Oost-Groningen
(1940)–M.D. Ozinga– Auteursrecht onbekend
[pagina 35]
| |||||||||
Bierum.De gemeente omvat de kerkdorpen Bierum, Godlinze, Holwierde, Krewerd,Ga naar margenoot+ Losdorp en Spijk met bijbehoorende gehuchten. | |||||||||
Bierum.DE NED. HERVORMDE KERK, eertijds R.-K. kerk, en haar toren behoorenGa naar margenoot+ aan de Ned. Hervormde gemeente. literatuur (kerk en borg). joosting, blz. 56. - feith, Borgen, blz. 126. - ferréGa naar margenoot+ jacobs, Voorheen en thans, blz. 65 e.v. - Grafschr., blz. 60 e.v. - Avm.zilver, blz. 4. - Boekzaal der geleerde wereld, 1792, II, blz. 665. - Gron. Volksalm., 1894, blz. 229 e.v.; 1938, blz. 188/9. - Ned. Leeuw, LII (1934), kol. 358 en LIII (1935), kol. 15. Het gebouw ligt vrij op een ruim kerkhof, ten N. van het terrein van denGa naar margenoot+ voormaligen borg, en is georiënteerd met een afwijking van 6½o naar het N. De oorspronkelijk drie rechthoekige traveeën (XIIIb) omvattende romanogothischeGa naar margenoot+ kerk (afb. 14), gebouwd tegen een op ± 60 cM. lager niveau aanvangenden rudimentairen westbouw (XIIIa) met torenvormig boven de lage zijgedeelten oprijzend middengedeelte, is later na doorslaan van den sluitingsmuur uitgebreid met een vijfzijdige koortravee (XIVa). De lengte van kerk en westbouw bedraagt van buiten 26,70 M., de breedteGa naar margenoot+ over westbouw en schip 9,13, over het koor 9,35 M.; dezelfde binnenswerksche maten der kerk zijn resp. 20,30, 7,15 en 7,20 M. De kruin van het westelijk schipgewelf ligt 8,85 M., die der beide aangrenzende gewelven 8,80 M. en die van het koorgewelf 7,75 M. boven den (verhoogden) vloer. Het gebruikte materiaal is behoudens enkele blokken tufsteen in het rondboogfriesGa naar margenoot+ van het oudste kerkgedeelte uitsluitend baksteen; bij bedoeld kerkgedeelte in het formaat van 29 bij 8 cM., bij het koor van 31 bij 8,5 cM. en bij den toren van 29 bij 8,5 cM., 10 lagen ± 95 cM. Het zadeldak van den toren en de lessenaardaken der zijgedeelten van denGa naar margenoot+ westbouw zijn thans gedekt met gegolfd eterniet. De afdekking en wellicht ook de muren van dien westbouw schijnen eenigszins verlaagd. De bekapping der kerk is nieuw. Het huidige met moderne pannen belegde kerkdak heeft een aanmerkelijk flauwer helling dan het oorspronkelijke zadeldak, welks hoogte door een moet op den torenmuur is na te gaan. Het gebouw (afb. 14 en pl. XII-XIII) wordt verzwaard door lisenen, dochGa naar margenoot+ bij het koor door (ten deele gewijzigde) tweemaal versneden beeren. De noordelijke schipmuur heeft alleen een liseen bij de aansluiting met het koor. | |||||||||
[pagina 36]
| |||||||||
Ga naar margenoot+ Het opgaande muurwerk der zijgedeelten van den westbouw wordt afgesloten door een omgaand rondboogfries, dat slechts aan de westzijde grootendeels is bewaard; aan de noordzijde resten de kraagsteentjes en aan de zuidzijde
Afb. 14. Bierum. Ned. Herv. kerk. Plattegronden en doorsneden.
| |||||||||
[pagina 37]
| |||||||||
een enkel fragment. In den zuidmuur teekent zich een voormalig rondboogvenster, zooals er blijkens moeten vroeger ook in de kerkmuren aanwezig waren. De toren heeft boven de daken der zijgedeelten telkens een reeks van drie rondbogige spaarvelden, behalve aan de oostzijde wegens de aansluiting van het vroegere kerkdak. Het bovendeel van zijn muren heeft smalle en weinig uitspringende hoeklisenen, waartusschen een rondgesloten galmgat, doch aan de oostzijde boven elkander twee galmgaten, een groote ronde nis met de wijzerplaat en zoo'n zeer kleine nis in den top. Het bouwwerk wordt aan de westzijde geschoord door een geweldigen lateren beer, waarin een groote spitsbogige doorgang is uitgespaard. De muren van het oudste kerkgedeelte worden afgesloten door een rondboogfries,Ga naar margenoot+ aan de noordzijde met gewitte veldjes, dat niet geheel op dezelfde hoogte ligt met dat van den (ietwat verzakten?) westbouw. In elke travee is aan beide zijden een groot spitsboogvenster gebroken. De westelijke heeft aan de noordzijde een gedichten rondbogigen en aan de zuidzijde een gemoderniseerden ingang. In de oostelijke travee teekenen zich dicht bij den grond kleine gedichte openingen af (hagioscopen?). De koorsluiting heeft een paar vrijwel niet gewijzigde slanke spitsboogvenstertjes, welke door de verbinding der beeren onder de daklijst als het ware binnen groote rechthoekige spaarvelden liggen. Het venster in den noordelijken wand is gedicht, dat in den sluitwand is door bepleistering en een lateren beer aan het oog onttrokken, terwijl in den zuidelijken wand boven een ingang met klassicistische omlijsting een groot spitsboogvenster is gebroken. De vroeger als gevangenis dienende ongepleisterde benedenruimte van denGa naar margenoot+ westbouw wordt in het midden overdekt door een concentrisch gemetseldGa naar margenoot+ vlak koepelgewelf, geflankeerd door de spitsbogige tongewelven van de zijruimten. De eveneens ongepleisterde kapelachtige ruimte op de verdieping heeft een hooger opgaand, grootendeels uitgebroken koepelgewelf, geschraagd door de spitsbogige tongewelven der smallere zijruimten en van den gedichten doorgang naar de kerk aan de oostzijde en door de spitsbogige nis aan de westzijde met gedicht rondbogig venstertje (pl. XII, 2). Te weerszijden van dien middendoorgang bevinden zich smalle verbindingsgangen. Het oudste kerkgedeelte heeft drie meloenvormige koepelgewelven met zesGa naar margenoot+ decoratieve, op kolonnetten rustende ronde ribben, ter dikte van 12,5 cM. Deze gewelven rusten op spitsbogige muraalbogen en twee geprofileerde of althans versneden gordelbogen, waarbij de binnenboog opgaat van (deels afgehakte) muurzuilen. Het metselwerk der beneden gepleisterde gewelven blijkt onder de kap, wat de aan de gordelbogen grenzende velden betreft, in hoofdzaak liggende keper- en blokvlechtingen te vertoonen, en verder op de ribben te zijn aangemetseld. Bij het westelijk gewelf zijn de ringkapiteelen der ribben verbonden door tegen een wijden sluitring stootende boogjes, bij de beide andere gewelven zijn deze kapiteeltjes verbonden door driepassen, | |||||||||
[pagina 38]
| |||||||||
welker tegen elkander stootende middenlobben resp. zijn verbonden aan een middenster van rondstaven en een kleinen sluitring. Het koor wordt van het schip gescheiden door den gedrukten boog van den doorgeslagen sluitingsmuur en door een spitsbogigen triomphboog daarachter. Het heeft een zesdeelig straalgewelf met ronde, van kolonnetten opgaande en in een schijfvormigen sluitsteen samenkomende ribben ter dikte van 11,5 cM. De noordelijke rib vangt op vrij groote hoogte aan, wellicht wegens een vroeger sacramentshuisje of epitaaf, waarvan zich de rechthoekige omranding, met midden boven een engelkopje, schijnt af te teekenen. In den sluitwand bevindt zich achter de heerenbank een piscina. Op den noordelijken koorwand is in 1922 een rond geschilderd wijdingskruis binnen een cirkel blootgelegd. Een dergelijk kruis op den zuidelijken koorwand nabij de ingebroken deur kon niet behouden blijven. Het koor heeft nog een bevloering met Bremersteenen tegels, gelijk tot 1922 ook in het gangpad van het schip lagen. Onder dien vloer kwamen toen echter overblijfselen van een lageren voor den dag, van groen of geel verglaasde bakken in het formaat van 16 × 16 en 14 × 14 cM.
