en borg): van der aa, VII (1846), blz. 179. - Grafschr., blz.Ga naar margenoot+ 167/70. - Avm.-zilver, blz. 37. - feith, Borgen, blz. 123/4. - peters, Stad en Lande, blz. 274 en afb. 361/2 (borg). - Bijdragen, II, blz. 317/20. - Gron. Volksalm., 1898, blz. 150/8 m. afb. borg; 1930, blz. 73/7.De niet georiënteerde kerk (afb. 62) is een eenvoudig rechthoekig zaalgebouwGa naar margenoot+ onder een naar één zijde afgewolfd zadeldak, dat voorzien is van groote rondbogige vensters, doch in de sluiting van twee Afb. 62. Lellens. Ned. Herv. kerk. Plattegrond.
smallere spitsbogige. Op den frontgevel staat thans een open klokkenspitsje; van der aa vermeldt nog ‘een fraai koepeltorentje’ midden op het dak. De afmetingen bedragen binnenswerks ± 8 bij 16,75 M. De muurdikte is bijna 45 cM. Het gebruikte materiaal is baksteen van 27,5 × 6,3 cM., 20 lagen 1,40 M., in kruisverband gemetseld. De zuidmuur bevat den gedenksteen, breed 1,32 en hoog 1,72 M. Deze draagt onder het afgehakte wapen -Gruys, waaromheen de woorden spes unica christus, in cartouche het opschrift: ter eeren godes ende stigtinge siner gemeinte hebben joncker hilbrant gruis ende vrou geertruit gruis geboren hoorenken heer ende vrou tot lellens dese kaspelkerke gefondeert ende daer van gelegt den eersten steen den 10 juny 1667. De ingang bevindt zich aan de korte oostelijke zijde. Het tegenoverliggende kerkgedeelte ligt een zerktrede hooger. In dit door stukken doophek afgescheiden ‘koor’ staan midden tegen de sluiting de preekstoel en terzijde de heerenbanken. Het inwendige wordt overdekt door een modern vlak houten plafond. | |||||||||
[pagina 172]
| |||||||||
De kerk bezit:
Ga naar margenoot+ Preekstoel (1668, blijkens jaartal), de kuipvelden versierd met barokke boogpaneelen tusschen getorste zuiltjes, en het klankbord afgesloten door een afgehakt wapen tusschen een rand van voluutranken. Gedreven koperen doopbekken (XVII). Ga naar margenoot+ Heerengestoelte (XVIII A), de luifel der achterbank met rijkgesneden Lodewijk XIV-bekroning voor de wapens-Wijchgel en -......; eenvoudiger gestoelte (XVII B), het opzetstuk der achterbank met uitgewischt wapen tusschen lofwerk; voorts vele eenvoudige banken (XVIII-XIX A). Ga naar margenoot+ Verscheidene zerken, waarvan de oudste uit 1709 dateert. Drie voor Cornelis Brontsema († 1780), Catharina Brontsema-Menses († 1781) en Brontheies Brontsema op Boelsema († 1786) vertoonen wapen-beeldhouwwerk. Ga naar margenoot+ Gladden ‘kercke-beeker tot Lellens’ met gegraveerd wapen (pl. XCVIII, 2), in het hartschild-Ompteda en gevierendeeld -Gruys-Tamminga-Hoorenken-Sloet, hoog 15,5 cM. en gemerkt 4/T ID (Groningen 1698, Johannes Dronrijp); voorts een beker (1818) met het wapen-Wijchgel. Ga naar margenoot+ In den dakruiter hangt een klok, in middellijn 60 en hoog 50 + 12 cM., met opschrift: anno m d c l xxxvi hebben de welgeboorn berent gruys en cecilia tamminga heer en vrouw tot lellens dese klocke laeten gieten door de mr. carolus spronneaux en hugo veri, en daaronder de wapens -Gruys en -Tamminga.
Ga naar margenoot+ De in het laatst der 15de eeuw gestichte BORG of het HUIS TE LELLENS, dat bestond uit een oorspronkelijk hoog torenvormig paviljoen met lateren breeden voor- en zijbouw, is in 1897 gesloopt. Aan dit gebouw herinneren nog het borgterrein met sporen der omgrachting en de oprijlaan. De laatste is toegankelijk door een groot gesmeed hek met palen (XVIII) en heeft aan het einde een tweede gesmeed hek, waarin met sierletters lellenborg 1801 en klinkenborg 1785 staan. Voorts, in een overgebleven later schathuis: een cartouche, een maskerkopje in een schelp (XVII) en een luiklokje, in middellijn 23,5 cM. en hoog 19,5 + 7 cM. met opschrift: soli deo gloria 1681, alsook in den tuin een gebeeldhouwd voetstuk (XVII) voor een tuinsieraad. Een vroegere tuinvaas bevindt zich thans op Menkemaborg.
