Oost-Groningen
(1940)–M.D. Ozinga– Auteursrecht onbekendNoordbroek.Ga naar margenoot+ De NED. HERVORMDE KERK, eertijds R.-K. kerk, en haar vrijstaande toren behooren aan de Ned. Herv. gemeente. Ga naar margenoot+ literatuur. joosting, blz. 62. - brucherus, blz. 221/2. - hoogewerff, I, blz. 319-320. - Bulletin Nederl. Oudheidkundige Bond, 1e Serie, VIII, blz. 208/9; 2e Serie, I, blz. 70/4. - Avm. zilver, blz. 51/2. - Grafschr., blz. 257/62. | |||||||||
[pagina 99]
| |||||||||
De kerk ligt midden op een ruim kerkhof, op den oostrand waarvan aan denGa naar margenoot+ dorpsweg de toren staat (afb. 34). Zij is georiënteerd met een afwijking van 14o naar het Noorden. Het geheel in verband gemetselde en ook esthetisch een eenheid vormendeGa naar margenoot+ gebouw (afb. 35/7) is een kruiskerk met een schip van een smalle westelijke en twee meer vierkante traveeën, een dwarspand met ondiepe armen en een koor van een zoo'n vierkante travee en tennaastenbij door vijf tienhoekszijden omschreven sluiting. Op de aansluiting van schip en noorderdwarsarm bevindt zich een voor een klein gedeelteAfb. 34. Noordbroek. Situatie kerk en toren Ned. Herv. kerk.
uitgemetselde spiltrap. Voor den noorderdwarsarm staat een portaal uit 1786, voor den zuiderarm en den westgevel een 19de eeuwsch portaal. Een deel van het koor is door een hek afgescheiden. Binnenwerks is de kerk 40,88 M.Ga naar margenoot+ lang en bedraagt de breedte over schip en koor 8,55 à 8,60, over het dwarspand 17,70 M. De muren zijn overal ongeveer 1,50 M. dik. Het rechtopgaande muurwerk reikt tot 13,75 M., de nok van het dak ligt op 22,08 M. boven den vloer. De hoogte onder de gewelfkruin beloopt achtereenvolgens, van het W. af 14,40, 16,10 (tot luik in sluitring), 16,37, 16,56, 15,80 M., en in de dwarsarmen ongeveer 14,02 en 14,20 M. De zijden van den toren meten aan noord -en zuidkant 8,12, aan oost- en westkant 8,37 M. Zijn muren, beneden aan dezelfde kanten resp. ter dikte van 2,20, 2,35 en tweemaal 1,90 M., met een aanzienlijke versnijding op 5,40 M. bij den klokkezolder, gaan rechtop tot 11,50 M. De nok van het zadeldak ligt op 16,20 M. hoogte uit den vloer. De kerkmuren zijn opgetrokken in baksteen van 31 × 9 cM., 20 lagen 1,94 M.Ga naar margenoot+ Het rechtopgaande deel van den westgevel is beklampt, terwijl de top aan de basis in steen van 29 × 7 en hooger op van 27 × 6,5 cM. is herbouwd. De gewelven zijn uit dezelfde groote steen gemetseld, behalve het blijkbaar vernieuwde van den zuiderdwarsarm, waarvoor steen van 26 × 6 cM. is gebezigd. Natuursteen is slechts gebruikt voor de halzen der kapiteelen, die uit tuf-, en, behalve in de dwarsarmen, voor hun dekplaten en daaronder liggende bladknoppen, die uit Bremersteen bestaan. Van zandsteen zijn uiteraard ook de 17de of 18de eeuwsche vaasbekroningen der topgevels van kerk en toren en van de koornok; alsook imposten, sluitsteen en fronton van den oorspronkelijken frontalen ingang van het noorderportzal. De toren is opgetrokken in baksteen van 30 × 9 cM., 10 lagen 96,5 à 97 cM. Aan de zuidzijde is zijn muurwerk met kleinere of geheel nieuwe steen hersteld. De kerk is in de asrichting onder een doorloopend zadeldak gebracht. De dwars-Ga naar margenoot+ | |||||||||
[pagina 100]
| |||||||||
armen hebben iets lager daarbij aansluitende zadeldaken. De op vele plaatsen versterkte en hier en daar vernieuwde eiken bekapping is van zeer ouden datum,
Afb. 35. Noordbroek. Ned. Herv. kerk. Plattegrond en lengtedoorsnede.