Tot de kerk behooren de volgende meubelen en andere voorwerpen:
Ga naar margenoot+ Eenvoudige, door een doophek omgeven preekstoel (± 1650; trapleuning ± 1800), welks door een geschort mannefiguurtje gesteunde kuip Ionische hoekzuiltjes heeft en velden, belegd met paneelen van geblokte bogen en opengewerkte klauwstukken. Ga naar margenoot+ Orgel met vroeger levendiger geschilderde kas, welke versierd is met gesneden Lodewijk XVI-motieven en de wapens-Van Maneil en -Alberda. Zulks ziet op de schenking door generaal Cornelis van Maneil en zijn echtgenoote, Jos. Petr. Alberda van Bloemersma, luidens de volgende opschriften op de borstwering der tribune (welks beide zuilen tot 1922 gemarmerd waren): religionis amore ardens maneilia virtus me bierumana posuit aede sacrum deo en cum consorte tori gentis decus alberdanae me bierumana positum aede vovet deo. Mede blijkens een thans verdwenen opschrift aan de achterzijde werd het huidige orgel vervaardigd door F.C. Snitger en H.H. Freytag, en den 20sten Sept. 1792 ingewijd. Ga naar margenoot+ Heerenbank (XVIII B) tegen den sluitwand, met gesneden friezen, en bekroond door een opzetstuk met de door leeuwen gehouden wapens-Van Maneil en -Alberda en hoekvazen; hiervoor een eenvoudige avondmaalstafel (XVIII). Gestoelte met hoog achterschot (XVII A), ten minste de bekroning uit frag- | |||||||||
[pagina 39]
| |||||||||
menten samengesteld. Vele eenvoudige eiken banken (XVII-XVIII; zittingen uit 1922/4) met geornamenteerde zijstijlen. Drie zandsteenen zerken; een gotische voor Wyllem Ubbena († (15)39) metGa naar margenoot+ diens wapen onder rijk helmteeken in cirkel en met hoekschilden, lang 2,35 M. en breed 1,165 M., een voor den hoveling Remmert van Berum († 1554) met hoekwapens en gothisch randschrift, breed 1,18 M., en een voor Tiarck Brunts, lang 1,91 M. en breed 0,75 M. Voorts verscheidene hardsteenen zerken met wapens, o.a. een voor Jeye Thedema van Berum († 1606), lang 2,05 M. en breed 1,07 M., een voor Abel van Berum († 1653), breed 0,86 M., en een voor den heer Asinga Swier Clant († 1665), lang 2,11 M. en breed 1,155 M. Rijkgesneden kroon (XVIII A; pl. CI, 4) in Lodewijk XIV-stijl, zeslichts,Ga naar margenoot+ thans bruin-, doch vroeger wit met goud geschilderd. Gesneden en verguld rouwbord voor Warmolt, baron van Maneil († 1765)Ga naar margenoot+ in Lodewijk XV-stijl met opschrift in cartouche, waarboven het wapen-Maneil onder helmteeken en te weerszijden kwartieren, het geheel omgeven door een draperie, bekroond door de symbolen van den dood (pl. XI, 1); eenvoudig bord voor Onno Joachim van Berum († 1733). Voor volledige opschriften en kwartieren zie: Ned. Leeuw, 1934, kol. 358 en 1935, kol. 15; voor de genealogie van het geslacht Maneil, w.j.j.c. bijleveld in Ned. Leeuw, 1925, kol. 106 e.v. Zilveren avondmaalsbeker, in 1720 geschonken door Onno Joachim vanGa naar margenoot+ Berum, merken: 5/S, ID (Groningen, Johannes Dronrijp), hoog 14,25 cM. In den toren een klok, in middellijn 70,5 cM. en hoog 60 + 17 cM., waaropGa naar margenoot+ het volgende opschrift: o.j. van berum heer op luinga, collator tot berum etc. heeft deze klock laten vergieten ten tijde als franciscus buining pastor en claes bartels vegter tot watum kerckvoogt waren titti goossens me fudit anno 1710 en wapen, gevierendeeld -Van Berum, -Ubbena, -Jarges, -Van Waren?