Ga naar margenoot+ Watermolen op den polder ‘Bouwlust’ of Tusschendijkster polder, aan het Westerwijtwerder maar Nz., gebouwd in 1869. Achtkante bovenkruier met schroef, riet op steenen onderstuk, rieten kap. | |||||||||
Overschild.Ga naar margenoot+ Korenmolen, gebouwd in 1859. Achtkante bovenkruier met stelling, geasphalteerd hout op steenen tusschen- en onderstuk, gelijke houten kap. | |||||||||
[pagina 173]
| |||||||||
Sint-Annen.In het daktorentje van de school te Sint-Annen hangt een klok, in middellijnGa naar margenoot+ 60 en hoog 47 + 13 cM., met opschrift: d. eed. moog. heeren gedeputeerde staaten van stadt gron. en omland. d. simon hoisingius pastor ten bour. carolus spronneaux me fecit anno mdc lxxxvi, waaronder het provinciewapen. Blijkens de Statistiek der Commissie van Onderwijs hing deze klok in 1828 nog in Tenboer, van welks kerkelijke gebouwen het onderhoud voor rekening der Provincie kwam. Onder die soort gebouwen toch viel in Groningerland veelal nog tot diep in de 19e en soms zelfs tot in de 20e eeuw ook de school te verstaan, naar hiervoor bij vermelding van klokken reeds uitkwam. Watermolen op den Kievitspolder, gebouwd vóór 1835, aan het KardingermaarGa naar margenoot+ Oz. Achtkante bovenkruier met schroef, riet op veldmuren, rieten kap. | |||||||||
Tenboer.De NED. HERVORMDE KERK, eertijds R.-K. kerk, en haar dakruiterGa naar margenoot+ behooren aan de Ned. Herv. gemeente. literatuur. joosting, blz. 50. - Beantw. Vragen Comm. van Onderwijs (Ms.). -Ga naar margenoot+ kremer-westendorp, blz. 320/1. - volkmann, Kloster Sonnenkamp, S. 109-114. - van der aa, II (1840), blz. 530. - Grafschr., blz. 338/9. - Avm. zilver, blz. 73/4. - Gron. Volksalm., 1918, blz. 137 e.v. | |||||||||
[pagina 174]
| |||||||||
moet dateeren (1810, volgens opgave ter plaatseGa naar voetnoot1)). Volgens van der aa stond tot het einde der 18de eeuw een vrijstaande klokketoren aan den westkant van het kerkhof. Ga naar margenoot+ De kerk (afb. 63; pl. LIX-LXI) ligt thans vrij aan de zuidzijde van een verlaten kerkhof. Zij is georiënteerd met een afwijking van 2o naar het N. Ga naar margenoot+ Het gebouw vormt een rechthoek van vier traveeën, waarvan de drie westelijke als schip en de bijzonder behandelde oostelijke als koor gediend zullen hebben. Tusschen de tweede en derde travee is aan de noordzijde een ten deele driezijdig uitgemetselde traptoren aanwezig. Het koor is in de 19de eeuw door een muur van de preekruimte gescheiden; een strook langs den westwand der preekkerk is voorts afgeschoten ten behoeve van de orgeltribune. Ga naar margenoot+ De kerk is binnenwerks 31,90 M. lang en 8,60 M. breed; de oorspronkelijke muren zijn 1,10-1,15 M. dik. Het rechtopgaande muurwerk reikt tot 10,80 M., de daknok ligt op 17,20 M. uit den vloer, die heden ten dage in het geheele gebouw op gelijk niveau ligt. Ga naar margenoot+ De in Vlaamsch verband gemetselde baksteen der kerk meet 31 × 8,5 à 9 cM., 20 lagen 1,89 M.; de westingang is in 19de eeuwsche steen ommetseld. Uit baksteen bestaan ook de kelkkapiteelen met daarop rustende sierstukken van den ingang naast den traptoren, en een aansluitend kolonnet-kapiteel, waarop de baksteenen Christus(?)kop in het Museum te Groningen zou gerust hebben. De impostringen der vensters en nissen zijn van blauw-zwart geglazuurde baksteen. Van zandsteen is slechts gebruik gemaakt voor de zuiltjes en kapiteelen der nis-friezen in het koor. Voor de moderne zadeldak-kap is nieuw materiaal gebezigd. Ga naar margenoot+Opstand. Westfront. Het latere westfront wordt versterkt door overhoeksche, tweemaal versneden beeren. Het rechtopgaande geveldeel en de top worden door de holle (gecemente en in hun geheel niet oorspronkelijke?) waterlijsten elk in twee geledingen verdeeld. Beneden bevinden zich te weerszijden van den ingebroken rondbogigen toegang dichtgezette spitsbogen, die tennaastenbij strooken met soortgelijke