Oost-Groningen
(1940)–M.D. Ozinga– Auteursrecht onbekendSlochteren.De gemeente omvat de huidige kerkdorpen Harkstede, Hellum, Kolham,Ga naar margenoot+ Schildwolde, Siddeburen, Slochteren, alsook diverse buurschappen, waaronder Scharmer, en polders. | |||||||||||||
Harkstede.De NED. HERVORMDE KERK en haar toren behooren aan de Nederl.Ga naar margenoot+ Herv. gemeente. literatuur. joosting, B II, blz. 51. - van der aa, dl. 5 (1844), blz. 165/7. -Ga naar margenoot+ Groninger Volks-alm., 1840, blz. 1 e.v. - Groningsche Volksalm., 1928, blz. 113-140. - ozinga, Prot. kerkenbouw, blz. 125/6. - Grafschr., blz. 133. - Avm. zilver, blz. 27/8 en 67. De op het zuidelijk gedeelte van een ruim kerkhof gelegen kerk is georiënteerdGa naar margenoot+ met een afwijking van 19o naar het Noorden. Het geheel onderkelderde gebouw (afb. 43) bestaat uit vier rechthoekigeGa naar margenoot+ traveeën en een driezijdig gesloten eindtravee. Over de derde travee van het W. bevindt zich aan de noordzijde een uitbouw van twee verdiepingen met daaronder den grafkelder der familie Piccardt, welke een tegenwicht vormt tegen den ouden toren ter andere zijde. Het kerkgedeelte oostelijk | |||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||
Afb. 43. Harkstede. Ned. Herv. kerk. Plattegronden en doorsneden.
| |||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||
hiervan heeft door een verhooging van den vloer met een trede en een rijkere wandbehandeling eenigermate het karakter van een koor gekregen. De kerkruimte is toegankelijk langs een stoep voor den westgevel, welkerGa naar margenoot+ steile zijarm naar de galerij leidt (pl. XL, 2). De rondbogige pilasteringangAfb. 44. Harkstede. Ned. Herv. kerk. Details.
en het bovenveld met inscriptie (afgedrukt in Gron. Volksalm. 1928) in cartouche, alsmede de wapens-Piccardt en -Rengers tegen van een kroon neerhangende draperie, zijn gevat binnen een geprofileerde rechthoekige omlijsting. Voor de stoep is in 1933 een terrasvormige aanleg gemetseld, aangezien door het vinden van oude stukken plaveisel op 50/60 cM. diepte gebleken zou zijn, dat het maaiveld lager diende te liggen. In verband hiermede werd toen tevens voor den later ingebrachten nooduitgang in den westwand van den aanbouw een gemetselde trap aangebracht, alsook nieuwe traptreden gelegd voor den ingang in den westelijken torenwand. De kelderverdieping wordt betreden door een toegang in den zuidwand der tweede travee van het W. De buitenwerksche afmetingen der kerk zijn in de as 20,30 en 9,22, de binnenswerkscheGa naar margenoot+ 18,13 en 7,20 M. De uitsprong van den toren bedraagt aan de westzijde 5,53 M., aan de oostzijde 5,31 M., terwijl de vrijliggende zijde 6,43 M. meet. De overeenkomstige afmetingen van den noordelijken uitbouw beloopen 5,30, 5,25 en 6,36 M. De hoogte onder de gewelfsluitsteenen is in het westelijk kerkgedeelte 9,40 M., in het oostelijk 9,20 M. boven den vloer. Het rechtopgaande muurwerk reikt bij de eigenlijke kerk tot 11,75 M., bij den uitbouw tot 11,37 M. en bij den toren tot 14,20 M. boven het niveau der onmiddellijke omgeving. | |||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+ Het gebruikte materiaal is baksteen, waarvan de lengte bij den toren (voor zoover oorspronkelijk) 30 à 32 cM., hoogte van 10 lagen 87 cM., het formaat bij de kerk 26,5 × 6 cM., 10 lagen gemiddeld 67 cM. bedraagt. Van zandsteen is afgezien van eenig beeldhouwwerk in reliëf slechts gebruik gemaakt voor de sierdeelen van den hoofdingang, de pijnappelhoekstukken der puntgevels van schip en uitbouw, en inwendig voor kapiteelen en gewelfsluitsteenen. Bij de restauratie kregen de beeren voorts zandsteenen afdekkingen. De treden der stoep bestaan uit zandsteen. Ga naar margenoot+ Kerk en uitbouw worden gedekt door met pannen belegde zadeldaken. De toren heeft een afgeknot tentdak, waarop een achtkant open houten spitsje van twee geledingen, dat bij de restauratie tezamen met de kap vernieuwd is.Ga naar margenoot+ De eigenlijke kerkmuren (afb. 43 en pl. XL) worden versterkt door steunbeeren, die bij het schipgedeelte twee, bij het koorgedeelte drie versnijdingen toonen. De spitsboogvensters bevatten houten ramen, die waarschijnlijk uit de vorige eeuw dateeren. In de schuine zijden der koorsluiting vindt men blindvensters. Bij het koorgedeelte bezitten de vensters aan de binnenzijde van den dagkant nog kralen. Bij de restauratie kwam hier beneden in het noordelijke venster het geheele negprofiel voor den dag (afb. 44), waaruit bleek, dat de raamopeningen oorspronkelijk smaller waren geweest. Boven de ingangspartij bevindt zich een steen met voorstelling van het Lam Gods op een brandofferaltaar(?), waaronder de figuren van Jezus en Johannes den Dooper(?) te weerszijden van een hoogen reukofferkandelaber. Ga naar margenoot+ De toren (afb. 43 en pl. XL, 2) vertoont de eigenaardigheid, dat het boven een versnijding aanvangende middengedeelte aan de zuidzijde nog verlevendigd wordt door vier langwerpige rondbogige spaarvelden met verschillend gevormde vlechtingen. In den noordwand kwamen achter den preekstoel, voor welks plaatsing een groote afgeronde nis in den torenmuur is uitgehakt, bij de restauratie overblijfselen van overeenkomstige spaarvelden te voorschijn en daaronder een gedeelte van den rondboog van den oorspronkelijken ingang. Ook vertoont de oostwand nog moeten van zulke langgerekte spaarvelden. Hierboven bevinden zich aan de zuidzijde twee en aan de oost- en westzijden drie rondbogige galmgaten; de beide vroegere galmgaten aan de noordzijde dienen voor doorgang naar den kerkzolder. Tusschen de galmgaten aan de zuidzijde bevindt zich de gedenksteen met, in cartouche, het wapen van Groningen en s.p.q.g. 1657. Men moet derhalve wel aannemen, dat de bovenbeschreven behandeling oorspronkelijk is, al correspondeert ze in het geheel niet met de inwendig aanwezige spaarnissen, waarvan speciaal de middelste tusschen de telkens twee diepe spaarnissen beneden en de inwendig segmentvormig getoogde galmgaten eenigszins onbegrijpelijk zijn (afb. 43). Overigens maakt het den indruk, dat er vroeger, en wel waarschijnlijk in 1657 of anders in 1692 e.v. zeer veel aan den toren gebeurd is. | |||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||