Naar het nog omgrachte, schilderachtige voorterrein van den voormaligenGa naar margenoot+ BORG LUINGA ten Z. der kerk leidt een gemetselde brug ter lengte van 4,50 M. De baksteen meet 24,5 × 12 × 6,2 cM. Op de zandsteenen blokken van zijn beide bogen zijn wapenschilden met de wapens-Maneil en -Verdion, en anno 1756 aangebracht. | |||||||||
Godlinze.De NED. HERVORMDE KERK, eertijds R.K. kerk, en haar toren behoorenGa naar margenoot+ aan de Ned. Hervormde Gemeente. literatuur. joosting, blz. 55. - Beantw. Vragen Comm. v. Onderwijs (Ms). -Ga naar margenoot+ van der aa, IV (1843), blz. 593. - kremer-westendorp, blz. 346 - ferré jacobs, Voorheen en thans, blz. 80 e.v. - vinhuizen, Kroniek, blz. 49. - hoogewerff, I, blz. 309/11. - Gron. Volksalm., 1893, blz. 189/190. | |||||||||
[pagina 40]
| |||||||||
Ga naar margenoot+ De kerk is georiënteerd met een afwijking van 7o naar het Z. Ga naar margenoot+ Het gebouw (afb. 15) bestaat uit een schip van drie traveeën (XIII A), welks oostelijke travee dieper is dan de beide ongeveer vierkante westelijke, met een door vijf zijden van een onregelmatigen veelhoek gevormde sluiting (XIII B); en een zwaren toren (XII en 1554) op 75 cM. uit den zeer lichten westmuur der kerk, die door dunne uitwendig-gecemente dichtingsmuurtjes aan den toren is verbonden. Ga naar margenoot+ De uitwendige lengte van kerk en toren bedraagt, in de as gemeten 39,85, de breedte der kerk 9,50 M.; de binnenswerksche maten der kerk zijn 29,85 en 7,45 M. De zuid- en noordzijden van den toren meten resp. 8,98 en 7,98, zijn front 8,30 M. Zijn opgaand muurwerk reikt 21,60 en de totale hoogte 28,48 M. uit den vloer. De kruin der kerkgewelven ligt van het W. gerekend onderscheidenlijk 8,65, 8,80, 8,71 en 7,22 M. boven den (in het laatste geval 15,5 cM. verhoogden koor-)vloer. Ga naar margenoot+ De baksteen der gepleisterde kerkmuren en -gewelven, voor zoover waarneembaar, meet 30,5 à 32 × 8,5 à 9 cM. De toren is tot de eerste latere waterlijst van moppen, in het formaat van 30 à 31 × 8,5 à 9,2 cM., 10 lagen 1,03 M., en daarboven van iets kleinere en dunnere steen, 28 à 29 × 6 à 6,5 cM., 10 lagen 75 cM., met zandsteenen hoekblokken opgetrokken; uitwendig is hij met jongere steen hersteld. | |||||||||
[pagina 41]
| |||||||||
Het vernieuwde zadeldak der kerk is belegd met moderne pannen, hetGa naar margenoot+ tusschen puntgevels gevatte zadeldak van den toren heeft een noodafdekking van asfaltpapier. Afb. 15. Godlinze. Ned. Herv. kerk. Plattegrond en doorsneden.
De met geringe versnijdingen opgaande toren (afb. 15 en pl. XIV, 3) bestaatGa naar margenoot+ uit drie door waterlijsten gescheiden geledingen. De noordzijde der benedengeledingGa naar margenoot+ heeft haar beide reeksen van door lisenen gescheiden rondbogigeGa naar margenoot+ | |||||||||
[pagina 42]
| |||||||||
spaarvelden ten deele bewaard, namelijk een benedenste, bestaande uit van den grond opgaande- en een hoogere van grootere velden; alsmede boven de oude waterlijst van tufsteen, die ook aan de oostzijde nog aanwezig is, de aanzetten van verdere zulke spaarvelden. De derde geleding heeft in elken wand twee op de waterlijst staande spitsbogige galmgaten. In den zuidwand der benedengeleding bevindt zich de gedenksteen, waarop men achter een renaissancistisch schild met het wapen-Ripperda leest: in tiden der erbare ende foele do / echsamighe juffer tiake ripperda / is dese toren nijes vermaket. - johannes bijter pastor Cornelis / jansen peter abels kerckvogeden 1554. Ga naar margenoot+ De behandeling der kerk is door de bepleistering niet meer na te gaan. In den noordwand der tweede travee teekent zich een wellicht oorspronkelijk, klein spitsbogig boven-spaarveld. Dicht bij de sluiting is aan de noordzijde een kleine spitsbogige, buiten dichtgemetselde opening aanwezig, wellicht een vroegere hagioscoop. In den noordelijken sluitingswand is achter het hostiekastje het bovendeel van een klein spitsboogvenstertje zichtbaar, dat gelijk zal zijn geweest aan het vermoedelijk geheel afgeronde doch overigens orgineele, noordoostelijke venstertje der koorsluiting. Ga naar margenoot+ De kerk (pl. XIV, 2) wordt overwelfd door sterk meloenvormige - de gewelfvelden loopen bolvormig op - koepelgewelven op vrijwel rondbogige muraalen meest flauw-spitsbogige gordelbogen, bij welke laatste de door rondstaven begeleide binnenboog rust op smalle muurpijlers met eenvoudige kapiteelen. De beide westelijke gewelven hebben acht ronde ribben, waarvan de diagonale ribben gelijk bij de overige kerkgewelven van den grond opgaan of althans opgingen, en welke alle uitloopen in een wijden sluitring. Binnen deze is bij het westelijkste gewelf een vierpas beschreven om een concentrischen middenring; bij het andere wordt de middenring door een achtlobbige rozet omringd. Het gewelf der derde travee heeft slechts vier ribben, welke met ringkapiteeltjes bij den sluitring aansluiten. De sluiting is beneden onder de vensters, waar nissen zijn uitgespaard, ongeveer rond, doch daarboven vijfzijdig. Haar gewelf op ronde muraalbogen bezit acht ronde ribben, welker kapiteeltjes verbonden zijn door spitsboogjes, die stooten tegen den sluitring. Ga naar margenoot+ Op het laatste gewelf kwam bij de genoemde werkzaamheden een gehavende beschildering te voorschijn (in 1921 voor zoover mogelijk gefixeerd door den sierschilder Jacob Por). De oudste fragmenten (XV) zijn het Lam Gods in den sluitring en de gevleugelde symbolen der Evangelisten op vier gewelfvelden. De ribben worden begeleid door renaissancistisch bandwerk, waartusschen plantaardige motieven voorkomen. De polychromie van ribben, sluitring en triomphboog is nog gedeeltelijk zichtbaar. Op het gewelf boven den triomphboog staat in cartouche-achtige renaissancistische omraming (XVII A) aan de schipzijde: a.d.... hans van der stra / len mit sine knechten / venkehoest van norden / abel johan van norden / helmoedt.... eke van norden, waarboven een huismerk. | |||||||||
[pagina 43]
| |||||||||
Dit opschrift zal òf betrekking hebben op de herstelling van het gewelf, waarop het zich bevindt, òf op de vroegere beschildering der gewelven, waarvan het sluitingsgewelf o.a. nog soortgelijke bandwerkmotieven als de genoemde cartouche vertoont. Het gelijkvloersche gedeelte der benedengeleding van den toren wordt overdekt door een grootendeels uitgebroken koepelgewelf.