spaarnissen in den noordwand der westtravee, en die lichtopeningen gevormd zouden kunnen hebben voor de ruimte onder een vroegere schipgalerij voor de kloosterzusters. Boven de eerste lijst wordt een groot spitsbogig middenvenster geflankeerd door spitsbogige nissen, welke alle vroeger een anderen vorm gehad of althans eenig profiel vertoond zullen hebben. De onderste topgeleding is verlevendigd met drie correspondeerende, holgeprofileerde spitsbogige spaarnissen. Ga naar margenoot+ De zijmuren zijn versterkt door over het benedendeel steunbeersbewijs verzwaarde lisenen, welke het alleen overgebleven bolle benedengedeelte der uitgekraagde deklijst, waarop nu verscheidene lagen later metselwerk rusten, onderbreken. Daardoor vormen tusschen hen de wanden der traveeën als | |||||||||
[pagina 175]
| |||||||||
Afb. 63. Tenboer. Ned. Herv. kerk. Plattegrond, doorsneden en details.
| |||||||||
[pagina 176]
| |||||||||
het ware groote spaarvelden; dit geldt echter niet voor de beide lisenen tusschen de traveeën aan de noordzijde. De buitenkant der hoeklisenen valt in het vlak der sluitgevels. Deze zijmuren zijn verdeeld in twee zônes, hetgeen in dit geval niet met een decoratief, doch met een practisch doel zal zijn geschied, met het oog op sinds lang verdwenen nevengebouwen. In den geheelen zuidwand en in den noordwand ten O. van den traptoren zijn beneden namelijk eenigszins uitgekraagde rondbogen zichtbaar, welke in opzet rusten op kraagsteentjes. Ze moeten de muraalbogen van vroegere gewelven vormen, ondanks den naar verhouding nog al ruimen onderlingen afstand. Tusschen de regelmatige bogen aan de zuidzijde zijn nog de uitmetselingen zichtbaar van de gordelbogen tusschen de traveeën van den verdwenen aanbouw. De drie bogen aan de noordzijde zitten iets lager dan die aan de zuidzijde en verschillen onderling eenigermate zoowel in hoogte als in breedte. Ten W. volgt daar een gedichte, van een kraal voorziene doorgang met baksteenen kapiteelen, waarvan het westelijke aansluit bij het gelijke kapiteel van een niet recht duidelijken stijl in den traptoren; de spitsbogige afsluiting van dien doorgang geeft blijk gewijzigd te zijn. Kleine gedichte rondbogige ingangen zijn voorts aanwezig onder den middelsten boog en den overeenkomstigen aan de zuidzijde, een grootere doorgang onder den oostelijken boog Nz. Aan beide zijden ook wordt de beneden-zône beëindigd door een onder de vensterdorpels uitgemetselde lijst, die niet als in het gezicht komende waterlijst was bedoeld, waaronder zich met regelmatige tusschenruimte balkgaten bevinden. De noordwand van de kerk ten W. van den traptoren moet steeds vrijgelegen hebben. Onder de hier lager liggende en afgewerkte waterlijst bevinden zich in de tweede travee twee door een kolonnet gescheiden spitsbogige spaarnissen. De westelijkste travee bevat drie zulke, door smalle dammen gescheiden nissen, waarvan het omkraalde middelste bijna geheel ingenomen wordt door een diepere klaverbladvormig overtoogde nis met rondstaafprofiel, waarbinnen een gedichte (gewijzigde) segmentvormig gesloten ingang. In de zijvelden zijn lage omkraalde rondbogige, eveneens gedichte vensteropeningen aanwezig, waarvan de westelijke beneden door aanmetseling is gewijzigd. De middennis heeft omgaande impostringen. De bovenzône der zijmuren had in elke travee twee spitsbogige omkraalde vensters, geflankeerd door gelijke nissen. Schuin boven die langwerpigsmalle vensters was telkens een rond venstertje aanwezig tusschen gelijkvormige omkraalde nisjes met liggende kepervlechtingen. De langwerpige vensters zijn echter gedicht, op enkele ruw naar beneden doorgetrokkene na, evenals de daarboven geplaatste roosvenstertjes. Enkele langwerpig-smalle nissen zijn daarentegen tot vensters van dezelfde soort geopend. Ga naar margenoot+ De koorsluiting, met slechts tot de waterlijst der zijmuren opgaande hoeklisenen, toont in tegenstelling tot de overige gevels over het rechtopgaande deel een doorgaande behandeling. Ze wordt geleed door drie laag-aanvangende, | |||||||||