In den oostwand van den uitbouw bevinden zich langwerpige gedeelde vensters, waarvan de twee onderste korfbogig en de twee bovenste recht zijn gesloten. De gedichte benedenopeningen in de eerstbedoelde venstertjes zijn bij de restauratie weer geopend. Inwendig (afb. 43/4 en pl. XLI) worden de kruisribgewelven geschraagd doorGa naar margenoot+ spitsbogige scheibogen en van den grond opgaande muralen. Deze gordelbogen en ribben gaan op van gemeenschappelijke forsche kolonnetten, welker kapiteelen (afb. 44) evenals de gewelfsluitsteenen versierd zijn met de wapens-Piccardt en-Rengers. De westwand is beneden door rondbogige-, boven door spitsbogige spaarvelden gebroken; van welke laatste de middelste een eenvoudige traceering heeft en die terzijde van ongelijke grootte zijn. In eerstbedoelde velden en onder de vensters van het schipgedeelte bevinden zich kleine nissen. De ruimte onder de koorvensters wordt ingenomen door rondbogige rijen van zuilennisjes. Onder het venster in de as is echter een ietwat hoogere, van den grond opgaande geprofileerde nis aangebracht, waarboven een steen met den Mannaregen voorstellend reliëf, breed 132 en hoog 84 cM. De uitbouw - bij den aanvankelijken opzet vermoedelijk door een houten schot afgedeeld - opent zich beneden naar de hoofdruimte met een door cassettenvormige uitsparingen geaccentueerden boog. Tusschen en terzijde der venstertjes wordt de oostwand door spaarnisjes verlevendigd. Een in den westmuur uitgespaarde trap leidt uit het kerkruim naar de kamer op de verdieping. De tweebeukige kelderverdieping en haar nevenruimten worden overdekt door zeer gedrukte, riblooze kruisgewelven. Naast den toegang tot den grafkelder is een epitaaf met treurende putti en doodssymbolen ingemetseld. Volgens van der aa maakte de combinatie der gemeente met die van ScharmerGa naar margenoot+ in 1824 de onbeholpen aangebrachte galerij aan de westzijde noodig. Overigens kan de in verband met den gevel en de hoofdstoep gemetselde zij-opgang naar die galerij nauwelijks achteraf zijn aangebracht, zoodat men haar een voorgangster moet geven. Het is echter de vraag, of die vroegere galerij als orgelbeun dienst deed, zooals men heeft verondersteld (lonsain in Gron. Volksalm. 1928). | |||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||
De kerk bezit de volgende eiken meubelen en andere voorwerpen, hoofdzakelijk uit den tijd van den bouw:
Ga naar margenoot+ Wandpreekstoel, de kuip voorzien van getorste zuilen, waartusschen met omrankte trossen belegde boogpaneelen; het klankbord bekroond door een staande figuur met bijbel en staf. Eenvoudig doophek, in aansluiting aan de kerkbanken. Ga naar margenoot+ Orgel met sierlijk gesneden front; op de borstwering de wapens-Piccardt en -Rengers. Ga naar margenoot+ Heerengestoelte, het forsche achterschot geleed door composiete pilasters, doch overigens gepanelleerd en van gesneden bekroningen der zijschotten voorzien gelijk de gewone kerkbanken (in het schip ± 1700, in het koorgedeelte XVIIId); twee tekstborden met gesneden omlijsting. Ga naar margenoot+ Eenige gebrandschilderde ruitjes in de vensters van den uitbouw met de namen, en resten van de wapens der stichters, alsook het jaartal 1695. Ga naar margenoot+ Twee zilveren avondmaalsbekers op kandelabervoet (pl. XCVII, 4), hoog 18 en met knopdeksel 24,5 cM., en een ronden schotel, in middellijn 35,6 cM.; alle geschonken door het stichterpaar Piccardt-Rengers, met wier wapens ze zijn versierd, en gemerkt: 4/W ID (Groningen 1700, Johannes Dronrijp). Voorts een schotel uit 1850. Uit Scharmer zijn afkomstig: een gladde diaconiebeker met wapen, hoog 15 cM. en gedateerd 1724, zonder zilvermerken; en een schotel met gelobden rand, in middellijn 31,3 cM., gemerkt: 5/X en BP (Groningen 1725, Barent Pootholt). Ga naar margenoot+ In den toren hangt een klok, in middellijn 93,5 cM. en hoog 74 + 20 cM., met het volgende opschrift: jonkheer johan hora siccama heer en u.c. van de harkstede. gegoten in october 1818. andries h. van bergen en m. fremy me fecerunt.
| |||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||
Hellum.De NED. HERVORMDE KERK, vroeger R.-K. kerk, en haar toren behoorenGa naar margenoot+ aan de Ned. Herv. gemeente. literatuur. joosting, blz. 62. - van der aa, V (1844), blz. 397/8. - feith,Ga naar margenoot+ Borgen, blz. 129. - Grafschr., blz. 133/4. - Nederl. Leeuw, 1934, kol. 363; 1935, kol. 15. - Avm. zilver, blz. 28. De kerk ligt op een aan noord- en zuidzijde ruim kerkhof en is georienteerdGa naar margenoot+ met een afwijking van 7o naar het Noorden. Zij vormt een gepleisterd gebouw (afb. 45 en pl. XLII, 1), dat tennaastenbij met negen zijden van een regelmatigen twintighoek is gesloten. Binnenswerks bedraagt de lengte in de as 25,80 M., en wisselt de breedte tusschen 7,85 en 8,20 M.; de muurdikte varieert van 0,90 tot 1 M. Het muurwerk gaat op tot 7,20 M. boven het huidig niveau van het kerkhof. Bij afvallen van stukken bepleistering in 1939 schenen de buitenmuren van schip en koor uit afwisselende lagen tuf en baksteen te bestaan, waarachter een vulling van gietwerk aanwezig was. Aan de westzijde staat een toren, die aan de zuidzijde 4,28 M., doch buiten den smalleren westmuur ter andere zijde 4,34 M. uitspringt en welks frontbreedte 5,40 M. bedraagt. Deze is tot ± 10,75 M. boven den vloer opgetrokken in afwisselende lagen tuf van onregelmatige blokken ter dikte van 10 à 11 cM. en baksteen van 29,5 bij 8,5 cM.; de smallere muren daarboven bestaan uit machinale Groninger baksteen. Onder het westelijk deel van den noordelijken schipmuur komen nog een paar veldkeien der fundeering in het gezicht en onder het midden der koorsluiting een groote kei. Het lage met grijze pannen belegde zadeldak der kerk en het bovendeel van den toren met uitspringende houten bekroning, bestaande uit een vierkant onderstuk en van vier- tot achtkant ingesnoerde naaldspits, moeten dateeren uit de tweede helft der vorige eeuw; ofschoon, blijkens een gedichte doorgang van een vroegeren kerkzolder boven het huidige kerkdak, dit laatste toch weer jonger is dan het bovendeel der torenmuren. van der aa, in wiens tijd de kerk nog niet gepleisterd en het terrein er om heen iets minder hoog was, laat de heele fundeering uit zware keien bestaan. Hij weet verder mede te deelen, dat aan de koorsluiting veel tufsteen te zien was, doch weinig aan de rest der kerk, die duidelijk uit later tijd dateerde. Volgens opgave voor de Statistiek der Commissie van Onderwijs kwam zeer weinig tuf van ongelijke grootte aan de kerk voor. De toren, die volgens van der aa oorspronkelijk een spits bezat, | |||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||
zou, volgens het ankerjaartal op zijn westgevel, in 1646 onder het pannendak der kerk gebracht zijn. Tegelijkertijd daarmede werd de thans verdwenen klokketoren ten N. aan den rijweg gebouwd. Afb. 45. Hellum. Ned. Herv. kerk. Plattegrond en doorsneden.