zou mogelijk zelfs de oorspronkelijke kunnen zijn (afb. 35/6). Alle dakschilden zijn belegd met zwarte geglazuurde pannen (in de 17de en 18de eeuwsche rekeningen blauwe pannen genoemd). | |||||||||
[pagina 101]
| |||||||||
De kerkmuren (pl. XXXIII) worden versterkt door lisenenachtige beeren,Ga naar margenoot+ welke bij schip en dwarsarmen eenmaal, doch bij het koor tweemaal zijn versneden;
Afb. 36. Noordbroek. Ned. Herv. kerk. Dwarsdoorsneden.
speciaal de tweede beer van het schip Zz. is gewijzigd. De verdeeling der muren in een beneden- en bovenzône, die bij deze romano-gotische kerken gebruikelijk is, komt in dit geval nog slechts gedeeltelijk voor, doordat als het ware die vensterzône de eerste heeft teruggedrongen. Alleen bij het schip alsook de west- en frontwanden der dwarsarmen zijn onder de hooge vensters en spaarnissen van den grond opgaande, gekoppelde spitsbogige spaarvelden aanwezig. In het middelste veld van de tweede schiptravee Nz. bevindt zich een gedichte rondbogige ingang. Deze velden ontbreken echter bij de oostmuren der dwarsarmen en het koor, waar de vensterzône nog lager aanvangt. De groote geprofileerde spitsboogvensters en de smalle spitsboognissen, welke de eerste in de ongeveer vierkante traveeën flankeeren, zijn alle voorzien van rondstaven. Het profiel der koorvensters is rijker dan dat der overige kerkvensters, maar draagt eenzelfde karakter (afb. 37). De smalle westelijke schiptravee vertoont enkel twee spaarnissen, waarvan de westelijke zullen zijn ingekort bij de veranderingen aan den westgevel in 1720. Deze laatste kreeg toen ter hoogte der vensterzône vier flauwe langwerpig-smalle rondboognissen en in den top | |||||||||
[pagina 102]
| |||||||||
zulke klimmende nissen. De zijmuren van den zuiderdwarsarm bevatten een gedicht groot spitsboogvenster, bij den noorderdwarsarm is dit alleen in den oostmuur aanwezig. Afb. 37. Noordbroek. Ned. Herv. kerk. Details.
| |||||||||
[pagina 103]
| |||||||||
Op den oostmuur van den zuiderdwarsarm teekent zich nog een afsluitend boogfries af. Het rechtopgaande deel der dwarspandfronten wordt afgesloten door een zaagtand. Hierboven bevinden zich aan de zuidzijde drie spitsbogige spaarnissen, geflankeerd door met drie klimmende rondboogjes gedekte velden en een afsluitend veld met ruitvlechtingen. De noordelijke top heeft daarentegen thans twee rondbogige spaarnissen en een middelste hoogere spitsboognis (doorgetrokken door een zaagtand heen), geflankeerd door met twee rondboogjes gedekte nissen en ronde nissen in de hoeken. De afdekkingen der even boven de daken uitrijzende topgevels zijn niet de oorspronkelijke. De toren (afb. 38 en pl. XXXIII) is toegankelijk door een deur in de diepe enGa naar margenoot+ breede oostelijke spitsbogige ingangnis en een 19de eeuwsche pilasterpoort
Afb. 38. Noordbroek. Toren Ned. Herv. kerk.