[pagina 177]
| |||||||||
langgerekte smalle spitsboogvensters, en twee deze flankeerende gelijke nissen, alle met van impostringen voorzien rondstaafprofiel; en daarboven door eveneens vijf ronde omkraalde nisjes, waarvan de middelste vroeger een roosvenstertje was en de overige liggend keperwerk bevatten. Het versierde oppervlak van den topgevel wordt omgeven door een bol geprofileerde lijst. Het bevat door kolonnetten gescheiden spaarvelden, waarbinnen zich omkraalde klimmende nissen bevinden. Van deze laatste zijn de twee middelste klaverbladbogig-, de twee volgende door een rondboogje en een rechten hoek-, en de laagste haaks gesloten. Het driehoekige topveld is gevuld met omkraalde ruitvlechtingen. De vroegere vorm der gewijzigde, thans door een rollaag afgesloten afdekking van den top is niet meer na te gaan. De oorspronkelijke zijvensters zijn ook aan de binnenzijde der dagkantenGa naar margenoot+ van een rondstaafprofiel met impostringen voorzien. Van de vroegere overwelving zijn boven de zolderingen de flauwspitsbogige muralen nog zichtbaar. Na het uitbreken der overwelving toch werd, in alle geval eenige eeuwen terug, een eiken balkzoldering aangebracht. Deze is in het schip aan het gezicht onttrokken door een laagzittend vlak houten plafond, dat tegen een lagere en latere balkzoldering is gespijkerd, en in het koor door die tweede zoldering zelve. In den noordwand van het schip bevindt zich een gedenksteen met opschrift: sub gerardo ahus abbat. anno 1565. In den scheidingsmuur met het koor is een balk ingemetseld, waarop Joh. 6 vs. 37 en ao 1618 staat, mogelijk de architraaf van het gesloopte koorhek. Overigens biedt het schipgedeelte der kerk in den huidigen staat niets opmerkelijks.De koortravee onderscheidt zich onder- en bij de sluiting terzijde der vensters door blinde galerijstukken, bij wijze van schijntriforium. Tusschen de rondboognisjes bevinden zich daarbij muurzuiltjes met kelkkapiteelen ofwel consoles (afb. 63 en pl. LX, 1 en 3). Beneden vindt men in het midden der zijwanden een rondbogige nis, aan de zuidzijde met rondstaafprofiel. Ten Westen hiervan bevindt zich een van den grond opgaande smallere spitsbogige nis, die correspondeert met de uitwendig zichtbare, rondbogige ingangen. Ten Oosten ziet men een breede rondbogige omkraalde nis, binnen welke zich aan de noordzijde de gedichte ruimere rondbogige doorgang met rondstaafprofiel afteekent, waarin thans een rechthoekige deuropening is aangebracht. In den sluitwand liggen de vensters binnen één groote nis, met door een aantal ringen geleed rondstaafprofiel. Deze omsluit de zijvensters met flauwe spitsbogen, doch het middenvenster en de roos daarboven met een rondboog, welke vereenigde bogen gedragen worden door dubbele, op kraagsteenen aanvangende geringde rondstaven. Onder de vensters zijn drie kleine nissen gebroken; onder de galerijstukken terzijde zijn omkraalde spitsboognissen aanwezig. | |||||||||
[pagina 178]
| |||||||||
In den thans alleen uit de kerk toegankelijken traptoren is, ter hoogte van de te vermoeden voormalige galerij in het schip der kerk, een gedichte doorgang daarheen aanwezig. Deze staat in verbinding met een gedichten ruimeren doorgang naar aanbouwen ten N.O. Laatstbedoelde doorgang teekent zich ook uitwendig naast den traptoren nog eenigermate af; al is ze daar eenigszins onbegrijpelijk door den hoogen gedichten kerkingang er onder, die echter gewijzigd kon zijn. Ga naar margenoot+ volkmann stelt de totstandkoming van het huidige kerkgebouw op ± 1240/5. In den hier gevolgden overeenkomstigen gedachtengang, welke echter een later uitgangspunt kiest voor de ontwikkeling van dezen Groninger kerkenbouw en die over een ruimer tijdspanne verdeelt, komt men tot een dateering een eindweegs in de tweede helft der 13de eeuw. In aanmerking moet ook worden genomen, dat de in vergelijking met de kerken te Winschoten en Zuidbroek minder vrije en -verticaal gerichte behandeling ten deele kan voortkomen uit het bestaan van nevengebouwen, waarmede uiteraard bij den bouw rekening moest worden gehouden. De kerk bezit:
Ga naar margenoot+ Geverfden preekstoel (XVIIc, trap modern; pl. LX, 2), de kuipvelden met geblokte boogpaneelen tusschen gecanneeleerde zuiltjes, geplaatst tegen den scheidingsmuur met het koor. De ruimte er voor is afgescheiden door stukken van het vroegere doophek, met in het midden lage deuren uit ± 1800.Ga naar margenoot+ Twee overhuifde banken, waarin resp. nog zeven en vier gothische holgeprofileerde armsteunen op zuiltjes (XV). Twee grof-gesneden houten kroontjes (± 1800), zes-lichts. Twee offerblokken met beslag (XVII of XVIII). | |||||||||
[pagina 179]
| |||||||||
‘Kerckenbeker’ uit 1665, op gedreven voet, de kelk met gegraveerde voorstellingenGa naar margenoot+ van Geloof, Hoop en Liefde in cartouches, hoog 19,3 cM. en gemerkt 3/K (Groningen) F R ineen; voorts een in 1850 geschonken beker voorzien van de initialen KK en WR, symbolen als voren, drie landschappen en een wapen (onduidelijke merken: R, drie kroontjes?). In den dakruiter hangt een klok, in middellijn 107,5 en hoog 86 + 21,5 cM.,Ga naar margenoot+ met opschrift: mamees fremy heeft mijn vergooten voor het kaspel ten buur anno 1705.
Watermolen op den Boltjerpolder, gebouwd in 1818. Achtkante bovenkruierGa naar margenoot+ met schroef, riet op veldmuren, rieten kap; in 1940 aan beide roeden ‘verdekkerd’. | |||||||||
Tenpost.In de NED. HERVORMDE KERK, een simpel zaalgebouw (XIX B) - deGa naar margenoot+ gemeente vormt een geheel met die te Wittewierum en bezat tot de oprichting geen eigen kerk - bevindt zich een forsche preekstoel-kuip met boogpaneelen tusschen gladde zuiltjes (midden XVII) en gesneden lezenaar (XVIII A).
| |||||||||
Tezinge.De NED. HERVORMDE KERK, eertijds kloosterkapel, en haar dakruiterGa naar margenoot+ behooren aan de Ned. Herv. gemeente. literatuur. joosting, blz. 51. - kremer-westendorp, blz. 319/20. - Bijdragen,Ga naar margenoot+ II, blz. 333. - Gron. Volksalm., 1902, blz. 13/4; 1932, blz. 209; 1935, blz. 217. - Grafschr., blz. 341/2. - Avm. zilver, blz. 76/7. | |||||||||
[pagina 180]
| |||||||||
en een in de kerk hangende knipteekening ter herinnering aan den herbouw voorkomt, werd blijkbaar na afbraak van de rest der kerk dit koorpand vereenigd met het toen van afbraak opgerichte westelijk kerkgedeelte. Ga naar margenoot+Ligging. De kerk ligt vrij op den noordoosthoek van een ruim kerkhof. Zij is georienteerd met een afwijking van 2o naar het Noorden. Afb. 64. Tezinge. Ned. Herv. kerk. Plattegronden en doorsneden.
| |||||||||
[pagina 181]
| |||||||||
De oude verlaagde, uitwendig alsook beneden inwendig rondgesloten koorpartijGa naar margenoot+ en het in 1786 aangebouwde westelijk kerkgedeelte zijn onder één tentdak gebracht, dat met roode pannen is belegd. Op het midden der bekapping staat een vierkant open klokkespitsje met gezwenkte afdekking (afb. 64/5 en pl. LXIII, 2). Er bestaan, ondanks opvallend onderscheid in behandeling tusschen de lichtelijk inspringende sluiting en de aansluitende koortravee, geen bouwnaden of andere aanwijzingen voor een verschil in bouwtijd tusschen deze beide. De hierna omschreven tegenstelling werd vermoedelijk veroorzaakt door de vroeger bij het rechte koorgedeelte of tenminste tegen den noordwand daarvan aansluitende deelen van het kloostercomplex. De breedte binnenwerks van het rechte gedeelte van het koor bedraagt 8,45-8,55 M., de muurdikte 1,15-1,20 M. Het geheele gebouw is opgetrokken in baksteen van 30 × 9 cM., 20 lagen 1,89-1,91 M. Het latere westeinde is slordig gemetseld. De twee rijke overgebleven niskapiteelen inwendig bestaan eveneens uit baksteen. Afb. 65. Tezinge. Ned. Herv. kerk. Aanzicht Nz.