Tot de kerk behooren de volgende meubelen en andere voorwerpen:
Rechthoekig sacramentshuisje (pl. XIV, 1) met natuursteenen omranding enGa naar margenoot+ bovenveld waarin twee spitsbogen met driepassen, dat aangebracht is binnen een baksteenen omlijsting met overhoeksche zijkanten, voorzien van natuursteenen lijstwerken; hierboven een gepleisterd veld met ondiepere nis. Eenvoudige preekstoel en doophek.Ga naar margenoot+ In de kerkerekening van 1794 vindt men ‘Aan C. Grashuis en A. Buining, bestek van een nieuwe predikstoel etc. 900 gl. Orgel, welks kas gesneden versieringen en bekroningen bezit (XVIII A,Ga naar margenoot+ volgens ferré jacobs 1725), en op welks tribune de wapens-Alberda en -Berchuys in gesneden omlijsting zijn aangebracht. Verscheidene banken (XVII B). De heerenbank heeft barokke paneelwangenGa naar margenoot+ tusschen gegroefde stijlen en een op getorste zuilen gedragen overhuiving, waarop schroefvormig eindigende hoekbollen. Voorts zijn in de kerk een eenvoudige bank met gelijke overhuiving en een bankengroep met barokgesneden friezen en opengewerkte bekroningen der zijstukken aanwezig. Op de orgeltribune een eenvoudig gesneden losse leuningbank (XVII A).Ga naar margenoot+ Twee wapenzerken, één voor een Houbingius († 1653), en één uit 1668.Ga naar margenoot+ Houten offerblok (XVII of XVIII). In den toren bevindt zich een klok met middellijn van 65 en hoogte vanGa naar margenoot+ 52 + 10 cM., waarop het volgende opschrift: ano dni mo cccco xxxo vo in honore pancratii jhesus maria joh̄es. Een avondmaalsbeker met jaartal 1693, doch gemerkt 3/C (Groningen 1658) M, is in het Museum van Oudheden te Groningen.
B 37/8. Het in 1859 herbouwde ARMHUIS, een gepleisterd gebouw vanGa naar margenoot+ een gelijkvloersche verdieping met hoog zadeldak, is in 1937/8 afgebroken. De gevelmuur bevatte den stichtingssteen (nu in het Museum te Groningen) van het oorspronkelijke gebouw met het volgende opschrift:
| |||||||||
[pagina 44]
| |||||||||
B. 58. In dit huis is een stichtingssteen met initialen en 1795 gemetseld.Ga naar margenoot+ Korenmolen, gebouwd in 1850, achtkante bovenkruier met stelling, geasphalteerd hout op gelijk houten onderstuk en wit houten tusschenstuk, geasphalteerd houten kap. | |||||||||
Holwierde.Ga naar margenoot+ De NED. HERVORMDE KERK, eertijds R.-K. kerk, en haar daktoren behooren aan de Ned. Herv. gemeente. Ga naar margenoot+ literatuur. joosting, blz. 57. - Beantw. Vragen Comm. v. Onderwijs (Ms.). - van der aa, V (1844), blz. 718. - ferré jacobs, Voorheen en thans, blz. 53 e.v. - vinhuizen, Kroniek, blz. 58 en 297/8. - Grafschr., blz. 136 e.v. - Avm.zilver, blz. 29. - Almanak Dep. Leens Mij. tot Nut van 't Algemeen, 1834, blz. 23 e.v. - Gron. Volksalm., 1893, blz. 191; 1924, blz. 95. Ga naar margenoot+ De kerk ligt vrij op een verhoogd gedeelte der dorpswierde en is georiënteerd met een afwijking van 1o naar het Zuiden. Ga naar margenoot+ Het eenbeukige gebouw (afb. 16/7) bestaat uit een schip, dat in twee traveeën moet verdeeld zijn geweest (in oorsprong XII, verbouwd XIIIc), een dwarspand met ondiepe armen en een door zeven zijden van een twaalfhoek | |||||||||
[pagina 45]
| |||||||||
Afb. 16. Holwierde. Ned. Herv. kerk. Plattegrond en doorsneden.
| |||||||||
[pagina 46]
| |||||||||
omschreven sluiting (beide XIV A), welke laatste van de preekkerk is gescheiden en dient voor de avondmaalsviering. Ga naar margenoot+ De uitwendige lengte der kerk bedraagt 34,67 M., de breedte van het schip 10,70 en van het dwarspand 19,05 M.; dezelfde binnenswerksche maten zijn 32,60, 8,70 en 16,73 M. De zoldering in het schip ligt 9,80, de kruin van het kruisingsgewelf 12,65 en de sluitsteen van het sluitingsgewelf 11,17 M. boven den vloer (in het laatste geval verhoogd). Afb. 17. Holwierde. Ned. Herv. kerk. Details.
Ga naar margenoot+ Het benedendeel der schipmuren bestaat uit tuf, meest in het formaat van groote baksteen, en daarboven uit baksteen van 29 à 30,5 × 6,5 à 8 cM., 10 lagen 88 cM., waardoorheen eenig tuf. De baksteen van dwarsarmen en sluiting meet 33 × 16 × 9 cM., 10 lagen 101 cM. De westgevel is ter hoogte van ± 4,60 M. bekleed met steen van 26 × 12,5 × 6,2 cM., 10 lagen 70 cM. De boogvullingen van de ingangen der dwarsarmen bestaan uit een groote plaat Bremersteen. Ga naar margenoot+ In het tufsteenen benedendeel der muren zijn nog sporen van vroegere laag-zittende rondbogige openingen aanwezig. Van de behandeling der latere kerk zijn in elk der door, later op lompe wijze verzwaarde, lisenen gescheiden traveewanden de beide omkraalde spitsboognissen (de zuidwestelijkste gedicht) bewaard, welke zeer vergroote spitsboogvensters flankeeren. In den noordwand der westelijke travee bevindt zich een gedichte rondbogige ingang met rond uitgekraagde deklijst, aan de zuidzijde zijn sporen van een soortgelijken ingang. Het daktorentje bestaat uit een dicht en een open vierkant gedeelte. | |||||||||
[pagina 47]
| |||||||||
De dwarspandgevels (pl. XV, 1 en 3) hebben een diepe spitsbogige ingangsnisGa naar margenoot+ en, in hun bovendeel, binnen een rechthoekig spaarveld een slank spitsboogvenster met rondstaafprofiel, geflankeerd door gelijke nissen met staande kepervlechtingen. Bij de zuidelijke ingangsnis bestaat de profileering uit twee bundels van drie rondstaven en twee kwarthollen, en heeft het boogveld een driepasmotief. De noordelijke ingangsnis wordt geleed door drie rondstaven, terwijl zijn boogvulling twee gekoppelde spitsbogen met driepassen, waarboven een roos met inbeschreven vierpas vertoont. De sluiting (pl. XV, 3) wordt versterkt door driemaal versneden beeren,Ga naar margenoot+ welker benedenste waterlijst omgaat onder de hooge spitsboogvensters. De gedichte onder die vensters, in het bijzonder de beide westelijke, hebben de oorspronkelijke profileering met rondstaven en kwart-hollen behouden. In het schip zijn ten deele nog de inkassingen der vroegere gewelven zichtbaar.Ga naar margenoot+ De kruising (pl. XVI) wordt overdekt door een meloenvormig, concentrisch gemetseld koepelgewelf met acht, van uitsprongen opgaande ronde ribben. Deze loopen in een wijden sluitring uit, waarbinnen een zespuntige, door een lobbenkrans omgeven ster van rondstaven is beschreven. Aan de schipzijde dragen (beneden afgehakte) muurzuilen met geringd kelkkapiteel op een blokvormige verhooging den door rondstaven begeleiden binnenboog van den spitsbogigen gordelboog. Ook de binnenboog van den triomphboog wordt door rondstaven ingesloten; het kapiteel met over den kruispijler omgaanden halsring der muurzuilen bevindt zich hier op ietwat grooter hoogte dan het overeenkomstige aan de westzijde. De scherp spitsbogige scheibogen naar de dwarsarmen rusten op muurzuilen met gelijke, nog van twee bladknoppen voorziene kelkkapiteelen, welke in het bijzonder aan de westzijde hooger liggen dan die der kruising. De dwarsarmen hebben, naar onder de kap te zien is, koepelsgewijs gemetselde vierdeelige gewelven op scherp spitsbogige muralen; de ronde ribben, waarvoor de uitsprongen nog bestaan, zijn verdwenen. In den oostwand vindt men onder het venster een diepe rondbogige nis (aan de noordzijde achteraf spitsbogig verhoogd), waarschijnlijk ten behoeve van vroegere zijaltaren. Over de sluiting (pl. XV, 2) is een tiendeelig gothisch straalgewelf geslagen, welks geprofileerde ribben rusten op van kraagsteenen opgaande schalken met fijnere en van drie bladknoppen voorziene kapiteeltjes. Het venster in den sluitwand wordt ook aan de binnenzijde geaccentuëerd door een rondstaafprofiel.