aan de wegzijde, waarachter een gelijke nis aanwezig is. Hij heeft aan noord- en zuidzijde drie, aan de westzijde twee en aan de oostzijde een rondbogig galmgat. De topgevels met gewijzigde afdekking toonen in het midden een rondbogig spaarveld, waarin vlechtingen, geflankeerd door met twee rondboogjes gedekte velden. De wandbehandeling van het interieur der kerk (afb. 35 en pl. XXXV) correspondeert met die uitwendig. Beneden de vensterzône zijn meest op dezelfde plaatsen als buiten spaarnissen aanwezig; bovendien zijn ook onder de vensters der rechte koortravee gekoppelde nissen aangebracht, die met twee rondboogjes zijn gesloten. De vensters worden geflankeerd door spaarnissen, welke van wege de overwelving schuin zijn afgesneden. De geheele kerk is overkluisd (afb. 35/6, pl. XXXIV, 2 en XXXV) door koepelachtige gewelven met acht- doch in de smalle traveeën met zes ribben, die, wat de diagonale betreft, van den grond af opgaan en die bij dwarspand en koor voorzien zijn van ringkapiteelen. De gewelven worden gedragen door spitsbogige muralen en geprofileerde gordelbogen op driekwartzuilen, met kelkvormige kapiteelen, welke bij den boog tusschen schip en kruising nog bladknoppen bezitten (afb. 37). De gordelbogen worden behalve in het schip begeleid door rondstaven. De kruispijlers (afb. 37) zijn beneden afgehakt terwille van de plaatsing van pieekstoel en banken. In de tweede schip- en de koortravee komen de ribben samen in sluitringen, bij de derde schiptravee en de kruising zijn ze onderling verbonden door bij | |||||||||
[pagina 104]
| |||||||||
die ringen aansluitende stukken rondstaaf. In de koorsluiting zijn, tot halver vensterhoogte, van kraagsteentjes opgaande kolonnetten aanwezig voor een denkelijk uitgebroken of uitgevallen gewelf. De steenen van de gewelfschelpen keperen, waardoor de lintvoegen niet in de richting van de aslijnen der ribbogen loopen. Vermoedelijk mag hieruit afgeleid worden, dat de gewelven nimmer als schoon werk behandeld waren. De ribsteenen formeeren slechts gedeeltelijk ronde ribben en bestaan verder eenvoudig in rijen baksteenen, die aan beneden- en bovenzijde buiten de schelpen uitsteken (afb. 37). Bij de koortravee bleken de ribben en velden oorspronkelijk met een terra-kleur beschilderd te zijn, waarop voegen waren afgezet. Ga naar margenoot+ Op het koorgewelf toch is in 1907 een laat 15e eeuwsche schildering blootgelegd en gerestaureerd, en wel op de zes uit de leekenkerk zichtbare gewelfvelden (pl. XXXIV, 2). Zij geeft Christus als richter op den regenboog gezeten te midden van Maria en Johannes den Dooper, geflankeerd door bazuinende engelen; voorts een koepelachtige poortruimte met zingende of bazuinende figuren uit het Hemelsche Jeruzalem, die aldaar vooraf ontvangen zijn door Petrus. Onder dit alles bevindt zich een Opstanding uit de dooden en, onder de Johannesfiguur, een drijven der verdoemden in den hellemuil. Terzijde ziet men een bisschopsfiguur met schenker. Ga naar margenoot+ De kerkvloer bestaat uit groote vierkante hardsteenen tegels, in het gangpad afgewisseld door carré's van witmarmeren tegels en een ingelegden witmarmeren windwijzer. Op den laatsten staat aangegeven: in den jaare 1779 is de kerk nieuws gevloerd. als kerkvoogden waren de kluftheer waldrik amsingh en de sijlvest lambert jacobs. In de rekening van dat jaar vindt men: An Wernink voor nieuwe floeren in de kerk 438 gl. en: An Steffen Jans voor snikkevracht van de nieuwe floeren in de kerk 6 gl. Tot de kerk behooren de volgende meubelen en andere voorwerpen.