Afb. 66. Tezinge. Ned. Herv. kerk. Kapiteelen.
Het westelijk kerkgedeelte biedt nietsGa naar margenoot+ opmerkelijks. Bij het koorgedeelte (afb. 65) toont de sluiting nagenoeg een doorgaande detailleering, de rechthoekige travee daarentegen een behandeling in vrijwel twee zônes, hetgeen hier, evenals in Tenboer, verband houdt met de vroegere belendingen. Het rechte koorgedeelte heeft aan den westkant beiderzijds, doch niet geheel tegenover elkander, een gedichte rondbogige in- of doorgangsnis met rond- | |||||||||
[pagina 182]
| |||||||||
staafprofiel. Ten O. volgen dan aan de noordzijde moeten van twee rondbogige, betrekkelijk lage schildbogen voor het gewelf van een verdwenen gebouw. Hooger op is een reeks van vijf gekoppelde, flauwspitsbogige nisjes aanwezig. De eigenlijke bovenzône heeft aan den noordkant twee gedichte omkraalde venstertjes, geflankeerd door een breedere oostelijke en een smallere westelijke omkraalde nis met vlechtingen, wier aller koppen voor de latere daklijst zijn afgesneden. Aan de zuidzijde bevinden zich beneden twee hoogopgaande omkraalde spitsboogvelden, binnen de westelijke waarvan de diepe nis van den met een keperboog gedekten ingang ligt, en sporen van het derde tusschengelegen veld. Dit laatste toch is met het bovengelegen, nog te onderkennen venstertje vervallen ten behoeve van een ruw-ingebroken groote rondbogige lichtopening. Dientengevolge is hier slechts het gedichte westelijke venstertje met rondstaafprofiel over, alsmede de flankeerende oostelijke nis met vlechtingen, welke boven zijn afgesneden gelijk hun equivalenten aan den noordkant. De koorsluiting is verzwaard door smalle lisenen. De velden daartusschen bezitten veel lager zittende langwerpige spitsboogvenstertjes. Boven de vensters zijn tusschen de afgesneden lisenen vlechtingen aangebracht, behoudens in de as, waar zich slechts een rondboog afteekent. Vermoedelijk was hier een reeks van een soort lage nissen aanwezig om de vlakken tot aan de vroegere daklijst te verlevendigen. Ga naar margenoot+ Aan den noordkant der koortravee (afb. 64) is de voormalige doorgang zichtbaar, hier met een keperboog gedekt en gevat binnen een hooge rondbogige omkraalde nis met impostringen. Ten O. volgt een groep van drie, van den grond opgaande hooge spitsboognissen, tusschen welke kolonnetten met van lofwerk voorziene kelkkapiteelen (afb. 66; pl. LXII, 3/4 en pl. LXIII, 1). De twee gedichte vensters daarboven hebben aan de binnenzijde eveneens een rondstaafprofiel. De flankeerende spitsboognissen zijn smaller en kleiner dan de vensters, klaarblijkelijk ten behoeve van den schildboog van het vroegere gewelf. Het inwendige is thans gedekt door een balkzoldering. Aan den zuidkant ziet men beneden een gedichten rondbogigen ingang met dubbel geringd rondstaafprofiel en aan de andere zijde van het ingebroken venster een van den grond opgaande spitsboognis. In de bovenzône zijn nog de omkraalde binnenkant van het gedichte venstertje en twee nissen aanwezig, een ten W. van het oorspronkelijke venstertje en een ten O. van het ingebroken venster. De een zarktrede hooger gelegen koorsluiting (afb. 64) zal afgescheiden zijn geweest door een zwaren triomphboog, welks muurpijlers schuins zijn weggehakt. De sluitingswand onderscheidt zich door een rijke en merkwaardige behandeling. De vensters liggen binnen diepe uitgeschulpte nissen. Deze worden omsloten door bundels van geringde rondstaven, welke zich boven de ringimposten voortzetten in kolonnetten, die de gewelfribben zullen hebben gedragen (pl. LXIII, 1). | |||||||||