Tot de kerk behooren de volgende meubelen en andere voorwerpen.
Eiken oksaalvormige koorafsluiting (± 1560, deuren vermoedelijk later) metGa naar margenoot+ door een koof gedragen galerij, waarop thans het orgel staat. Galerij en benedenschotten hebben geprofileerde rechthoekige paneelen, op een tweetal waarvan zich bij de laatstgenoemde nog laatgothisch traceerwerk bevindt. Preekstoel (XVII B) met niet bijbehoorende, doch wel oude trap. De kuipGa naar margenoot+ | |||||||||
[pagina 48]
| |||||||||
heeft siertros-kussenpaneelen tusschen getorste Korinthische zuiltjes, welker fries en plintlijst barok snijwerk vertoonen, zooals ook op het achterschot met getorste zuiltjes en opengewerkte zijstukken aanwezig is. Eenvoudig doophek (XVII B) met spijlen boven paneelen. Ga naar margenoot+ Bolpoot-avondmaalstafel met twee bijbehoorende, gesneden losse leuningbanken (alles XVIIb) in het koor. Ga naar margenoot+ Orgel, dat blijkens opschrift in 1828 is hersteld en welks kas blijkbaar toen den huidigen vorm heeft gekregen; het instrument is in 1924 vernieuwd. Ga naar margenoot+ Verscheidene geverfde eiken banken. Tegen de koorafsluiting staan twee banken, met als bij deze geprofileerde paneelen, bij twee waarvan in het voorschot het jaartal 1559 en de wapens .... (twee tegen elkaar klimmende uitkomende leeuwen) en -Scheltkema (?) zijn gestoken; hiernaast een bank (XVII B) met barok-gesneden friezen en opengewerkte bekroningen der zijschotten. In den noorderdwarsarm staan een bank (XVII B, vaasbekroningen XIXa) met overhuiving op gewonden zuiltjes, welker barok-gesneden fries door een afgehakt wapen wordt onderbroken en een eenvoudige overhuifde bank (XIXa). Voorts zijn vele eenvoudige banken (XVII/XVIII) aanwezig, twee met geschilderde wapens waarvan een -Welvelde. Ga naar margenoot+ In het koor liggen o.a. de volgende grafzerken: oorspronkelijk gebeeldhouwde, doch geheel afgesleten zerk voor Otto Nanszum († 1475), groot 2,09 × 0,91 M.; zandsteenen priesterzerk, groot 2,17 × 0,70 M; zerk voor Johan van Berum († 1612) met de wapens-Berum en -Schatter, groot 2,15 × 1,50 M. Voorts verschillende zerken met wapens voor predikanten, waarvan een voor Johan van Laxten Sr. († 1621) en zijn echtgenoote Grete Hoitinge († 1626), van 2,01 × 1,00 M.; een voor Johan van Laxten Jr. († 1644) van 2,02 × 0,93 M.; een voor Beno Uden, geboortig van Embden († 1718), van 2,025 × 0,93 M.; een voor Johannes Rijpma († 1757), van 2,02 × 0,85 M.; een voor Hermannus Edelinck († 1819), van 2,02 × 0,85 M.; en een voor diens weduwe Fenna van Eerde († 1828), van 2,02 × 0,85 M. Ga naar margenoot+ Twee zilveren gegraveerde avondmaalsbekers, welker gedreven voet door een gevlochten rand wordt afgesloten, waarvan een uit 1653 met merken: 2/Y (Groningen) AL?, hoog 20,9 cM., en een: I.I.M.K. 1676 (schenkingsjaar?) met jaarletter 2/H (Groningen 1639) M K?, hoog 21,8 cM. Ga naar margenoot+ In het torentje hangt een van wege het kerspel Holwierde gegoten Mariaklok uit 1467, met middellijn van 1 M. en hoog 82 + 17 cM., waarop de H. Maagd en de Kruisiging zijn afgebeeld en verder tien heiligenfiguren het gedeeltelijk slecht te ontcijferen opschrift onderbreken. De groote Stephanus-klok werd blijkens de kerkerekening in 1853 voor f 2000, - verkocht. Zij droeg volgens de statistiek der Comm. van Onderwijs het opschrift: s. stephanus ao 1620 joannes simon antonius filius, petrus joly galli me fecerunt. Ga naar margenoot+ 1. Aan de Groote Heekt staat een pel-, koren- en zaagmolen op een werf, gebouwd in 1851. Achtkante bovenkruier met stelling, geasphalteerd hout | |||||||||
[pagina 49]
| |||||||||
op wit houten tusschenstuk, deels achtkant en deels vierkant onderstuk, geasphalteerd houten kap. 2. De buurtschap Katmis bezit een korenmolen op een molenberg, gebouwd in 1841 ter vervanging van een afgebranden 18de-eeuwschen bovenkruier. Achtkante bovenkruier met stelling, geasphalteerd hout op gelijk houten onderstuk, geasphalteerd houten kap. | |||||||||