Ook het jaartal 1795 op de imposten van den toreningang, waardoor men de kerk betreedt, moet op veranderingen duiden. De sluitsteen draagt de alliantiewapens-Rengers en -Lintelo. In de zijmuren der kerk bevinden zich drie groote niet-oorspronkelijke rondboogvensters. De koorsluiting heeft behalve aan de zuidelijkste zijde nog lisenen er kleine gedichte spitsboogvensters, of nissen. Inwendig is het oostelijk kerkgedeelte door een schot van de kerkruimte afgescheiden en vlak boven de vensters een laag houten plafond gelegd, waarin een opening voor het bovenstuk van het orgel is gelaten. | |||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||
Tot de kerk behooren de volgende meubelen en andere voorwerpen.
Zwartgeverfde en vergulde eiken preekstoel (1759, blijkens jaartal onderGa naar margenoot+ lezenaar, pl. XLII, 2); op het middenveld der kuip, die met rijk zwaar Lodewijk XIV-ornament is versierd, het wapen-Rengers. Orgel (in 1819 geheel vernieuwd; opnieuw in 1861?), met aan de binnenzijdeGa naar margenoot+ beschilderde kasdeuren. Zerk met rijk gebeeldhouwd wapen in cartouche-omlijsting voor AnnaGa naar margenoot+ Margaretha Ripperda-Rengers († 1663), onder den houten koorvloer verborgen. Naast den toren een fragment met de wapens -Rengers en -Ten Water. Rond gebeeldhouwd rouwbord voor Frans Rengers († 1562), waaronderGa naar margenoot+ cartouchebordje met opschrift, in middellijn binnen de lijst 54 en er buiten 59,5 cM., totale hoogte 72 cM.; een rond geschilderd voor Egbert Rengers († 1582), waaronder soortgelijk bordje, in middellijn binnen de lijst 51 en daar buiten 58 cM., totale hoogte 75 cM.; en een voor Anna van Ittersum († 1630). Gladde zilveren beker, de voet afgesloten door een gevlochten rand, waaropGa naar margenoot+ het gegraveerde wapen-Rengers-Ittersum, en gemerkt: 3/K en H(?)M aaneen (Groningen 1665, Henrick Muntinck?), hoog 20,4 cM.; tinnen achtkantige schotel met middellijn van 31,5 cM., de rand versierd met Lodewijk XIV-achtig ornament, op welks achterzijde staat fokko kniphuisen en predikant tot hellum 1804. In den toren hangt een klok, in middellijn 129 cM. en hoog 108 + 22 cM.Ga naar margenoot+ Het randschrift in gothische minuskels, dat geopend wordt door drie figuurtjes, luidt an̄o dn̄i mccc xcvi p die johānis an̄ portā latinamGa naar voetnoot1). Onder het opschrift staan in ruitvormige opstelling vier heiligenfiguren en relief, de bovenste waarvan O.L. Vrouwe voorstelt. van der aa vermeldt meer klokken, waarvan een met de beeltenis van den H. Warnfridus. Watermolen op den Tatjehornerpolder, ten N. van het Schildmeer, in denGa naar margenoot+ z.g. ‘Tatjehörn’, gebouwd in 1834, ter vervanging van een verplaatsten molen. Achtkante bovenkruier met schroef, riet op houten onderstuk, rieten kap. | |||||||||||||
Kolham.De NED. HERVORMDE KERK en haar dakruiter behooren aan de Ned.Ga naar margenoot+ Herv. gemeente. literatuur. s.j. rutgers, Beschrijving van Kolham, Groningen 1849. - vinhuizen,Ga naar margenoot+ Kroniek, blz. 64. - Grafschr., blz. 159. - Avm. zilver, blz. 33. | |||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+ De vrijliggende kerk is georiënteerd met een afwijking van 3½o naar het N. Het gebouw (afb. 46) is een gepleisterde, driezijdig gesloten zaalkerk metGa naar margenoot+ hoog dak, welke van groote spitsboogvensters en tweemaal versneden beeren Afb. 46. Kolham. Ned. Herv. kerk. Plattegrond.
is voorzien. De lengte bedraagt buitenwerks in de as 21,20 en de breedte 9,70 M.; dezelfde binnenwerksche maten beloopen 19,90 en 8,20 M. Bij een der beeren, waar een gedeelte der specie los zat, bleek het formaat der baksteen 26 × 6 cM. Boven den ingang staat het jaartal 1641 en het gebeeldhouwde provinciewapen. De van neggen voorziene spitsboogvensters bevatten houten ramen; uitgezonderd bij den lichter aangelegden westgevel, die twee vormeloozer spitsboogvensters heeft, waarin ijzeren ramen. Het inwendige heeft een balkzoldering uit vermoedelijk begin 19e eeuw.