[pagina 183]
| |||||||||
De kerk bezit: Preekstoel (± 1650), de kuip met eenigszins barokke boogpaneelen en hetGa naar margenoot+ oude klankbord met gezaagde opzetstukken; hieronder is een breeder nieuw klankbord aangebracht. Houten lezenaar (XVIII). Kleine avondmaalstafel (XVII). Twee banken (XIX A) met nieuwe luifels. Offerblok, waarop het jaartal 1795 is ingesneden. Hardsteenen zerk voor Coppen de Mepsche († 1597, vroeger bij het hekGa naar margenoot+ van de kerk), met de wapens- De Mepsche en -Jarges en thans eveneens blanke hoekmedaillons, van 1,37 bij 1,22 M.; voorts een zerk van gelijk type voor Claes Drews Stuirwolt († 1664), van 2,02 bij 1 M., die in 1825 een tweede opschrift kreeg. Voor de deur ligt nog een andere zerk met het wapen-De Mepsche. Ronden tinnen schotel, blijkens opschrift op 13 Mei 1699 geschonken doorGa naar margenoot+ den unicus collator commijs Bernard Tepens bij zijn vijftigsten verjaardag, in middellijn 31 cM. In den dakruiter hangt een klok, in middellijn 86 en hoog 70 + 18 cM., metGa naar margenoot+ opschrift: hergoten in den jaare 1817 op kosting der geemeete van thesing onder het vierde jaar der regeering van wilm de eerste koning der nederlanden, a.h. van bergen m. fremy me fecerunt c. fremy u.v. bergen.
Een boerderij onder Steerwolde bezat een zandsteenen schouw, met op deGa naar margenoot+ door pilasterwangen gedragen kap: anno dni 1564, die is overgebracht naar het Museum te Groningen. Ter plaatse was de achterwand bezet met witte tegels, afgewisseld door gelijke met gekleurde stervormige patronen, waarvoor een ijzeren haardplaat.
| |||||||||
Wittewierum.De NED. HERVORMDE KERK en haar dakruiter behooren aan de Ned.Ga naar margenoot+ Herv. gemeente. | |||||||||
[pagina 184]
| |||||||||
Ga naar margenoot+ literatuur. joosting, blz. 53. - Oudh. en Gestichten, blz. 386-407. - brucherus, blz. 108/10. - Teg. Staat, blz. 372/4. - kremer-westendorp, blz. 323/4. - j.g. rijkens in Almanak 1832 Dep. Leens Mij. tot Nut van het Algemeen. - van der aa, II (1840), blz. 491/2 en XII (1849), blz. 532/3. - Grafschr., blz. 437/40. - Avm. zilver, blz. 96. - Gron. Volksalm., 1902, blz. 12. - De Ned. Leeuw, 1934, kol. 358; 1935, kol. 16/7. Ga naar margenoot+ De huidige kerk is een soort neo-gothisch rechthoekig zaalgebouw, dat georiënteerd is met een afwijking van 14 ½o naar het Noorden, van binnenswerks 24,165 bij 8,98 M. met muren van 51 cM. dikte. Het ook uitwendig gepleisterde muurwerk onder de vensters schijnt opgetrokken uit groot formaat oude steen; overigens is moderne steen gebruikt van 23 × 5,3 cM., 10 lagen 58,5 cM. Inwendig zijn blijkbaar bij de bevloering een aantal Bremersteenen zerken uit de voorgaande kerk toegepast. De 13 fraaiste bewaarde grafzetken zijn gelegd in den een zarktrede verhoogden vloer van het ‘koor’-gedeelte met preekstoel, kerkeraadsbanken, avondmaalstafel, enz.