Krewerd.De NED. HERVORMDE KERK, eertijds R.-K. kerk, en haar toren behoorenGa naar margenoot+ aan de Ned. Herv. gemeente. literatuur. joosting, blz. 57. - aem. w. wijbrands, De abdij Bloemhof te WittewierumGa naar margenoot+ in de dertiende eeuw (Verh. Kon. Akad. v. Wet., Letterk., 15e deel), Amsterdam 1883, blz. 122 en 208/9. - Beantw. Vragen Comm. v. Onderwijs (Ms.). - van der aa, VI (1845), blz. 645. - Grafschr., blz. 159/60. - Avm. zilver, blz. 34. - Gron. Volksalm., 1940, blz. 1 e.v. De kerk ligt vrij op een ietwat verhoogd kerkhof en is georiënteerd metGa naar margenoot+ een afwijking van 2½o naar het N. Zij is een overwelfd rechtgesloten en met een zadeldak gedekt gebouw vanGa naar margenoot+ drie traveeën (afb. 18), waarvan de oostelijke door een gemetseld oksaal tot een koor wordt afgescheiden, dat thans dient voor de avondmaalsviering. Voor de kerk staat een er mede verbonden westtoren met vijfzijdig uitgemetselden traptoren aan de noordzijde. De geheele plattegrond vertoont onregelmatigheden. De uitwendige lengte van kerk + toren bedraagt, in de as gemeten, 25,60,Ga naar margenoot+ de breedte der kerk gemiddeld 8,40 M.; dezelfde binnenswerksche maten der kerk zijn 17,15 en 6,34 M. De zuid- en noordzijde van den toren meten resp. 5,90 en 6,00 M., zijn frontbreedte 6,00 M. Het muurwerk stijgt 15,20 M. uit den vloer, de totale hoogte van den toren is 20,75 M. De onderkant der | |||||||||
[pagina 50]
| |||||||||
ribbenkruising van het westelijk kerkgewelf ligt 7,63, de kruinhoogte der beide andere gewelven resp. 8,76 en 8,53 M. boven den vloer. Ga naar margenoot+ Het gebruikte materiaal is uitwendig, behoudens de zandsteenen waterlijst van den toren en de blokken van zijn westingang, baksteen, welke bij de kerk meet 31 à 33 × 8,5 à 9,5 cM., 10 lagen 96/103 cM. Bij den toren, voor zooverAfb. 18. Krewerd. Ned. Herv. kerk. Plattegronden en doorsneden.
oorspronkelijk, is dit formaat 29 à 31 × 7 à 8,5 cM., 10 lagen 88 cM., doch bij den traptoren en het torengewelf 28 × 6,5 cM., 10 lagen 73 cM.; de toren is met kleine nieuwe steen hersteld. Inwendig zijn muren en gewelven gepleisterd, waardoor niet is na te gaan of natuursteenen sierdeelen zijn toegepast. Ga naar margenoot+ De vlak opgaande toren (pl. XVIII) bestaat uit twee, door een holle waterlijst gescheiden geledingen. De bovenste heeft boven die lijst aan de zuidzijde een groot spitsbogig spaarveld, waarbinnen twee gekoppelde spitsbogige spaarnissen; in den gewijzigden westwand een groot rondgesloten spaarveld, waarin twee rondbogige galmgaten; aan de noordzijde wegens den traptoren en zijn gemetselde afdekking een op de waterlijst staand en een hoogzittend spaarveld met spitsbogige | |||||||||
[pagina 51]
| |||||||||
galmnis; en aan de oostzijde wegens de aansluiting bij het kerkdak twee kleine spitsbogige spaarvelden met spitsbogig galmgat. De ruimte boven de eerste balkzoldering wordt overdekt door een kruisribgewelf. De kerkmuren (pl. XVIII) toonen grootendeels nog de oorspronkelijkeGa naar margenoot+ behandeling. Het gebouw wordt verzwaard door eenmaal versneden lisenen, welke slechts op den zuidwesthoek door een overhoekschen beer zijn vervangen. De benedenzône heeft van den grond opgaande spitsbogige spaarvelden, welke in de westelijke travee aan de noordzijde en in de middentravee aan de zuidzijde door een gedichten rondbogigen ingang met rondstaafprofiel worden afgewisseld; de bovenzône in elke travee een slank (hier en daar ietwat naar beneden doorgetrokken) spitsboogvenster met rondstaafprofiel, dat behalve in de middentravee en de westelijke travee aan de noordoostzijde door gelijke nissen met staande of liggende kepervlechtingen wordt geflankeerd. De sluiting heeft echter een groep van drie spitsbogige omkraalde vensters, waarvan het middelste even hoog is als die in de zijmuren, doch de zijvensters lager zijn. Het afsluitende spitsboogfries der zijmuren is aan de noordzijde ten deele bewaard, terwijl er aan de zuidzijde sporen van aanwezig zijn. De westelijke travee wordt overdekt door een gothisch kruisribgewelf metGa naar margenoot+ elkander zonder sluitsteen doorsnijdende geprofileerde ribben; de beide andere traveeën door ringsgewijs gemetselde meloenvormige koepelgewelven op spitsbogige gordel- en muraalbogen met acht ronde ribben, welke in wijde sluitringen samenkomen (pl. XIX). Binnen deze laatste zijn resp. vier drielobben en een klaverblad van vier beschreven in rondstaven. De gordelbogen worden begeleid door rondstaven, die ter hoogte van de geboorte der bogen aanvangen. De ribben gaan op van rechthoekige schalken. De wanden worden onder de vensters meest nog verlevendigd door gekoppelde spaarvelden, welke met twee spitsboogjes zijn, of althans waren gesloten. Het oksaal, dat een houten tribune met het orgel draagt, bestaat uit drie bogen. De beide zijbogen zijn aan de schipzijde door achtermuren tot omkraalde nissen voor vroegere altaren afgeschoten; voor den middendoorgang zijn latere deuren geplaatst. Deze ter zijde doodloopende bogen en de achtermuurtjes houden geen rekening met de behandeling der zijwanden. In den zuidmuur der koortravee en in beide muren bij de oksaalnissen vindt men piscinae. In den noordwand der koortravee schijnt zich de dorpel van het voormalige ingebouwde sacramentshuisje af te teekenen.