De kerk bezit:
Ga naar margenoot+ Gelakten preekstoel uit den bouwtijd, de kuip met barokke boogpaneelen tusschen gecanneleerde zuiltjes; het klankbord draagt uitgezaagde opzetstukken. Blijkens de rekening der kloostergoederen over 1641 ontving toen ‘Jan Ellens kistemaecker ende aennemer van de gemaecte predigstoel in de kercke op Kolham’ 228 Car. gl. Ga naar margenoot+ Luifelbank met zijschotten en wapen-De Sandra Veldtman (± 1700) en vele eenvoudige banken (± 1800, met oudere onderdeelen?). Ga naar margenoot+ Grafzerk voor Ds. Gualtherus Piccardt († 1742) met wapen en draperie. | |||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||
Zilveren Avondmaalsbeker (XVII B, geen merken), hoog 15,7 cM. en -schotelGa naar margenoot+ met gelobden rand, in middellijn 26,2 cM. en gemerkt 5/E (Groningen 1706) CE of CL ineen. De schaal is blijkens opschrift aan de achterzijde gegeven door den heer en unicus collator H. de Sandra Veldtman. Volgens ds. rutgers zouden schotel èn beker op 6 Mei 1809 aan de gemeente geschonken zijn. In den dakruiter een klok, in middellijn 75,5 cM. en hoog 61 + 14 cM.,Ga naar margenoot+ waarop: vernieuwd toen h. de sandra veldtman heer van slochteren colham etc. etc. unicus collator r.a. van swinderen en h.i. cock kerkvoogden waren te colham. door andries heeres van bergen. anno 1808, alsook de wapens -De Sandra Veldtman en -Van Swinderen.
Korenmolen, herbouwd in 1906, na het afbranden van een bovenkruier uitGa naar margenoot+ 1880, een van de voormalige walmolens der stad Groningen. Achtkante bovenkruier met stelling, hout op steenen tusschen- en onderstuk, houten kap. Het nieuwe achtkant enz. is afkomstig van den vroegeren watermolen op den Grooten Harksteder polder. | |||||||||||||
Scharmer.Op het kerkhof der in 1824 afgebroken rijzige romano-gothische kerk uitGa naar margenoot+ 1296 (vgl. joosting, blz. 51/2; peters, Stad en Lande, afb. 164; Groninger Volks-alm., 1839, blz. 172/8, m. afb.) bevinden zich nog enkele zerken met wapens, de oudste uit 1605.
| |||||||||||||
Schildwolde.De NED. HERVORMDE KERK en haar ten N.W. vrijstaande toren behoorenGa naar margenoot+ aan de Ned. Herv. gemeente. literatuur. joosting, blz. 52/3. - wijbrands, De Abdij te Wittewierum, blz. 71Ga naar margenoot+ e.v. - a. adriani, Leerrede enz. (bij 1oo-jarig bestaan kerk), Groningen 1787. - van der aa, X (1847), blz. 228/9. - Alm. 1832 Dep. Leens Mij. tot Nut van 't Algemeen. - Gron. Volksalm., 1925, blz. 123. - Grafschr., blz. 319/22. - Avm. zilver, blz. 68/9. | |||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||
baksteen was, blijkens bij oude reparaties van den toren verwerkte profielsteen. Gezien de oriëntatie en den vorm der sluiting schijnt het denkbaar, dat men in 1686 op oudere grondslagen bouwde. Aan den toren, vooral zijn westzijde, mogelijk ook de kerk, vonden in 1786 herstellingen plaats, volgens de jubileumspredikatie.Ga naar margenoot+ Het kerkgebouw ligt vrij op een verhoogd kerkhof en is georiënteerd met een Afb. 47. Schildwolde. Ned. Herv. kerk. Plattegrond, doorsnede, situatie.
afwijking van 4½o naar het Noorden. Ten N.W. staat, niet in axiaal verband, aan den rijweg de toren. Ga naar margenoot+ De kerk (afb. 47) is een met vijf achthoekszijden gesloten zaalgebouw, lang in de as 25, 15 en breed 8,05 M. De muurdikte bedraagt 70 cM. In den westgevel bevindt zich een rondbogige ingang. Het gebouw heeft van neggen voorziene spitsboogvensters, die door een zich splitsenden natuursteenen middenstijl gedeeld worden. Bij de sluiting zijn dezetraceeringen echter uitgebroken en is in de as slechts een rond bovenvenster overgebleven in verband met het daar geplaatste gestoelte. Het koorgedeelte der kerk, waar de avondmaalsviering plaats vindt, ligt een zarktrede hooger. Ga naar margenoot+ De toren (afb. 48/9 en pl. XL III), opgetrokken in baksteen van 31 × 9 cM., 20 lagen 2 M., heeft beneden zijden van 9 M. Het rechtopgaande muurwerk reikt tot 23,60 M., de totale hoogte beloopt 46,30 M. Het massale bouwwerk heeft verscheidene geringe versnijdingen, welke met tufsteenen lijsten zijn afgedekt. De toren wordt afgesloten door een gemetselde spits, die opgaat uit de hoeken der vier topgevels. Behalve aan de zuidwestzijde is deze spits gedeeltelijk nog afgedekt met tufsteen van het formaat der baksteen. | |||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||
Aan de zuidoostzijde bevindt zich de klaverbladbogig overtoogde ingangsnis, waarbij het profiel en de vorm van den oorspronkelijken doorgang door wijzigingen niet duidelijk meer zijn. De noordoostgevel heeft twee, de zuidoosten
Afb. 48. Schildwolde. Toren bij de Ned. Herv. kerk.
noordwestgevels hebben één flauw-spitsbogig galmgat, geflankeerd door gelijke spaarnissen, alle meest met kraalprofiel in den kop en de nissen op | |||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||
een na voorzien van vlechtingen. Lager is een keperboogvormig gesloten opening aanwezig, waarboven een rondboogfries tusschen muizentanden. Boven de galmnissen volgt een afsluitend spitsboogfries. Afb. 49. Schildwolde. Toren. Aanzicht van de noordoosten noordwestzijden.
De toppen vertoonen klimmende, door rondstaven (NOz.) of door rondstaven begeleide dammen (Nwz.) gescheiden en met boogjes gedekte spaarnissen, waarbinnen weer velden met vlechtingen en in het midden lichtsleuven. Aan de zuidoostzijde was deze detailleering sterk gewijzigd. De zuidwestgevel had er uiterlijk niet meer van over dan twee galmgaten, de door een wijzerbord bedekte keperboogopening en een topopening, omgeven door spaarvelden van flauwe teekening. Inwendig is de spits concentrisch gemetseld.