De kerk bezit:
Ga naar margenoot+ Fraai gesneden dekstuk (XVII, d) van een bank, hoog 0,66 en breed 2,54 M., met in cartouche een wapen, gevierendeeld 1 en 4-Rengers 2 en 3-Polman; thans aangebracht tegen het achterschot der zuidelijke wandbank in het afgescheiden oostelijk kerkgedeelte. Ga naar margenoot+ Verscheidene zerken voor leden voor het geslacht Rengers, de oudste uitgesletene in zandsteen voor Swer Rengers († 1558) met wapens en helmteeken boven rolwerkcartouche, van 2,03 bij 1,03 M.; verder hardsteenen, o.m. een voor Judit Wermelo-Rengers († 1618), van 2,02 bij 0,99 M., en een draperiezerk voor Edzardt Lamouraal Rengers († 1737) van 1,98 bij 1,39 M.; eenige 18de eeuwsche zerken voor dorpelingen liggen op het kerkhof. Ga naar margenoot+ Geschilderde wapenborden in gebeeldhouwde omlijsting met vroege Lodewijk XVI-versieringen voor Lambertus Schotto Rengers († 1779) en zijn vrouw Ambrosia Elisabeth Bentinck tot Schoonheeten en Diepenheim († 1779). Ga naar margenoot+ Gladden zilveren beker met de alliantiewapens-Rengers-Polman, hoog 17,7 cM. en gemerkt 2/IJ HM aaneen (Groningen 1654, Hendrik Muntinck). Ga naar margenoot+ In den dakruiter hangt een klok, in middellijn 71 en hoog 57 + 15 cM., met opschrift: gegoten toen te wittewierum kerkvoogden waren d.h. | |||||||||
[pagina 185]
| |||||||||
mulder, k.w. lubbers en w.d. derksema door a.h. van bergen anno 1829, waaronder: wiardus hora siccama collator en het wapen-Siccama.
Onder Oosterdijkshorn een watermolen op den Reddingiuspolder, gebouwdGa naar margenoot+ in 1867, aan het Damsterdiep Oz. Spinnekop met schroef, hout op vierkant houten onderstuk; niet meer in bedrijf. | |||||||||
Woltersum.De NED. HERVORMDE KERK en haar toren behooren aan de Ned. Herv.Ga naar margenoot+ gemeente. literatuur. joosting, blz. 53. - van der aa, XII (1849), blz. 587/8. - Grafschr.,Ga naar margenoot+ blz. 441. - Groninger Volks-Alm., 1843, blz. 110 e.v.De aldus ontstane kerk (afb. 67 en pl. LXII, 1) is een ietwat onregelmatig zaalgebouw,Ga naar margenoot+ Afb. 67. Woltersum. Ned. Herv. kerk. Plattegrond.
georiënteerd met een afwijking van 7o naar het Noorden, dat gedekt is door een zadeldak tusschen sluitgevels. De voor een klein deel ingebouwde oosttoren bestaat uit een hoogen vierkanten onderbouw, welke, door bemiddeling van een ingezwenkte overgangsgeleding, een achtkante klokkeverdieping met naaldspits draagt. Het gebouw is behalve door den rondbogigen toreningang toegankelijk door een aangebouwd portaal aan de zuidzijde. Het uit 1765 dateerende kerkgedeelte met muren van 50 cM. is opgetrokken in grijzige baksteen van 21,5 × 4,3 cM., 20 lagen 99 cM.; het gedeelte uit 1837/8 met muren van 65 cM. en de toren met muren van 95 cM. tot 1 M. in moppen van 32,5 × 9 cM., | |||||||||
[pagina 186]
| |||||||||
20 lagen 2,02 M., in kruisverband. Dit geldt niet voor de lantaarnverdieping, waarvoor kleurige steen van 24 × 5 cM., 20 lagen 1,21 M, is gebezigd. De zijmuren zijn verdeeld in zes door lisenen ingesloten vakken, waarvan de vier middelste spitsboogvensters bevatten. Het inwendige is overdekt door een flauw gebogen koofzoldering.
De kerk bezit:
Ga naar margenoot+ Preekstoel en vier banken met opzetstukken (XIX A). Koperen bolkroontje, hoog 62 cM. (XVIII?), tweemaal zeslichts. Ga naar margenoot+ Steentje van 75 bij 35 cM. voor den ambachtsheer-collator Johan van Welvelde († 1634), gemetseld in den zuidwand, en een zerk voor Ella Catharina van Bolhuis († 1769), echtgenoote van den predikant Menso Alting Mees. Ga naar margenoot+ Gladden zilveren beker uit 1623 blijkens jaartal, hoog 17,4 cM., merken: dubbele adelaar, P (Groningen), onduidelijk, om den bovenrand versierd met graveerwerk, waarbinnen de wapens-Van Welvelde en ......... Ga naar margenoot+ In den toren hangt een klok, in middellijn 99 en hoog 80 + 18 cM., met opschrift: in den jare 1838 ben ik hergoten ten dienste der hervormde gemeente van woltersum door a.h. van bergen en zoon te midwolde, benevens toepasselijke versregels. Volgens van der aa kwam ze in de plaats van een klok uit 1415 met opschrift: anno dni mccccvvv fusa sum sub dno. mellardo in honorem omnium sanctorum en een andere 15de eeuwsche klok met zeer onduidelijk opschrift, die toen verkocht zouden zijn.
|
|