Tot de kerk behooren de volgende meubelen en andere voorwerpen:
Geverfde preekstoel (± 1650). De kuipvelden tusschen getorste zuiltjesGa naar margenoot+ hebben barokgesneden geblokte boogpaneelen met opengewerkte wangstukken en achterschot; kuip en klankbord worden verlevendigd door friezen met bandwerk. Om den stoel een eenvoudig doophek uit denzelfden tijd, met korte balusters boven het schotwerk. Oksaaltribune (XVI A) met geprofileerde rechthoekige paneelen, waaronderGa naar margenoot+ | |||||||||
[pagina 52]
| |||||||||
deuren met beneden laatgothische brief- en boven de spijlen renaissancistische medaillon-paneelen, en waarop een orgel. Dit laatste heeft in het onderschot twee laatgothische briefpaneelen, terwijl het pijpwerk der van vleugeldeuren voorziene kas door latere rankwerkpaneelen en bekroningen wordt ingesloten. Tusschen de gesneden paneelen onder het orgel leest men: de hoog welgeb. vrou margarita elisabeth ripperda douairière vrou der heerlijkheid tot oosterwijtwerd met annexe kaspulen, als collatrix tot kriewert heeft dit orgel laten vernieuwen int jaar 1731. En op het vooruitspringende deel der tribune boven de koordeuren:
Ga naar margenoot+. Bank (XVIIc) met in het opgewerkte opzetstuk het wapen-Ripperda; eenige banken met gesneden zijschotten (± 1650) en vele eenvoudige banken (XVIII-XIX A). Ga naar margenoot+ In het koor liggen vijf grafsteentjes met wapens voor predikanten en de echtgenoote van een hunner: een voor Carolus Reneman († 1646), hoog 66,5 en breed 70,5 cM.; een voor Laurentius Ereckens († 1647), van 66,5 bij 71 cM. een voor Johannes Hornenborg († 1649), van 66,5 bij 59 cM.; een voor Anna Renemans († 1656) van 66,5 bij 70,5 cM.; en een voor Jacobus Henningius († 1682) van 67 bij 71,5 cM. In het schip liggen twee grafsteentjes, een voor den predikant Petrus Albartius van Lingen († 1665) van 54 bij 54 cM. met huismerk en een onleesbaar, van 66 bij 70,5 cM. Ga naar margenoot+ De zilveren avondmaalsbeker (1710), hoog 15,25 cM., met de alliantie-wapens-Ripperda en -Ripperda, vervaardigd ten tijde van Vrouwe Josina Maria Ripperda, is voor eenigen tijd verkocht. In den toren hangt een klok uit 1861. | |||||||||
Losdorp.Ga naar margenoot+ De NED. HERVORMDE KERK, eertijds R.-K. kerk, en haar toren behooren aan de Ned. Herv. gemeente. | |||||||||
[pagina 53]
| |||||||||
literatuur. Joosting, blz. 56. - van der aa, VII (1846), blz. 445. - Grafschr.,Ga naar margenoot+ blz. 187/8. - Avm. zilver, blz. 38/9. De kerk is georiënteerd met een afwijking van 7½o naar het N.Ga naar margenoot+ Zij is een rechthoekig, met een zadeldak tusschen sluitgevels gedekt gebouwGa naar margenoot+Afb. 19. Losdorp. Ned. Herv. kerk. Plattegrond.
(afb. 19 en pl. XVII, 3). De voorgevel staat ietwat schuin op de zijmuren. Parallel aan dezen gevel is de toren gebouwd, welke achteraf aan de kerk is verbonden door een niet zeer ouden hals met zadeldak. In den zuidelijken hoek van kerk en toren staat een moderne aanbouw. Inwendig dienen de twee westelijke venstervakken als preekruimte; het 15 cM. verhoogde oostelijke ‘koor’ wordt gebruikt voor de avondmaalsviering. De kerk is in de as gemeten uitwendig 18,90 M. lang en 8,83 M. breed;Ga naar margenoot+ dezelfde binnenswerksche maten zijn 17,15 en 7,10 M. De zijden van den toren meten 4,27, zijn frontbreedte 4,14 M. De hoogte van zijn metselwerk beloopt 13,14 M. boven den kerkvloer. De toren is tot 11 lagen boven het rondboogvenstertje aan de zuidzijde vanGa naar margenoot+ zware steen, 30 × 14,5 × 9 cM., 10 lagen 98,5 cM. opgetrokken; daarboven volgen 15 lagen van 25 × 12 × 6 en vervolgens baksteen van 24 × 11,5 × 5 cM. Het formaat der baksteen binnen en buiten is gelijk. De kerk is van | |||||||||
[pagina 54]
| |||||||||
dezelfde steen gebouwd als het benedengedeelte van den toren, mogelijk van een oudere kerk afgekomen steen. Alle vensters zijn ommetseld in steen van 22 × 4,3 cM. De muurtjes tusschen kerk en toren bestaan uit 19de-eeuwsche steen. Ga naar margenoot+ De toren is een vlakopgaand bouwwerk, dat boven de kroonlijst door een zich versmallende vierkante spits met open koepeltje wordt afgesloten. In den zuidmuur bevindt zich het gedenksteentje van den bouw, met tweemaal een wapen, gedeeld ......., onder een gebeeldhouwd helmteeken en met opschrift: bernhart/entens van/helpen tot/loesdorp/jonker hoe/velink end / unicus collator & heeft dese / tooren laten vernewen / ende verhoogen doen johannes / munten pastoer ende jan / tjaers kerckvoget waeren / anno 1662. De westmuur bevat den tweeden steen: herbouwd in 1848 a.p.a. du cloux predikant / b.t. bruins, j.j. noordhof kerkvoogden. Boven de rondbogige ingangspoort is daar voorts de gedenkplaat betreffende de kerk ingemetseld: jehova iussi / in het jaer na de geboorte onses heeren / jesu christi m d c c l xxv / heeft de hoog welgebooren vrouwe / margareta bauwina douairière rengers van farmsum / geboren vrou van starkenborgh van wetzinge / vrouwe der heerlijkheid oosterwijtwerd / tot hellum loppersum in het zantster en eesterwaten / de vierburen uithuistermeeden en bedum med onderhorige dorpen / patrona en geprivilegeerde collator van losdorp / dese kerk soo van buiten als binnen vernieuwd / gode zij hier van / alleen de eere. Ga naar margenoot+ De kerk wordt uitwendig door lisenen in drie traveeën verdeeld. In de wanden van elke travee en in de sluiting bevindt zich een groot rondboogvenster. In den zuidmuur van de derde travee teekent zich een moet van een voormaligen ingang, ter breedte van 89 cM. Ga naar margenoot+ Inwendig wordt de alleen door den toren toegankelijke kerk overdekt door een flauw-gewelfde houten zoldering, welker onderkant 8,17 M. boven den houten kerkvloer ligt.