De kerk bezit:
Ga naar margenoot+ Preekstoel (pl. XLII, 4), de kuip met getorste zuiltjes, waartusschen rechthoekige velden met voluutranken en trossen en in het fries druivenranken om de opschriften: 1666 den 20 dec. (datum van inwijding) - meijer pastor (Ds. Copius Meijer, predikant ter plaatse 1662-1687) - ggw en huismerk; voor den lezenaar een dubbelen koperen kaarsarm. Ga naar margenoot+ Twee gestoelten (± 1660). Het eene, waarbij de friezen bezet zijn met druivenranken en de zijschotten afgesloten door opengewerkte paneelen en pijnappels, heeft een opengewerkt gebeeldhouwd achterschot, waarin de wapens-Venhuizen en van boerenfamilie; het andere met gelijke friezen, wordt afgesloten door een luifel op schroef- | |||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||
zuilen, die een hoog opzetstuk draagt met door vrouwefiguren gehouden alliantie-wapens in cartouche, waaronder ranken met siertrossen (pl. XLII, 3). In de sluiting een hoog gestoelte (XVIIId), waarop het wapen-Wijchgel. Voorts vele eenvoudige banken. Verscheidene grafzerken in de kerk, o.a. een voor den koopman ReinierGa naar margenoot+ Haikens († 1655) met klein wapen en een rijke Lodewijk XV-zerk voor den Groninger burgemeester Jan Geertsema († 1758) en zijn echtgenoote Hermanna Verhagen († 1761). Zilveren avondmaalsbeker (pl. XCVI, 1) op door leeuwtjes gedragen voet,Ga naar margenoot+ versierd met bandwerk en gevlochten krans en daarboven met een gegraveerde voorstelling van den slag bij Duins, hoog 26 cM. en gemerkt 2/N (Groningen 1644) WJ ineen. Blijkens het opschrift onder den bovenrand werd deze beker in 1806 geschonken door Mevrouw H. Wychgel-Geertsema. De tweede beker, hoog 18 cM., werd in 1845 door Mevrouw H.L. Wijchgel van Schildwolde geb. Wijchgel van Lellens geschonken. In den toren bevindt zich een uurwerk,Ga naar margenoot+ waarop staat: 1702 is dit werk met een slinger gemaakt r. symons fecyt. Hoogerop hangen twee klokken. De oudste in middellijn 1,13 M. en hoogGa naar margenoot+ 89 + 23 cM., draagt het opschrift: gregorius gregori hallensis saxoniae me fecit anno domini mcccccciii. dominus est mihi adiutor. hiddo lamberti groethusanus pastor. hiltko frans, popko tiddens unde hiltko wierts kercvogeden. De tweede klok, in middellijn 1,22 M. en hoog 99 + 20 cM., vermeldt: 1785 hebben c. fremy en m.f. heidefeld deze klok op vrijwillige kosten der ingezetenen van schildwolda omgegoten. toen a. adriani predikant en de hr. l. wijchgel heer van scattersum b.h. vinckers en aeilko abels alhier kerkvoogden waren. wel te sterven en te erven wat beloofd word in gods woord, lieven vrezen 't opperwezen daartoe wek ik wie mij hoord. Daaronder voorstellingen van Christus' opstanding.
De boerenplaats ‘VINCKERSUM’, zoo geheeten naar de vroegere eigenaarsGa naar margenoot+ Vinckers, heeft nog een ‘duivenslagpoort’. (pl. XLV, 1), een gemetselde inrijpoortGa naar margenoot+ op de nu ingedamde brug, met duiventil boven den geblokten rondbogigen doorrit. Op de imposten van de boog staat anno 1659; op den sluitsteen staan onder een kroon de alliantie-wapens der stichters Johan Meints Vinckers en Renske Sibinga. In de oude boerderij zelve bezit een kamer met Lodewijk XIV-motieven beschilderd papieren behangsel, dat uit een ander vertrek hierheen moet zijn overgebracht. Vgl. Gron. Volksalm. 1925, blz. 137 met afb. t/o blz. 133.
| |||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
Siddeburen.Ga naar margenoot+ De NED. HERVORMDE KERK, eertijds R.-K. kerk, en haar toren behooren aan de Ned. Herv. gemeente. Ga naar margenoot+ literatuur. Beantw. Vragen Comm. van Onderwijs (Ms). - Kremer-Westendorp, blz. 395/6. - van der aa, X (1847), blz. 373/4. - Grafschr., blz. 323/5. - Avm. zilver, blz. 69/70. | |||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||
Het gebouw ligt aan de noordzijde van het kerkhof in een bocht van denGa naar margenoot+ dorpsweg, en is georiënteerd met een afwijking van 2o naar het Noorden. De kerk (afb. 50) is een gebouw van vier traveeën, waarvan de westelijkeGa naar margenoot+ vrijwel vierkant en de drie overige rechthoekig van vorm zijn, met een inspringende halfronde sluiting. Aan de westzijde staat een niet in verband met de kerk gemetselde toren. De kerk is in de as, van den doorgang naar den toren af gemeten 32,15 M.Ga naar margenoot+ lang en 10,48-10,70 M. breed (de verschillen komen voort uit verzakkingen tengevolge van den druk der gewelven); dezelfde binnenswerksche maten beloopen 31.00 en 8,50-8,65 M. Het muurwerk reikt tot ruim 8 M. boven de omgeving. De hoogte onder de gewelfkruin bedraagt van het westen af resp. 10,43, 9,83, 10,15, 10,15 en in de sluiting 8,75 M. De noord- en zuidzijde van den toren springen o.s. 7,00 en 7,20 M. uit vóór de kerk, zijn frontbreedte beloopt 7,60 M. Het gemetselde gedeelte reikt tot 19,40 M., romp en spits tezamen tot ruim 29 M. Het gebruikte materiaal voor de kerk bleek, bij sondeeringen en de herstellingenGa naar margenoot+ in 1932, onder de gewelven tuf te zijn, waaruit ook het lagere apsisgewelf en het bovenste deel van het westelijk gewelf bestaan. Aan het oostelijk kerkgedeelte zou buiten vroeger hoofdzakelijk baksteen aangetroffen zijn. De in het gezicht komende tuf heeft de afmetingen van groot formaat baksteen. De kerkmuren bestaan daarentegen boven de gewelven, evenals deze zelve, met inbegrip der ribben (op de genoemde uitzondering na), uit baksteen van 30 × 9 cM. Ook de verzwaringen der muurpijlers bestaan uit baksteen. De toren is tot een hoogte van ± 6,80 M. van tuf, vervolgens tot op 11 M. van tuf en baksteen en verder in baksteen van 28 × 8 cM., 20 lagen 1,85 M. opgetrokken. Volgens de bronnen uit de eerste helft der 19de eeuw, toen het gebouw blijkbaar nog niet was gepleisterd, merkte men aan deze kerk veel tufsteen op, waaronder stukken van 50 duim lengte, 21 duim breedte en 13 duim hoogte. De toren (afb. 50 en pl. XLV, 2) is een (behoudens verzakkingen) ongeveerGa naar margenoot+ vlak opgaand bouwwerk, met in de tweede geleding onregelmatig geworden spaarvelden en in het bovendeel aan elke zijde een rondbogig galmgat. Hij wordt afgesloten door een tentdak. Aan de muren van het twee traveeën omvattend westelijk kerkgedeelte (pl. XLV,Ga naar margenoot+ 2) zijn geen details der vroegere behandeling zichtbaar. De beeren op de westhoeken zijn van later datum. Bij de beide oostelijke traveeën vertoonen | |||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||
de zijmuren een versnijding, waardoor groote door rondboogfriezen afgesloten spaarvelden ontstaan. Aan de zuidzijde schijnt zich hier in de derde travee een gedichte rondbogige ingang af te teekenen; op den oosthoek der vierde travee is een rondbogige toegang ingebroken. De koorsluiting wordt beneden geleed door zeven gekoppelde rondbogige, door lisenen gescheiden spaarnissen. In het hierboven versneden muurwerk teekenen zich inwendig aan noord- en zuidzijde onder het gewelf vroegere langwerpig smalle rondbogige venstertjes af. Afb. 50. Siddeburen. Ned. Herv. kerk. Plattegrond en doorsneden.