Ga naar margenoot+ Koorafsluiting, bestaande uit twee gesloten gedeelten, waarvóór eenvoudige banken staan, en die afgesloten worden door een fronton, waarop als bekroning een gezaagd mandmotief met guirlandes; en in het midden daartusschen dubbele deuren, waarboven een door een strik bekroond ovaal schild en te weerszijden gezaagd rankwerk. In de frontons staat: deze bank vernieuwd in den jare 1805 en in het schild: deze banken vernieuwd in den jare 1805 toen l.e. van der tuuk predikant mr. c.h. gockinga lid van het staatsbewind en de oud-zijlvest lambert jacobs kerkvoogden waren. Ga naar margenoot+ Gelakte preekstoel (pl. XXXIV, 1), voorzien van een driedeelige trap en klankbord met gesloten baldakijnvormige bekroning, welke alle geheel bezet zijn met gesneden ‘Régence’ en laat Lodewijk XIV-ornament; binnen een ietwat eenvoudiger, doch in gelijken stijl versierd doophek, met rijken Lodewijk XV-lezenaar. Over ontstaan en maker lichten een opschrift in cartouche op den benedenrand der kuip en een minder opvallend op den druiper van den preekstoel in: | |||||||||
[pagina 105]
| |||||||||
als de raadsheer wolther wolthers en de ouderling tiapke peters kerkvoogden des caspels noordbroek waren destijds de predikantsplaatse vacant synde vervult door ds. anthonius knock (predikant te Noordbroek 1758/86), en: hopman w.e. struive perfecit den 29 augusti 1757. Op den voorlezers-lezenaar staat vermeld: in 1779 gelakt. Blijkbaar slaat dit niet alleen op den lezenaar, maar op het geheel. De kerkerekening van 1758 bevat aangaande preekstoel en doophek de volgende posten: ijserwarck an de nieuwe predickstoel als anders 180.12; an W.E. Struive voor een nieuwe predickstoel en doopstool bet. 840 gl.; an Jacobus Roosevelt (voorsanger) voor kostegeldt van die kistemakersknechten doe zij die predickstoel in malkander gemaeckt hebben bet. 12 gl. 11 st. Orgel met vrij eenvoudige kas, dat aangebracht is tegen een geschilderdenGa naar margenoot+ baldakijn-achtergrond, en voorzien van een sierlijker rugpositief, op tribune met siertrospaneelen en afhangenden draperie-rand. De eigenlijke orgelkas heeft verwaterde Lodewijk XVI-bekroningen en andere versieringen naast oudere gedeelten, de kas van het rugpositief soortgelijke afsluitende vazen en muziek-instrumenten, doch aan de benedenzijde rijk Lodewijk XV-ornament, de tribunepaneelen tenslotte zijn in laat 17de-eeuwschen trant uitgevoerd. In een cartouche onder het rugpositief staat: als ds antonius knock predikant en de heer woldrick amsingh ende e. tjapko pieters kerkvoogden waren in noordbroek is dit orgel vergroot en verbeterd door monsj. a.a. hinsz ao mdcclxviii, en daaronder op last van de kerkvoogden j.h. buurma, e.w. huisman en t.l. boelema is dit orgel hersteld, verfraaid en verbeterd in 't jaar 1855, toen s. coolhaas v.d. woude hier leeraar was. Blijkens opschriften boven het klavier geschiedde dit door den orgelmaker P. van Oeckelen volgens dispositie van den organist L. Niemeyer en volgde tenslotte een vernieuwing in 1894 door de fabriek van kerkorgels J.F. Kruse te Leeuwarden. De kerkerekeningen bevatten dienaangaande het volgende. Reeds in 1657 wordt ‘Mest. Hendrick Hus, orgelmaker voor het repareren van onsen orgel betaelt 110 rijxdald.’ (183 gl. 10 st.). In 1663 komt nog een onderhoudspost ten behoeve van Johannes Hus voor alsook in 1667 en 1669 voor Jannes Huis (sic.) In 1682, 1684 en 1695 blijkt de orgelonderhouder en reparateur Jan Helman. In 1696 vond een ingrijpende vernieuwing plaats luidens de volgende posten: aen Mr. Snicker (de bekende Arp Schnitger) voor het orgel volgens bestek en quit. 1100 gl.; Mr. Aldert wegens gelefert rijs soo op het orgel is gekomen 24 gl. en wegens het strecktmr. onder het orgel volgens bestek en quit. 950 gl.; Mr. Bavinck voor het opnemen van het orgel 14 gl.; wegens verteringe doe dat orgel is opgenomen 13.10 gl. Nadien blijkt in 1705 en 1720 Johan of Jannes Radeker met voorkomende werkzaamheden belast. In 1730 wordt aan Johan Georg Schnitger en eveneens aan Johan Schnitger (dezelfde?) 215 gl. betaald, naar men veronderstellen mag wegens het orgel. In 1752 volgt een groote reparatie: An die orgelmaker Alb. Antoni Hinsz weegens het reparieren van het orgel 450 gl.; Alb. Elties arbeitsloon doe het orgel is repariert voor seeven weeck en 4 dagen 36.16 gl.; verteering met orgelmaker en organist bij het opneemen en een en ander reisen met die Heer Docker Entrüp sproken 27.2 gl. | |||||||||
[pagina 106]
| |||||||||
Ga naar margenoot+ Tegenover het doophek een lage bank met in het voorschot Ionische pilasters. In den noorderdwarsarm bevindt zich een galerij met Regence-siertrospaneelen. Wellicht heeft hierop mede betrekking een post uit 1693: Mr. Jan Restebijl wegens de gemaakte nieuwe eycken banken in de kerke... 80 gl. en een uitgave in 1767: an die sarkhouwer D. Weyting voor snijtwerck an die klunderbeune en 2 sarken deckers op de kerken pijlaars... 36,4 gl. De overige banken zijn van het type van die voor de koorafsluitingen (1805).Ga naar margenoot+ Op het kerkhof liggen talrijke zerken, enkele ook in het dorp; meestal voorzien van wapens of huisteekens. De oudste zerk is uit 1593. Ga naar margenoot+ Koperen kaarsenkroon, tweemaal acht-lichts (pl. CI, 1; ingericht voor electrisch licht), waarop het provinciewapen voorkomt en: r. lanckhorst 1704, met ring hoog 1,49 M. Twee dubbele kaarsarmen op den preekstoel (XVIII; pl. C, 1) met uit lofwerk ontspringende blakers, hoog 37,5 cM.; zes koperen bankkandelaars van zwaarder type, hoog 17 cM. (nog XVII?), benevens 60 zulke lichtere en waarschijnlijk latere kandelaars, hoog 16 cM. De genoemde Lanckhorst is waarschijnlijk de vervaardiger, daar later hier en elders andere geelgieters en koperslagers van dien naam voorkomen. Ga naar margenoot+ Gladde zilveren beker, hoog 19,8 cM., gedateerd 1642 en gemerkt: 2/N (Groningen) B L; aan den vorigen gelijken beker (1805; merk: F S) en nog een zoo'n beker (1837, gemerkt H.G.); voorts vier schotels (1850). Ga naar margenoot+ In den toren hangt een klok, in middellijn 1,37 M. en hoog 1,06 + 0,23 M., met het opschrift: hergoten in den jare 1817 voor de hervormde gemeente van jezus christus te noordbroek. andries h. van bergen en mammeus fremy me fecerunt udo a. van bergen, zoon van een der gieters. | |||||||||
[pagina 107]
| |||||||||
Het torentje op de onderwijzerswoning heeft een klok, in middellijn 63,5 enGa naar margenoot+ hoog 51 + 13 cM. met opschrift: als de heer cornelius schay, raadsheer in groningen en henricus janssonius pastor en joachum fredericks kerkvoogden tot noordbroek waren, is dese klocke nieus gegoten anno mdcc.
De NED. HERV. PASTORIE (XIXa) is een deftig rechthoekig heerenhuisGa naar margenoot+ van twee verdiepingen met ingangsomlijsting en rechte kroonlijst, dat afgesloten wordt door een hoog tentdak. Inwendig eenige versierde deuromlijstingen en boven twee eenvoudige schoorsteenmantels uit den bouwtijd.
|
|