De kerk bezit een deftig meubilair uit den tijd van den herbouw:
Ga naar margenoot+ Rijkgesneden preekstoel (1775, blijkens jaartal op het klankbord; pl. XVII, afb. 2) in Lodewijk XV-stijl met gebogen vierzijdige kuip en klankbord, versierd achterschot en gezwenkte trap. De stoel wordt omgeven door een eenvoudig doophek met gesneden lezenaar in Lodewijk XV-stijl. Voorts kleine avondmaalstafel met gebogen pooten, blank-eiken banken en een betimmering onder de op twee zuilen rustende orgelgalerij tegen den westmuur. Enkele koperen bankkandelaars (XVIII). Ga naar margenoot+ Orgel met versierde kas, welker vaasbekroningen nog in Lodewijk XVI-geest zijn opgevat. Boven de klavieren staat het opschrift: r.a. lohman en zonen, orgelmakers te groningen, 1830. | |||||||||
[pagina 55]
| |||||||||
Blijkens de kerkerekening 1823/6 werd wegens een nieuw orgel aan den orgelmaker Lohman f 2203, - betaald, terwijl in de rekeningen van 1827, 1829 en 1831 nog termijnen volgen van f 500, -, f 900, - en f 114,85; volgens het b.g. Handelingenboek fol. 66 zou echter in 1826 voor het orgel f 5000, - betaald zijn. In 1823 ontving J.W. Timpe wegens reiskosten en het maken van een bestek voor een orgel f 28,50. Eenige grafzerken, op één na met wapens, in den koorvloer: een voor VrouweGa naar margenoot+ Johanna Hillebrandes, anders Schaffer († 1637), van 2,02 × 0,84 M.; een voor Vrouwe Aefjen van Bierum, geb. Alberda († 1694), van 1,98 × 1,25 M.; een voor den predikant Hermannus Wiardi († 1706), van 2,07 × 0,75 M.; een voor den predikant Jacobus van Weerden († 1733), van 2,00 × 0,72 M., en een voor diens echtgenoote Helena Flek († 1752), van 2,00 × 0,69 M. Naast den toren de zerk van den historicus Ds. N. Westendorp († 1836). Zilveren avondmaalsbeker, gemaakt in 1707 ten tijde der collatrice JosinaGa naar margenoot+ Maria Ripperda en gemerkt: 5/F, I D (Groningen 1709, Johannes Dronrijp), hoog 15 cM., en een schotel in Lodewijk XVI-stijl met de wapens-Alberda en Hertoge, gemerkt: 8/R (Groningen 1792) L B. In den toren hangen twee klokken. De eene, met middellijn van 64 cM. enGa naar margenoot+ hoogte van 49 + 11 cM., heeft tot opschrift: int jaer unses heren m ve xxxviii daerbi doe goeten hennerick potgheter frans hatiser mi. Op de andere, met middellijn van 95 en hoogte van 81 + 16 cM., leest men: de welgeborene vrou josina maria ripperda weeduwe ripperda vrou van oosterwijtwert etc. unico (sic) collatrix van losdorp heeft mij laten vergieten anno 1709 jacobes van weerden in die tijt pastor; en daaronder: tittie goossens heeft mij gegooten ras doen hi noch freiier was, en wapen, gevierendeeld in 1 en 2-Ripperda, 3-Schade, 4-Clant, met hartschild -Ukena.
E 23. De boerderij, genaamd Fraeylemaborgh, bevat een steen met deGa naar margenoot+ gebeeldhouwde alliantie-wapens -Schaffer- en -Entens onder een helm met helmteeken in een cartouche (XVIIb), afkomstig van den in de 18de eeuw gesloopten Fraeylemaborg (zie: feith, Ommelander borgen, blz. 104/5). | |||||||||
Spijk.De NED. HER VORMDE KERK, eertijds R.-K. kerk, en haar toren behoorenGa naar margenoot+ aan de Ned. Herv. gemeente. literatuur. joosting, blz. 56. - Teg. Staat, blz. 352. - van der aa, X (1847),Ga naar margenoot+ blz. 627. - ferré jacobs, Voorheen en thans, blz. 109 e.v. - vinhuizen, Kroniek, blz. 49. - Grafschr., blz. 326/8. - Avm. zilver, blz. 71. | |||||||||
[pagina 56]
| |||||||||
Ga naar margenoot+ De kerk ligt vrij op den omgrachten en ombouwden kerkring, waarop alle wegen van het dorp uitkomen. Ga naar margenoot+ Zij is een gepleisterd, langwerpig driezijdig gesloten zaalgebouw met dwarsarm aan de noordzijde en een niet-gepleisterden, grootendeels ingebouwden westtoren, dat vooral om haar ligging van eenige beteekenis is. Buitenswerks bedraagt de lengte in de as 25,31 M.; de binnenwerksche breedte beloopt over het schip 6,70 M. en over den dwarsarm 14,80 M. Bij den herbouw in 1676 zijn blijkbaar de oude muren ter dikte van 91 à 94 cM. behouden gebleven. Deze bestaan uit steen van 31 × 9 cM., 10 lagen 1,045 M., naar op de bekapping te zien is. Tegelijkertijd zal toen de - ongetwijfeld jongere - driezijdige koorsluiting zijn aangebouwd met muren van 51 cM., waarbijAfb. 20. Spijk. Ned. Herv. kerk. Plattegrond.
onder een muurplaat steen van 27 × 6 cM. werd aangetroffen. De lagere noorderuitbouw met muren van slechts 40 cM. moet een zeer late toevoeging zijn. Deze oversnijdt aan beide zijden een klein rondbogig venstertje of nis met kraalprofiel in den noorder schipmuur, waarvan dat aan den oostkant is dichtgezet. In het westelijk schipgedeelte zijn aan noord en zuidzijde sporen van voormalige ingangen zichtbaar. Ga naar margenoot+ In het thans door een bepleisterd houten tongewelf overdekte kerkruim teekenen zich flauw de sporen van weggebroken muralen en gedichte venstertjes af. Duidelijker toonen de noord- en zuidwand van het schip overblijfselen van hooge benedenspaarnissen, die met kleine boogjes waren afgedekt.
De kerk bezit:
Ga naar margenoot+ Galerij met eenig snijwerk (XVII B), en boven de deur een door twee gesneden leeuwen gehouden cartouche met de geschilderde alliantie-wapens van Cornelis van Maneil en Josina Petronella Alberda van Bloemersma en Beyma. Dubbelen koperen kaarsarm (XVII of XVIII). Ga naar margenoot+ Hardsteenen zerken met wapens voor leden van het geslacht Ubbena, en wel een voor Jan Ubbena († 1637) op het kerkhof, een beschadigde voor den hoveling Willem Ubbena toe Spyck († 1654) van 1,17 bij 1,76 M,; en een voor den hoveling Reynt Ubbena tot Spyck († 1721) van 0,82 bij 1,94 M., thans staande opgesteld in een kleedhok. | |||||||||
[pagina 57]
| |||||||||
Zilveren avondmaalsbeker, hoog 15,9 cM. waarop staat: freerk geertsGa naar margenoot+ kerkvoogd in der tyt 1730 en twee onduidelijke monogrammen. In den toren hangt een klok, in middellijn 94,5 en hoog 76 + 20 cM., metGa naar margenoot+ het volgende opschrift: anno 1709 moneo tot spyck. titie goossens heeft mij gegooten ras doen hij noch freijer was.
In het dorp staat een volgens opschrift in 1839 gebouwde korenmolenGa naar margenoot+ (pl. XVII, 1). Achtkante bovenkruier met stelling, riet op houten tusschenen onderstuk, rieten kap. |
|