De geheele kerk wordt thans verlicht door lompe groote rondboogvensters met ijzeren ramen. Ga naar margenoot+ Het inwendige (pl. XLIV, 1) is gedekt met koepelachtige gewelven, waarbij de baksteen haaks uit de ribben is gemetseld. Bij het westelijke gewelf zijn deze acht in getal en zijn ze verbonden door tegen een sluitring stootende klaverbladstaven, doch bij de drie volgende gewelfvakken zijn vier, in een sluitring samenkomende ribben aanwezig. De beide westelijke gewelven zijn gespannen tusschen rondbogige gordelbogen, die rusten op weinig uitspringende muurpilasters met ronde kapiteel-lijsten. De twee oostelijke gewelven rusten op | |||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||
spitsbogige muralen en gelijke gordelbogen. Alle gordelbogen zijn achteraf ondervangen door spitsbogen van laatgothisch type, opgaande uit de verzwaarde muurpilasters, die daardoor het karakter kregen van inwendige steunbeeren. De sluiting wordt evenzoo afgescheiden door een ellipsvormigen, doch vroeger rondbogigen triomphboog. Haar koepelachtig gewelf heeft vier ribben, wat de beide oostelijke betreft opgaande van kraagsteenen, welke verbonden zijn door klaverbladstaven om een sluitring met druiper. Beneden vindt men met die aan de buitenzijde correspondeerende spaarnissen. Op de gewelven schijnt het alsof het sluitingsgewelf vroeger rustte tegen den sluitgevel van het breedere koorgedeelte. Er zou op het oog aanleiding zijn het oostelijk kerkgedeelte, bestaande uit de inspringendeGa naar margenoot+ halfronde sluiting en de beide oostelijke traveeën tezamen met het benedendeel van den toren voor de oorspronkelijke kern te houden, en de beide overige niet in verband met den toren gemetselde en eenvoudiger behandelde traveeën, waarvan vooral de westelijke onregelmatig van vorm is, voor een latere toevoeging aan te zien. Deze gevolgtrekking is echter bij den huidigen staat van zaken ietwat gewaagd, aangezien de toren juist in de as staat en het geheele benedendeel van het gebouw uit eenzelfde materiaal kan zijn opgetrokken, alsook boven de gewelven niet van bouwnaden blijkt. Indien daarentegen naar de traditie ter plaatse de toren en de westelijke traveeën het oudste deel der kerk vormen, zoo beteekenen in alle geval het westeinde en het gewelf der westelijkste travee een vernieuwing van na den bouwtijd. De kerk bezit:
Geverfden preekstoel (± 1650), de kuip versierd met snijwerk, o.a. bandwerkGa naar margenoot+ in het plint en Ionische zuiltjes, binnen een doophek met siertrossen op de stijlen en met rankwerk belegd fries, gelijk bij den preekstoel. De voorlezerslezenaar (gemerkt I, 1693 r.b.) rust op een stuk gebogen schotwerk, waaronder gothisch randje. Binnen het hek bevindt zich een staande ijzeren doopbekkenhouder met koperen bekken (1811). Orgel, het eenvoudige front o.a. met Lodewijk XIV-vleugelstukken, dochGa naar margenoot+ met verwaterde Lodewijk XIV-bekroningen (XVIII A, volgens van der aa grootendeels vernieuwd in 1821). Gladden zilveren avondmaalsbeker, waarop het gegraveerde wapen en deGa naar margenoot+ naam van l.s. rengers toparcha in siddebuuren en oostwolt etc. etc. benevens de namen van predikant, olderlingen en diaconen, hoog 18 cM. en gemerkt 7/R B P (Groningen 1767, Wed. B. Pootholt). Voorts een zilveren beker uit 1831. In den toren hangt een vrij moderne klok, in middellijn 89,5 en hoog 71 + 17,5Ga naar margenoot+ cM., slechts vermeldend: gegoten door gebr. van bergen te midwolda. Deze vervangt de door van der aa genoemde klok, die in 1832 werd hergoten. | |||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
Slochteren.Ga naar margenoot+ De NED. HERVORMDE KERK, eertijds R.-K. kerk, en haar ten W. vrijstaande toren behooren aan de Ned. Herv. gemeente. Ga naar margenoot+ literatuur. joosting, blz. 52. - van der aa, V (1847), blz. 453. - vinhuizen, Kroniek, blz. 393 (foutief, zie Prov. Gron. Courant van 23 Juni 1881). - peters, Stad en Lande, blz. 56. - koster, blz. 72. - Grafschr., blz. 325. - Avm. zilver, blz. 170. - Gron. Volksalm., 1917, blz. 233; 1918, blz. 209. - Ned. Leeuw, 1919, kol. 193/4; 1935, kol. 15/6. Ga naar margenoot+ Het kerkgebouw ligt vrij op een (voor omwalling in 1589?) eenigszins afgegraven kerkhof en is georiënteerd met een afwijking van 1½o naar het Noorden. De toren staat zonder axiaal verband ten W., dicht bij den rijweg.Ga naar margenoot+ De kerk (afb. 51) vormt duidelijk het zeer verlaagde dwarspand eener vroegere kruiskerk (± 1300) met een waarschijnlijk in 1783 tot stand gekomen uitbouw voor de heerenbank in het midden der koorzijde. Dit overblijfsel heeft opnieuw zeer geleden door een brand in 1881, waarna uitwendig bepleistering volgde. De vrijstaande strakke toren mag blijkens de weinige sierende details en het steenformaat ietwat ouder dan de kerk geacht worden (XIII B). Ga naar margenoot+ Het resteerende oude kerkgedeelte (afb. 51 en pl. XLIV, 2) is grootendeels gefundeerd op in het gezicht komende veldkeien. De afmetingen bedragen buitenswerks 22,40 bij 9,75-9,70 M. en binnenswerks 20,05 bij 7,50-7,30 M., over de vroegere dwarsarmen gemeten. Bij de inwendig ongepleisterde gemetselde spiltrap, die op den zuidoosthoek in den muur is uitgespaard, blijkt het steenformaat 30 × 8,5 cM. De front- en westmuren der voormalige dwarsarmen toonen uit- en vooral inwendig nog aanmerkelijke sporen der oorspronkelijke behandeling, die ze in twee zônes verdeelde. Beneden zijn dit | |||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||
hoog-opgaande spitsbogige, door kolonnetten of lisenen gescheiden gekoppelde spaarvelden; in de afgeknotte bovenzône het benedendeel van omkraalde zijnissen te weerszijden der aanzetten van vensters. Op de hoeken staan dubbele,
Afb. 51. Slochteren. Ned. Herv. kerk. Situatie, plattegrond en doorsneden.
eenmaal versneden lichte beeren. Inwendig zijn de bogen en zijkanten der benedenvelden van de pleisterlaag ontdaan. De genoemde detailleering is grof doorbroken voor den rondbogigen ingang in het noordfront, waartoe men met een gemetseld trapje opgaat, en door de groote spitsboogvensters, welke ook in de oostmuren der voormalige dwarsarmen zijn aangebracht. Boven dien ingang bevindt zich een Lodewijk XVI-gedenkplaat, met opschrift: tot godes eere ter vergaderinge zijner gemeente / en uytoeffeninge van zijnen heyligen dienst / heeft de / hoog | |||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||
edele geboren, gestrenge heer / en mr. hendrick de sandra veldtman / heer van slochteren, colham, foxham en half / schildwolda enz. enz. / unicus en administrerende collator / deeze kerk laten herbouwen en vernieuwen / in den jaare mdcclxxxiii als / geert willems kuypers
Afb. 52. Slochteren. Toren bij de Ned. Herv. kerk.
kerkvoogd / en / hendrik wolters predikant waren / te slochteren. De uitbouw heeft een eigen opgang. De koofzoldering, inwendig, kan naar den vorm uit 1783 dateeren, doch de bebording moet vernieuwd zijn. Ga naar margenoot+ Van den toren (afb. 52 en pl. XLIV, 2) reikt het rechtopgaande muurwerk tot 28,30 M. boven het maaiveld. Tot de toppen der sluitgevels van het zadeldak bedraagt de hoogte 36,35 M. Hij is opgetrokken in baksteen, die tot de eenige geringe versnijding op 10,50 M. een grootte heeft van 32 × 8,5 à 9 cM., 20 lagen 1,90 M. en daarboven van 32 × 9 à 9,5 cM., 20 lagen 2,02 M. De wanden worden slechts gebroken door den eenvoudigen rondbogigen ingang, | |||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||
door aan elke zijde een klein rondbogig venster op de uurwerkverdieping, en daarboven door rondbogige galmgaten, alle naar gewoonte inwendig segmentvormig overtoogd; de galmgaten zijn aan de oostzijde twee, aan de westzijde één en aan de beide overige zijden drie in getal. De oostelijke topgevel vertoont door twee rondboogjes gesloten klimmende spaarvelden, grootendeels nog met verschillend gevormde vlechtingen. De westelijke topgevel is vernieuwd. Inwendig zijn boven de tweede zoldering (correspondeerende met de uitwendige versnijding) de inkassingen voor een gewelf aanwezig.
De kerk bezit:
Halfronden preekstoel met overeenkomstig klankbord (XIX A).Ga naar margenoot+ Twee koperen bolkronen, tweemaal zes-lichts en een bolkroontje met eenGa naar margenoot+ krans van zes armen (XVII). Rouwborden voor Anna Elisabeth Rengers († 1704) en Henric Piccardt († 1712).Ga naar margenoot+ Grafzerk voor Zeino Henrick Rengers to Slochteren Colham (16[3]...) metGa naar margenoot+ wapens-Rengers en -Van Laer in epitaafachtige omlijsting en omgeven door bandwerkmotieven met vier kwartieren, opgesteld onder het zuidervenster Gedreven en gegraveerden zilveren Avondmaalsbeker, gemerkt: 2/A en BAGa naar margenoot+ ineen (Groningen 1632, Berent Alberts). Koperen collectebus (1786). In den toren hangt een klok met middellijn van 126 cM. en hoog 108 + 22 cM.,Ga naar margenoot+ waarop boven een schotel met het hoofd van Johannes den Dooper ao d̄i mo ccco lxxo iiio (in uncialen) en randschrift (in gothische minuscels) in hōrē se cunaris se marie, se jh̄is, se viti ac om̄i sc̄orū p̄ mā seghebodi fusa sū. frater tomas de florido orto abbas fecit hoc fieri vas(?)Ga naar voetnoot1). Ze kan dus afkomstig zijn uit de verdwenen kloosterkerk van Wittewierum. | |||||||||||||
Particuliere gebouwen.De FRAEYLEMABORG met de bijbehoorende terreinen is het eigendomGa naar margenoot+ van Mr. E.J. Thomassen à Thuessink van der Hoop van Slochteren. literatuur. c.p.e. robidé van der aa, Oud-Nederland enz., Nijmegen 1846,Ga naar margenoot+ blz. 754/7. - van der aa, IV (1843), blz. 353 en X, blz. 433/4. - feith, Borgen, blz. 105/6 en de daar opgeg. litt. - moes en sluyterman, Nederlandsche Kasteelen, I, blz. 263/86. - l.e., Anna Maria de Sandra, m. afb., Zeist z.j. - w. wynaendts van resandt, Het geslacht Van der Hoop, 1926, blz. 233 e.v., m. afb. (niet in den handel). - Groninger Volks-alm., 1840, afb. t/o blz. 78 en 88. - Buiten, 1911, blz. 112/5 (dezelfde afb. in Kasteelen enz. van Nederland). - Het Huis Oud en Nieuw, 1914, blz. 144/52. | |||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||
Omtrent de wording zijn nauwelijks andere gegevens voorhanden dan de niet overduidelijke, welke het gebouw zelve oplevert, en enkele afbeeldingen uit 1686-1840. Het archief bevat plattegronden van den groot begrepen tuinaanleg ± 1700.Ga naar margenoot+ De huidige borg (afb. 53/4 en pl. XLVI-XLVII) is een omgracht grootendeels gepleisterd gebouw, bestaande uit een langgestrekt, aan de voorzijde door een toren bekroond hoofdpaviljoen met uitbouw aan de achterzijde, en niet geheel gelijke haaksche vleugels, alle door zadeldaken met hoekschoorsteenen Afb. 53. Slochteren. Fraeylemaborg. Situatie.
gedekt. Het wordt voorafgegaan door een voorplein met schathuizen, binnen een meer omvattend samenstel van smalle grachten en boschpartijen. Het midden- en linker (noordoostelijk) gedeelte van den achterbouw benevens de middenmoot van den rechtervleugel zijn onderkelderd. De dikte der muren bedraagt over het algemeen 60 cM., met inbegrip van die der uit het water oprijzende kelderverdieping. De voormuur van het hoofdpaviljoen is, waarschijnlijk door beklamping, 95 cM. dik. Het gebouw is opgetrokken in baksteen van 31 à 32 × 8,5 à 9 cM.; de linkervleugel, met muren van 40, in steen van 24,5 × 5,5 cM. Het hoofdpaviljoen heeft in het midden, schuin onder den toren, een monumentalen ingang in pilasteromlijsting met bekronend balkon en schijnvenster. De geheele risaliet met de ingangspartij wordt afgesloten door een met beelden bekroonde balustrade. De gevels zijn alle onder rechte kroonlijsten gebracht. De achtkante toren bestaat uit een gemetseld benedendeel en een ingezwenkte houten, met leien bekleede spits. Tot het eigenlijke voorplein geeft een houten brug toegang, met beelden op natuursteenen hoekposten, welke vroeger opgesteld waren tegen een klein poortgebouwtje (pl. XLVII, 1). Van de schathuizen aan het ruimere eerste voorplein draagt het oude rechter op den sluitsteen van den rondbogigen ingang tusschen pilasters het jaartal 1783, en dateert het andere uit 1899. Ga naar margenoot+ Het voorgedeelte van het hoofdpaviljoen wordt geheel ingenomen door een koofvestibule (pl. XLVI, 1). Deze is versierd met Lodewijk XVI-stucwerk, waaronder de wapens -De Sandra Veldtman en -Wolthers boven de boogstellingen, die toegang geven tot de trappen naar zij- en achtervertrekken, kelder en verdieping. | |||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||
Ook de hierachter gelegen zaal heeft een dergelijke hooge gestucte koofzoldering. Zij bevat een Lodewijk XVI-schoorsteen met grijs marmeren haardomlijsting en gestucten pilasterboezem, welkevolkomen ingenomen wordt door een portret van Willem III op doek, hoog 1,72 M. en breed 1,49 M., door J.H. Brandon. De aangrenzende kleinere zaal op gelijk niveau heeft een soortgelijken schoorsteen met iets rijkere haardomlijsting, tegen welks stucboezem het portret van
Afb. 54. Slochteren. Fraeylemaborg. Plattegronden kelder- en hoofdverdieping.
Afb. 54. Slochteren. Fraeylemaborg. Plattegronden kelder- en hoofdverdieping.
Maria van Engeland, gemalin van Willem III (pendant van vorige), door Brandon. De zoogenaamde roode kamer in den rechtervleugel bezit een rijkgesneden, doch vermoedelijk niet in allen deele oorspronkelijken driedeeligen Lodewijk XIV-schoorsteen (pl. XLVI, 2) met de alliantiewapens-Piccardt en -van Couten (Johan Piccardt, eigenaar sinds 1712 en Maria Louise van Couten) en een beschilderde balkzoldering; in het hierachter gelegen vertrek Lodewijk XVI-stucwerk. | |||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||
De zoogenaamde geele kamer heeft eenvoudig geschilderd Lodewijk XVI-behang. De eetkamer op de benedenverdieping in den linkervleugel bevat twee witjes, een dessus de porte, doek, 0,71 × 1,03 M., ongesigneerd, alsook een schoorsteenstuk, doek, 1,47 × 1 M., rechts beneden gesigneerd e. van drielst 1775. Ga naar margenoot+ De dikte der muren maakt het niet waarschijnlijk, dat de oorsprong van het gebouw verder terug te zoeken is dan het einde der 15de eeuw. De vroeger aanwezige sluitgevels met grillig-gezwenkte buitenlijn en de eveneens op de oudere afbeeldingen zichtbare strekken boven de vensters schijnen te wijzen op de tweede helft der 16de of het begin der 17de eeuw. Ga naar margenoot+ In het gebouw worden talrijke schilderijen bewaard, overwegend familieportretten. Onder de portretten komen o.a. voor: vier door Pieter van Anraedt, de familie de Sandra, één Mevr. Eelco Clant-de Sandra, gesigneerd; een familiegroep door Daniel Mytens (?); vier door C. Troost, de familie Sichterman, één, Gerrit Sichterman, gesigneerd en gedateerd 1725; vijf door J.A. Wassenbergh, gesigneerd en gedateerd 172., 1727, 1729 (2 ×) en 1744; Alexander Numan door Jan Kieft; Mr. Henric Piccardt, borstbeeld in | |||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||
geschilderde ovale omlijsting met wapen, doek van 89 × 65 cM., gesigneerd J. Sterrenberg. Onder de overige schilderijen bevinden zich o.m.: een kerkinterieur door Neefs; een vroolijk gezelschap, links een vioolspeler, rechts drinkende vrouw en drie andere figuren, paneel van 30 × 37 cM., toe te schrijven aan Jan Miense Molenaer; een zittende man bij lectuur, paneel van 34 × 27 cM toe te schrijven aan Quirijn Brekelenkam; Mozes slaat water uit de rots, op koper 28 × 39,5 cM., rechts beneden gesigneerd H. Jordaens, in oude gesneden lijst; een Italianiseerend landschap, links straatpoort langs rotspartij, waardoorheen vee en ezels gaan, rechts riviertje, doek van 41,5 × 52 cM., toe te schrijven aan Pijnacker, en een dergelijk landschap, doch op paneel 39 × 50 cM.; twee genrestukken door H. Mommers; een wintergezicht, ijsvermaak buiten stadspoort, doek van 39 × 50 cM., gesigneerd: Thomas Heremans 1683. Voorts zijn nog aanwezig een kwartierstuk-de Sandra, twee kanonnetjes met wapen-de Sandra, eenige in de omgeving gevonden urnen met bijpotjes, enz.
De herberg, vroeger het Rechthuis ‘HET HOOGEHUIS’, is een gepleisterdGa naar margenoot+ forsch gebouw van rechthoekigen vorm, met vroeg-19e eeuwsch uiterlijk. Blijkens zandsteenen banden en een sieranker zal het in opzet uit de 17e eeuw dateeren. In de verhoogde zaal, boven het onderkelderde oostelijke gedeelte, alsmede in de westelijke bovenzaal, hangen verschillende schilderijen: portretten met data van 1572-1617, o.a. damesportret uit 1572 (door Adr. van Cronenburg?; zie A. Wassenbergh, L'art du portrait en Frise au 16e siècle, Leyde 1934, p. 87, 154 en pl. XXXV), en een idyllische groep van drie kleine meisjes (± 1700?), welke behooren aan de eigenaar van het gebouw Mr. E.J. Thomassen à Thuessink van der Hoop van Slochteren.
|
|